'En daaruit kan een stroom van verzen vloeien'. Over de poëzie van Willem Wilmink
(Mirjam Braam, Harry Bekkering) Ons Erfdeel - 1989, nr 5, pp. 675-681
Bespreking van de poëzie en de opvattingen over poëzie van Willem Wilmink. Poëzie is voor hem geen ivoren-torenwerk, ze bezit geen aureool. Het is dan ook bijna vanzelfsprekend dat Wilmink in 1970 aansluiting zoekt bij het schrijverscollectief dat teksten schrijft voor VARA-programma's. Vanaf dat moment gaat hij zich ook toeleggen op kinderpoëzie. Als in de kinderliteratuur drie richtingen onderscheiden kunnen worden - een die het kind een beschermd kinderland wil geven door het ver van de maatschappelijke problemen te houden, een die het kind beschouwt als een volwassene en het wil voorbereiden op alles wat niet deugt in de maatschappij, en een die het kind neemt zoals het is - dan behoort Wilmink tot de laatste. Die richting gaat uit van ervaringen die kinderen met de schrijver kunnen delen - de dichter gebruikt daarbij een taal die kinderen wel kunnen voelen, mar nog niet zelf kunnen uitdrukken. Met bloemlezing.
Verder lezen?
Dit is een artikel waarvoor je moet betalen. Koop dit artikel of neem een abonnement om toegang te hebben tot alle verhalen van de lage landen.
Reactie plaatsen
Aanmelden