Deel artikel

geschiedenis opinie

Empathie is een gevaarlijk instrument om de geschiedenis te benaderen

15 mei 2024 4 min. leestijd

Met fictie kom je dichter bij de waarheid dan met gedegen historisch onderzoek, beweert schrijver Ilja Leonard Pfeijfer. Dat vindt historicus Elwin Hofman een misleidende aanname.

“Een provocatie”, noemde hij het. In een opgemerkt gesprek in De Afspraak blikte romancier Ilja Leonard Pfeijffer terug op de Homeruslezing die hij enkele dagen eerder had gegeven. Zijn stelling? “Dat je met fictie dichter bij de waarheid komt dan met gedegen historisch onderzoek.” Daar ben ik het als historicus mee oneens. Maar misschien niet om de redenen die Pfeijffer verwacht.

De titel van Pfeijffers lezing luidde: Is geschiedenis fictie? Het antwoord daarop moet ja zijn; op dat punt ben ik het met de auteur volmondig eens. Geschiedschrijving is fictie. Niet in de betekenis dat historici zomaar wat dingen verzinnen, wel in de zin dat fictie teruggaat op – Pfeijffer mag het als classicus wel weten – het Latijnse fingere: vormgeven, kneden. Net als schrijvers van historische fictie geven historici het verleden vorm via retorische en narratieve technieken. We kneden het verleden tot een verhaal met een begin, midden en einde.

Een wetenschappelijke historische studie is niet een opsomming van data en feitjes. Het is niet het aaneenrijgen van alle gegevens die met noeste arbeid uit historische bronnen zijn gepuurd. Dat weet Pfeijffer wel, maar hij impliceert het tegendeel. Een goede wetenschappelijke historische studie maakt een punt, een claim, over hoe het verleden in elkaar stak. Historici trachten te verklaren en interpreteren, suggereren oorzaken en gevolgen, en ondersteunen die vervolgens met argumenten.

Net als voor romanschrijvers zijn er voor historici bepaalde conventies waaraan ze zich moeten houden om hun betoog overtuigend te maken. In dat opzicht is ook wetenschappelijke geschiedschrijving fictie. De bewering “dat je met fictie dichter bij de waarheid komt dan met gedegen historisch onderzoek” berust dan ook op een misleidende tegenstelling. Gedegen historisch onderzoek bevat ook fictie.

Natuurlijk zijn er verschillende registers. Sommige historici zijn voortvarender in het gebruik van literaire technieken dan andere. De Amerikaanse cultuurhistorica Saidiya Hartman gaat bijvoorbeeld vrij ver met wat zij critical fabulation noemt: om de geschiedenis van zwarte queer vrouwen in de vroegtwintigste-eeuwse Verenigde Staten neer te schrijven, gaat ze creatief om met het schaarse bronnenmateriaal. Ze werkt die bronnen verder uit, leest tussen de regels en vermengt sporen van verschillende personen om meer diepgang te creëren.

Al veel eerder waagde ook Natalie Zemon Davis, een van de grootheden van de geschiedschrijving, zich aan verhaal en speculatie. In haar boek over de zestiende-eeuwse persoonsverwarring rond Martin Guerre trachtte ze de reacties en kijk op de wereld van gewone plattelanders te achterhalen en interpreteren. Ook als die niet goed gedocumenteerd waren. “Wat ik hier aanbied is tot op zekere hoogte mijn eigen verbeelding,” schreef ze, “die echter steeds nauwkeurig in bedwang wordt gehouden door de stemmen uit het verleden.”

Dat is waar Davis en Hartman afwijken van Pfeijffer. Pfeijffers methode bij het schrijven van zijn historische roman Alkibiades was die van de empathie. “Ik weet zeker dat het klopt wat ik heb verzonnen,” zegt Pfeijffer, “want Alkibiades heeft bezit genomen van mijn hoofd.” Pfeijffer was zo intensief met zijn onderzoekssubject bezig dat hij naar eigen zeggen een “medium” werd waarlangs Alkibiades hem zélf zijn gedachten, dromen en angsten vertelde.

Je een voorstelling maken van hoe iemand zich in de vijfde eeuw voor Christus voelde, vergt meer dan kennis van zijn of haar individuele omstandigheden

Dat bovennatuurlijke argument ligt minder voor de hand in wetenschappelijke historische kringen. Pfeijffer claimt dat hij door zich in te leven in het leven van Alkibiades tot zekerheid is gekomen. Als romanschrijver heeft hij geen verdere argumenten nodig. Wetenschappelijke historici hebben die juist wel nodig. Zeker wanneer ze geen hard bewijs hebben.

Davis en Hartman kregen beiden stevige kritiek op hun interpretaties. Zij konden die interpretaties wel ondersteunen met argumenten. Van de gevoelens van Martin Guerres echtgenote, die drie jaar lang samenwoonde met een man die zich als Guerre voordeed, had Davis geen bronmateriaal. Maar verklaringen van andere vrouwen op andere plekken konden aannemelijk maken hoe zij zich kon hebben gevoeld.

De methode van de empathie waarvan Pfeijffer zo hoog opgeeft is bovendien een gevaarlijk instrument. De schrijver twijfelt er niet aan dat “de oude Grieken in biologisch opzicht volledig gelijk aan ons waren”. Maar dat waren ze niet. Ze dronken geen pfas en ademden geen microplastics in. Ze hadden een andere hormoonbalans. Hun lichamen, hun hersenpaden en hun biologie pasten zich, net als de onze, aan hun omgeving en gewoontes aan. Dat betekent ook dat hun emoties anders werkten dan die van ons. Een oude Griek beleefde angst of woede niet op dezelfde manier als wij. Je een voorstelling maken van hoe iemand zich in de vijfde eeuw voor Christus voelde, vergt meer dan kennis van zijn of haar individuele omstandigheden. Je moet ook de ruimere gevoelscultuur bestuderen.

Hedendaagse concepten projecteren op mensen van tweeënhalf millennium geleden doet onrecht aan de fundamentele andersheid van het verleden

Net als historische studies volgen historische romans bepaalde conventies. Ze maken evoluties begrijpelijk vanuit een beperkte groep personages met eigen motivaties en een psychologische ontwikkeling. De lezer wordt geacht zich in te leven. In dat opzicht is de roman een product van de tijd rond 1800, toen concepten als psychologie, motivatie, individu en, inderdaad, empathie betekenissen kregen die nauw aanleunen bij wat we daar vandaag onder verstaan. Door de blijvende doorwerking van de oud-Griekse cultuur is het verleidelijk die concepten op mensen van tweeënhalf millennium geleden te projecteren. Dat doet onrecht aan de fundamentele andersheid van het verleden.

Pfeijffer is niet per se fout wanneer hij moderne conventies gebruikt om de ondergang van de Griekse democratie te begrijpen vanuit het perspectief van Alkibiades. We bestuderen het verleden nu eenmaal altijd vanuit het heden. Goede historische romans kunnen nieuwe interpretaties bieden, een breder publiek bereiken, verder onderzoek inspireren. Ze kunnen ook juist hedendaagse psychologische veronderstellingen in vraag stellen. Maar historische romans brengen ons niet dichter bij de historische werkelijkheid dan andere historische genres. Onkritische empathie kan dat zelfs in de weg staan.

Get Image

Elwin Hofman

Universitair docent cultuurgeschiedenis aan de Universiteit Utrecht

Reacties

Reacties zijn gesloten.

Lees ook

		WP_Hook Object
(
    [callbacks] => Array
        (
            [10] => Array
                (
                    [000000000000290b0000000000000000ywgc_custom_cart_product_image] => Array
                        (
                            [function] => Array
                                (
                                    [0] => YITH_YWGC_Cart_Checkout_Premium Object
                                        (
                                        )

                                    [1] => ywgc_custom_cart_product_image
                                )

                            [accepted_args] => 2
                        )

                    [spq_custom_data_cart_thumbnail] => Array
                        (
                            [function] => spq_custom_data_cart_thumbnail
                            [accepted_args] => 4
                        )

                )

        )

    [priorities:protected] => Array
        (
            [0] => 10
        )

    [iterations:WP_Hook:private] => Array
        (
        )

    [current_priority:WP_Hook:private] => Array
        (
        )

    [nesting_level:WP_Hook:private] => 0
    [doing_action:WP_Hook:private] => 
)