samenleving
taal
DE GOEDMENS, DE BOVENMENS EN HET IRONISCH FRAMEN. Waarom het moderne debat vaak zo ingewikkeld is
(Marc van Oostendorp) ONS ERFDEEL – 2016, NR 2, PP. 58-64
Een paar jaar geleden was de wereld nog overzichtelijk: goedmensen waren slecht. In Nederland en Vlaanderen was het mopperen op deze verdorven figuur niet van de lucht. Goedmens is een leenvertaling van het Duitse Gutmensch. Het doet een beetje denken aan de smalende manier waarop Friedrich Nietzsche over gute Menschen sprak – als mensen die zich hadden onderworpen aan de laffe christelijke moraal van het toekeren van je andere wang, en zo niet durfden te streven naar het grootse. Ook in het Nederlandse gebruik klonk iets dergelijks smalends: goedmensen zijn niet goed omdat ze zo’n nobele inborst hebben, maar omdat ze bang zijn – bang om de waarheid te zeggen, bang om die waarheid zelfs in te zien en bang voor de sociale druk van de medegoedmens.
Voor Nietzsche stond daar iemand tegenover: de bovenmens of, met een beladener Duitse term, de Übermensch, die de filosoof Hans Schnitzler in 2011 in een essay over de goedmens en de bovenmens karakteriseerde als “een aristocraat, een heerser, eentje die zelf waarden schept, een roofdier met een sterk, nietsontziend karakter, voornaam en afstandelijk, maar bovenal: vrij van rancune”.
Inmiddels is er een nieuwe betekenislaag toegevoegd. Het woord goedmens wordt nu door sommigen als een geuzennaam gebruikt. Opmerkelijk daarbij is dat een geuzennaam oorspronkelijk een naam was die iets negatiefs aanduidde: een gueux was een bedelaar, maar de geuzen trokken zich niets van die negatieve connotaties aan en vormden de betekenis om tot iets wat gunstig was. Dat is een vorm van ironie: je draait de betekenis 180 graden.
In het geval van goedmens heeft het woord oorspronkelijk niet meteen evident negatieve connotaties. Het werd door de oorspronkelijke gebruikers al vooral ironisch bedoeld: die mensen vinden zich reuze goed, maar ondertussen zitten ze helemaal verkeerd. Door zo’n ironische naam als “geuzennaam” te gebruiken, is de oorspronkelijke betekenis 360 graden gedraaid. We zijn weer terug bij af.
Dat is, geloof ik, een van de kernproblemen van het moderne debat in een notendop. Allerlei partijen proberen de discussie te kleuren door woorden een eigen interpretatie te geven en op een ironische manier te draaien. Allerlei technieken om het debat naar je eigen hand te zetten zijn de afgelopen twintig jaar gemeengoed geworden en daarmee, en door de eigenaardige manier waarop het internet werkt, eigenlijk dolgedraaid.
Twee van die technieken wil ik in wat meer detail bespreken: framing en ironie. Ze zijn allebei oud, maar ze zijn op verschillende manieren op een nieuwe manier de discussie binnengekomen – framing uit een Amerikaanse stroming in de sociale wetenschappen, ironie uit de Europese literaire traditie. Samen zorgen ze ervoor dat moderne debatten al heel snel uiterst ingewikkeld worden.
"
Verder lezen?
Dit is een artikel waarvoor je moet betalen. Koop dit artikel of neem een abonnement om toegang te hebben tot alle verhalen van de lage landen.
Reactie plaatsen
Aanmelden