In het uitgelichte dossier van de lage landen 2/2021 richten we ons vanuit helikopterperspectief op het platteland in Nederland en België. Achter dat thema blijkt een veelvoud aan problematieken schuil te gaan.
“Wie geeft nog om het platteland?” Toen deze suggestie viel aan de redactietafel, keken we elkaar aan alsof er zonet een hand uit de wolken een bliksemschicht losliet. De een dacht aan het feit dat hij weer maar eens in het groen op wandel was gegaan, de ander dat die ochtend de krant gewag maakte van een wedloop op buitenhuizen. Iemand citeerde dat het platteland de afstand tussen twee steden is en zo ging de discussie verder. Van de vraag of het niet beter omgekeerd is: dat de stad de parking van het platteland is, tot de oproep van Angela Merkel aan vluchtelingen om zich over het land te verspreiden, want daar is tenminste ruimte. Het bleek de kiem van het themadossier van dit nummer, maar dan met de minder brutale titel “Wat met het platteland?” Dat leek de enige juiste vraag en meteen het sein voor onze zoektocht naar de juiste invalshoeken en experts.
Pas nu, decennia ver in zijn carrière, schiet een urbanist van wereldformaat als Rem Koolhaas wakker: “Oeps, platteland vergeten!”
In 1970 schreef antropoloog Ton Lemaire in zijn monumentale werk Filosofie van het landschap: “De meest recente ontwikkeling in de stad-plattelandsverhouding is immers min of meer dramatisch: de tegenstelling zelf dreigt te worden opgeheven. Door de industrialisatie en de verstedelijking, maar vooral ook door de uitholling van de agrarische levenswijze is de spanning en tegenstelling tussen platteland en stad komen te vervagen. Boer-zijn is niet langer een bijzondere leefwijze, maar slechts de uitoefening van een beroep als alle andere, dat alleen toevallig te maken heeft met dieren en planten en er niet meer toe wordt gedwongen een andere instelling tegenover het leven te hebben dan andere beroepen.”
Alles wat in dit boek stond over het landschap als cultuur, historische breuklijnen, de betekenis van wonen, wandelen en reizen bleek haarscherp geanalyseerd, soms profetisch. Een jaar na publicatie, op 23 maart 1971, vond in Brussel de internationale boerenbetoging plaats die de eerder aangehaalde breuklijn gestalte gaf in haar protest tegen de gedwongen omslag naar grootschalige landbouw. Tevergeefs.
Hoe en waar willen we hier wonen? Hoe produceren we voedsel? Wat met de klimaatuitdaging en biodiversiteit? Wat is de rol van het beleid? Hoe krijgt het platteland een nieuw elan?
En wat zegt de toekomst? In februari 2020 opende in het Guggenheim in New York de tentoonstelling Countryside, the Future. Hoofdcurator is sterarchitect Rem Koolhaas. Een spandoek met This is not an art show hing als waarschuwing aan de gevel van het beroemde spiraalgebouw. Een tractor stond parmantig voor het portaal. Het platteland en zijn bezigheden leken wel een mortuaire aangelegenheid, opgebaard in een museum. Koolhaas vertrok vanuit de rampzalige verwachting van de Verenigde Naties dat over een twintigtal jaar 80 procent van de wereldbevolking in de stad woont en zo versneld ten onder dreigt te gaan aan klimaatopwarming en voedselschaarste. In die expo ontvouwt zich een masterplan, wars van sentiment – in tegenstelling tot een bepaald romantiserend discours – en met behulp van de technologie van de toekomst. In publieke optredens roept Koolhaas gedecideerd op “het platteland te omarmen, te redden”. Los van zijn terechte globale analyse fascineert het dat een urbanist van zijn formaat nu pas, vele decennia na de stichting van zijn bureau OMA, wakker wordt: “Oeps, platteland vergeten!”
In het uitgelichte dossier richten we ons vanuit helikopterperspectief op de specifieke context van Nederland en België. Achter het thema bleek een veelvoud aan problematieken schuil te gaan. Hoe en waar willen we hier gaan wonen? Hoe produceren we voedsel? Wat met de klimaatuitdaging en biodiversiteit? Wat is de rol van het beleid? Hoe krijgt het platteland een nieuw elan? “Dat is al lang niet meer een zaak van landbouwers, maar van burgers en consumenten”, stelt het openingsartikel over de doorwerking van de fameuze boerenbetoging van 1971. Je vindt verder twee niet mis te verstane pleidooien pro domo, het dorp dus, telkens vertrekkend vanuit een andere hoek op de Noord-Zuid-as. De tegenstrijdige beeldvorming van de boer ligt op de dissectietafel. We gaan terug in de tijd tot de opkomst van de kamerplant en een schilder-schrijver roept de terugkeer van het landschap over de kunst af. Nog vollediger vind je het op onze website, met onder andere een stuk over dorpsarchitectuur. Prangende vragen vergen dwingende analyses.
Mogen wij u suggereren deze gebundelde gedachten tot u te nemen op de hei, in een bos, op een duin, in de berm van een veldje?
Tussen de rubrieken van dit nummer door sloop het wereldwijde virus semi-ongevraagd de inhoudstafel in. Het muteerde tot een ferme oproep om een multidisciplinaire aanpak van de pandemie met de geschiedenis als gereedschapskist – politici, leest u mee? Cyrille Offermans, sterkhouder van de boekenrubriek, greep naar zijn loep om de toevloed van coronapublicaties te taxeren, terwijl de jonge dichteres Iduna Paalman over haar band met Bezette stad van Paul van Ostaijen en het project Besmette stad bericht.
Mogen we ten slotte suggereren deze gebundelde gedachten bij voorkeur tot u te nemen op de hei, in een bos, op een duin, geleund tegen een schuur, in de berm van een veldje of tevreden aan een beek, af en toe opkijkend van de roep van de kievit? En daar: nog een kievit!