Van een idee naar een huis en terug: 40 jaar de Brakke Grond in Amsterdam
De Brakke Grond, het Vlaams Cultuurhuis in hartje Amsterdam, viert zijn veertigste verjaardag. Het evolueerde van een politiek-ideologisch project tot een huis met een eigen artistieke missie. De Brakke Grond wil niet langer alleen de Vlaamse cultuur presenteren, maar zoekt ook actief naar verbinding met de Nederlandse én de internationale kunstwereld. Hoe verliep dat proces? En hoe kun je onderscheidend programmeren in een wereld waarin Vlaanderen en Nederland op zoek zijn naar hun culturele identiteit en de kunsten tegelijkertijd globaler functioneren dan ooit?
Elk ideologisch project begint met een leegte: de vaststelling van een gemis dat moet worden ingevuld. Het verschil tussen wat is en wat moet zijn werkt als een drijvende kracht en vertaalt zich in partijen en organisaties, maar evengoed in wetteksten of huizen. Vlaams Cultuurhuis de Brakke Grond is een voorbeeld van zo’n idee dat vaste vorm heeft aangenomen – toch wat infrastructuur betreft. Het zeventiende-eeuwse pand aan de Nes, in het hart van Amsterdam, vertegenwoordigt sinds 1981 het door de Vlaamse overheid gekoesterde verlangen naar culturele samenwerking en uitwisseling met Nederland.
Maar wat zich de voorbije vier decennia in dat huis heeft afgespeeld is uitdrukkelijk niet
opgetrokken uit hard materiaal. Binnen neemt het fluïde vormen aan. Het is kwetsbaar en onderhevig aan wat zich aandient aan politieke, economische, demografische, sociale en culturele ontwikkelingen in Vlaanderen, Nederland en de rest van de wereld. De Brakke Grond is een huis in voortdurende transformatie.
Dat de Brakke Grond een initiatief is van de overheid maakt de spanning tussen zijn politieke, artistieke en maatschappelijke dimensie nog pregnanter
Lijkt dat een open deur? Niet voor een instelling met zo’n sterke overheidsopdracht. Nog minder gezien het feit dat de opdracht zich situeert in het domein van kunst en cultuur, bij uitstek een gebied waar de politiek – Thorbecke indachtig – geen greep op zou mogen hebben.
Dat de Brakke Grond een initiatief is van de overheid en niet van de kunstensector, maakt het spanningsveld tussen zijn politieke, artistieke en maatschappelijke dimensie nog pregnanter. Maar ook: interessanter.
Zoals gezegd: het tekort is de motor voor een voortdurend zoeken naar balans tussen die verschillende krachten. In die zoektocht zelf ligt de identiteit van de Brakke Grond. Dit artikel is dan ook geen historisch overzicht, maar een bespiegeling over de veranderende gedaanten die het huis in vier decennia heeft aangenomen. Ik sprak met directeurs, kunstenaars en medewerkers. En stelde hen ook de vraag die onmiskenbaar boven de toekomst van de Brakke Grond zweeft. Wat is de opdracht van een binationaal huis in een globale wereld? Moet een kunstenveld dat steeds vanzelfsprekender – steeds inclusiever – internationaal denkt nog een ambassadeur hebben uit steen? Of biedt de Vlaams-Nederlandse samenwerking juist een alternatieve en noodzakelijke opstap naar die wereld?
© Jitske Nap
Cultuur als hefboom tot emancipatie
Het ideologische project dat onder meer de Brakke Grond schraagde, is de Groot-Nederlandse gedachte: de idee dat Vlaanderen en Nederland om diverse redenen (naast historische ook culturele en economische) opnieuw bij elkaar zouden moeten aansluiten. Zowel in Vlaanderen als in Nederland zijn er vandaag nog politieke stemmen ter rechter- en linkerzijde die deze gedachte onderschrijven. Maar de hoogdagen situeren zich in de jaren 1970, toen de eerste staatshervorming Vlaanderen autonomie verleende op het vlak van taal en cultuur. Voor de Vlaamse Beweging was cultuur dé hefboom tot emancipatie. Dat inzicht bracht bij de jonge gemeenschap een grote spreidingsbehoefte teweeg. In de jaren 1970 en 1980 verrezen overal in Vlaanderen culturele centra – ook de Brakke Grond zal oorspronkelijk opereren als Vlaams Cultureel Centrum. De handreiking naar Nederland is niet los te denken van dat Vlaamse zelfbewustzijn, met de taal als evidente gedeelde basis.
Op 23 mei 1981 wordt het gebouw aan de Nes geopend met een toneelzaal, een expositieruimte, een bibliotheek en een café
In 1974 beslissen Vlaanderen en Nederland een cultureel huis op te richten in elkaars hoofdstad. Op 23 mei 1981 wordt het gebouw aan de Amsterdamse Nes geopend, met daarin een toneelzaal, een expositieruimte, een bibliotheek en een café. De beheersovereenkomst met de Vlaamse overheid zou verschillende keren aangescherpt en verrijkt worden, maar ruwweg luidt de opdracht voor de Brakke Grond nog altijd: het uitdragen van de Vlaamse culturele identiteit, het presenteren van de meest actuele Vlaamse culturele ontwikkelingen met het oog op verdere verspreiding, het bevorderen van de Vlaams-Nederlandse culturele samenwerking.
© De Brakke Grond
Om een zicht te krijgen op de manier waarop de Brakke Grond die opdrachten vervulde en nog steeds vervult, werk ik met een wat kunstmatige opdeling: enerzijds de manier waarop het huis zijn rollen opneemt (het hoe); anderzijds de artistieke resultaten van die strategieën en de impact op de programmatie (het wat). Uiteraard zijn beide sporen in realiteit niet van elkaar te scheiden. Afsluitend kijk ik naar de uitdagingen voor de Brakke Grond in de toekomst.
HET HOE - van tonen naar verbinden
In de eerste twee decennia van zijn bestaan worstelt de Brakke Grond het sterkst met de vraag hoe
het zijn opdracht moet waarmaken. De directeurs en programmatoren maken integraal deel uit van de Vlaamse administratie en beschikken niet altijd over de ervaring of expertise om een sterke artistieke visie op te bouwen. De presentatie-opdracht spitst zich vooral toe op de podiumkunsten en haalt vanaf de late jaren 1980 de voornaamste exportproducten van de Vlaamse podiumkunsten naar Amsterdam: Needcompany, De Tijd, de Blauwe Maandag Compagnie, maar ook fris jeugdtheater als Speelteater en FroeFroe. De programmatie van de theaterzaal is op dat moment deels in handen van het verderop gelegen Frascati, dat ook theatertechnici en zaalmedewerkers levert. Bij de beeldende kunsten ligt de focus op historische onderwerpen en grote namen als James Ensor.
Coördinator publieksbegeleiding Maureen Vervloesem, die al sinds 1992 bij de Brakke Grond werkt, herinnert zich daarnaast de populariteit van de historische wandelingen, die sporen van de Vlaamse aanwezigheid in Amsterdam blootlegden. Vervloesem spreekt ook van de lading folders die maandelijks in de Nes werd afgeleverd, en waardoor de Brakke Grond een soort toeristische nevenfunctie ging vervullen.
© De Brakke Grond
Los daarvan is de vraag natuurlijk of de opdracht om de Vlaamse cultuur succesvol te promoten sowieso niet meer moet behelzen dan het tonen
van die cultuur. Elke winkelier zal bevestigen dat het simpelweg in de etalage zetten van een product niet de meest efficiënte strategie is om aandacht te trekken. Veel effectiever is het om in de deuropening te staan, potentiële klanten aan te spreken en er een klapke mee te doen.
Pas in 2002 beseft men dat professionalisering en een meer dynamische invulling nodig zijn om te voorkomen dat de Brakke Grond vastloopt
Dat inzicht rijpt ook bij de Vlaamse overheid, maar het rijpt langzaam: pas in 2002 beseft men dat een doorgedreven professionalisering en een meer dynamische invulling nodig zijn om te voorkomen dat de Brakke Grond vastloopt in zijn missie. Toenmalig Vlaams minister van Cultuur Bert Anciaux, die in het voorspoedige eerste decennium van het nieuwe millennium een frisse wind jaagt door het Vlaamse cultuurbeleid, stemt ermee in de administratieve logica in te ruilen voor een artistieke. Die verregaande depolitisering gaat gepaard met een nieuwe naam (Vlaams Cultuurhuis), een nieuw juridisch statuut, een nieuwe ploeg en een nieuwe strategie, die het eenrichtingsverkeer resoluut zou vervangen door een tweerichtingsverkeer. Daarbij wordt verbinden
belangrijker dan tonen.
HET HOE - een Nederlandse Stichting
Anciaux weekt de Brakke Grond los van de Vlaamse administratie en brengt de organisatie onder in een Nederlandse Stichting, gebonden aan de Vlaamse overheid via een beheersovereenkomst. Om te beginnen lost dat een boel praktische problemen op rond arbeidswetgeving en veiligheidsregels. Maar veel ingrijpender is het gebaar dat achter de inbedding schuilt. Wie af wil van het eenzijdige idee van “zending” doet er goed aan zijn huis steviger in te planten in de gastcontext. Dat betekent ook: Nederlandse werknemers in dienst nemen. Geen ambtenaren, maar mensen uit het veld met culturele expertise.
Leen Laconte, directeur van 2004 tot 2011, kijkt doelbewust verder dan de culturele diplomatie én de economische mogelijkheden
Dat alles zorgt voor een ingrijpende omwenteling in de geschiedenis van de Brakke Grond. Leen Laconte, die in 2004 directeur wordt, verbreedt de strategie van kunstpresentatie naar het ondersteunen, duurzaam inbedden en empoweren
van Vlaamse kunstenaars, expliciet gekoppeld aan het verbinden en samenwerken met Nederlandse partners. Ze focust daarvoor op multidisciplinariteit, co-programmatie, vernetwerking in de stad en festivals.
Laconte kijkt doelbewust verder dan de culturele diplomatie (de Brakke Grond als een cultureel prestigeproject) én de economische mogelijkheden (een grotere markt voor de Vlaamse kunstenaars). Ze vertrouwt erop dat beide vanzelf zullen voortvloeien uit een stevige samenwerkingsstrategie. In 2011 zegt ze: “Internationale samenwerking is zoveel meer dan export stimuleren. (…) Het is vanuit gedeeld belang dat we moeten kunnen werken, het zijn partnerschappen die de toekomst zullen maken.”
HET HOE - maatwerk en duurzame loopbanen
Die focus op partnerschappen is geen louter strategisch-inhoudelijke keuze, het is ook een noodzaak. De ambities zijn groot, zo herinnert Bettina Lorsheijd zich. Zij komt in 2007 bij de Brakke Grond als communicatiemedewerker. Lorsheijd: “We deden alles: nieuwe media, fotografie, muziek, literatuur, podium… Maar je hebt in Amsterdam al veel gespecialiseerde plekken voor die disciplines. Aanvankelijk kregen we maar moeilijk grip op het publiek. Leen loste dat op door brede festivals te programmeren en sterke partners aan te trekken.” Programmator Fleurie Kloostra heeft de uitgesproken wens om het publiek voor beeldende kunsten te verjongen, en gaat een alliantie aan met de Amsterdamse Museumnacht. In één nacht tijd vinden talloze jonge Amsterdammers, vaak voor de eerste keer, de weg naar het Vlaamse Cultuurhuis.
Toch blijft het vechten om publiek, vooral in de podiumkunsten. De grote Vlaamse podiumnamen hadden al een substantieel en relatief ouder publiek gevonden. Maar met het veranderen van de focus – van etalage naar netwerkorganisatie – is ook de programmering verschoven richting jong talent. Geen makkelijke klus, zegt Lorsheijd: “Je wilt die jonge makers niet voor twintig man laten spelen. Maar het vereist originaliteit en creativiteit om ze op een goede manier ‘in de markt te zetten’ – iedere keer opnieuw is het maatwerk.”
Vanaf 1999 is spreiding naar de rest van Nederland, buiten Amsterdam, de expliciete opdracht vanuit de Vlaamse overheid
Maatwerk – de juiste kunstenaar in de juiste context voor het juiste publiek – wordt des te belangrijker omdat duurzaamheid en langetermijndenken centraal gaan staan in de omgang met de kunstenaars. Vanaf 1999 is spreiding naar de rest van Nederland, buiten Amsterdam, de expliciete opdracht vanuit de Vlaamse overheid. Maar intelligente spreiding gaat over veel meer dan verkoop, zo beseft de ploeg. “Het gaat over het creëren van verrijkende omgevingen voor professionals”, zegt Laconte, “waarin je méér doet dan die programmatoren en curatoren een product aanpraten. Je bent niet alleen een presentatieplatform, maar ook en vooral een matchmaker.”
Slaagt de Brakke Grond erin zulke duurzame verbintenissen tot stand te brengen? Voor theatergezelschap Abattoir Fermé, dat rond 2004 voor het eerst in de Brakke Grond speelt, blijkt de koppelarij effectief. Zakelijk leider Nick Kaldunski: “Wij hadden nog geen enkele band met Nederland, en plots stonden we vijf dagen in Amsterdam. Vrij kort na die voorstellingen hebben verschillende vlakkevloertheaters ons geprogrammeerd. Ze zijn allemaal aan boord gebleven. Meer dan ooit merk ik vandaag hoe waardevol dat is: vertrouwen krijgen, jezelf niet steeds opnieuw moeten bewijzen.”
© Sofie Jaspers
Beeldend kunstenaar Nick Ervinck is kritischer. In 2006 stond hij met een grote tentoonstelling in het Vlaams Cultuurhuis. Ervinck: “Het was een fantastische ervaring, waarvoor ik erg dankbaar ben. Maar het bleef bij die ene expo. Ik kreeg niet het gevoel dat er ruimte was om een relatie op te bouwen met het huis, of met de Nederlandse curatoren.”
Bart Govaert, directeur sinds 2017, wil inzetten op coproducties: die garanderen een meer duurzame spreiding en een groter draagvlak
Bart Govaert, huidig directeur van de Brakke Grond, onderkent het belang van langetermijndenken in de relaties met de kunstenaars. Vandaag probeert hij bij elke nieuwe samenwerking meteen in trajecten te denken. En hij wil nog verder gaan. Govaert: “Ik wil de komende beleidsperiode inzetten op coproducties: die garanderen een meer duurzame spreiding en een groter draagvlak. We werken ook met de Nieuwe Makers Subsidie (ontwikkelingssubsidies uit het Fonds Podiumkunsten, EC) waardoor we twee jaar lang in samenwerking met partners met theatermaker Julie Cafmeyer in zee konden gaan, de komende twee jaar met performancedichter Mathieu Charles.”
HET HOE - van kwantitatieve naar kwalitatieve indicatoren?
De vraag naar de impact van de Brakke Grond op de loopbanen van kunstenaars is cruciaal – en tricky. Want in welke termen druk je succes uit? Publieksopkomst? Spreiding? Artistieke ontwikkeling? De succesfactoren die een kunstenaar voortstuwen (om niet het dwingende groeien
te gebruiken) zijn zelden toe te schrijven aan één huis. Ervinck: “2006 was een kantelmoment in mijn carrière, er gebeurde toen veel tegelijk. De Brakke Grond heeft absoluut een rol gespeeld in de schakel aan stappen die ik in die periode heb gezet. Alleen al het bespelen van die grote expozaal was een proeve van mijn ambacht. Maar ik kan de bekendheid die ik in die periode verwierf niet exclusief toeschrijven aan die tentoonstelling.”
De bescheidenheid siert Govaert, maar er zit ook een lastig kantje aan. De Brakke Grond krijgt het, lelijk gezegd, moeilijk om zijn rendement te bewijzen – en dat in tijden waarin een overheid nogal tuk is op return on investment. Govaert beseft dat: “Kijk, voor mij zijn onze kunstenaars de scherprechters: zij oordelen over de vraag of wij onze job goed doen. Als zij de Brakke Grond een warme, zinvolle, dynamische plek vinden die hen kansen geeft, dan hebben we het goed gedaan. Het is moeilijk onze werking louter op kwantitatieve indicatoren af te rekenen, zoals op publieksopkomst. Er zou meer ruimte moeten zijn voor kwalitatieve indicatoren om correct onze verdienste uit te drukken.”
HET WAT - love it or hate it: Amsterdam
De Brakke Grond staat in Amsterdam. Dat is meer dan een geografische vaststelling. Het zegt om te beginnen iets over de economische waarde van het pand. Dat de Vlaamse regering in 2012 even een sluiting overwoog, kun je met een beetje coulance dan ook eerder zien als een boekhoudkundige besparing van een armlastige regering dan als een ideologische afrekening – er worden ook ambassades gesloten die minder opbrengen. Maar de échte waarde schuilt natuurlijk in de sterk internationale context. Amsterdam is de kunstenstad par excellence, op en top gefestivaliseerd, internationale koploper inzake beeldende kunsten, design, dans, documentaire… Voor de Brakke Grond levert dat een dubbele liaison op: Amsterdam moet je omarmen, tegen Amsterdam moet je optornen.
Bart Govaert neigt naar het eerste. Bij zijn komst in 2017 trof hij een huis aan in overdrive, dat bij gebrek aan duidelijke richting had besloten zich dan maar op alle disciplines te storten. Govaert dikte de weidsheid in tot drie hoofdlijnen (podium, beeldende kunsten, muziek) en besloot voor alle externe programmalijnen maximaal mee te surfen op partnerschappen en internationale festivals – met het IDFA (International Documentary Film Festival Amsterdam) en het ADE (Amsterdam Dance Event) als meest in het oog springende voorbeelden. Govaert: “Amsterdam biedt soms opportuniteiten waar je je Vlaamse kunstenaars zo kunt inschuiven, op een manier die klopt. Toen we twee jaar geleden Berlin hadden met True Copy bleek die voorstelling geknipt voor het documentaire podiumluik van IDFA. We verkochten vier keer de grote zaal uit, iets wat we anders veel moeizamer hadden kunnen realiseren.”
Het is pas met de verzelfstandiging dat de programmering op niveau móét komen
Tegelijkertijd blijft het net door het verschroeiend hoge internationale niveau voor elk huis een uitdaging om in Amsterdam zijn publiek te vinden. Tot 2002 was er weinig ruimte om die uitdaging aan te gaan, al deed een programmeur als Michel Price eind jaren negentig veelbelovende pogingen. Piet Menu trad na de verzelfstandiging als programmeur podiumkunsten (2002-2008) in diens voetsporen en kon later als directeur (2012-2015) zijn visie nog beter realiseren.
Het is pas met de verzelfstandiging dat de programmering op niveau móét komen. De Brakke Grond beëindigt de samenwerking met Frascati en krijgt de volledige beschikking over zijn zalen, de ploeg van ambtenaren wordt vervangen door cultuurprofessionals en de blik verschuift van de gevestigde waarden naar jonger en actueler werk. Maar kwaliteit alleen is niet voldoende, zo beseft de ploeg. Laconte: “De kwaliteit moet Amsterdam-waardig zijn, maar tegelijkertijd moet je opvallen, en dus moet je de aandacht trekken.”
© De Brakke Grond
Laconte wil naast de professionals vooral ook het brede Amsterdamse publiek in huis brengen. Ze zet daartoe brede programma’s op die artistieke scherpte verenigen met culturele actualiteit en waarin niet zelden “hoge” en “lage” kunsten samengaan. Er komen multidisciplinaire en thematische festivals, rond Congo maar evengoed rond de Vlaamse kermis. Tijdens de fin de saison kookt de ploeg van de Brakke Grond voor het publiek. Laconte: “Naast kunst brachten we ook cultuur, politiek en actualiteit, in een genereus gebaar naar het publiek. Zo prikkelden we de nieuwsgierigheid, boden we iets aan dat nergens anders te zien was. Complementariteit was onze troef.”
HET WAT - complementariteit: het honoreren van het verschil
Met complementariteit is een cruciaal woord gevallen. Het heeft namelijk niet veel zin om Vlaamse kunst te lanceren die ter plaatse haar evenknie kent. Het gaat erom het eigene, en dus voor Nederland het andere, te introduceren. Govaert noemt dat “onderscheidend” programmeren. Over de definitie van dat “andere” is het moeilijk spreken zonder in clichés te vervallen. Wat maakt de Vlaamse kunsten anders dan de Nederlandse? Bij mijn gesprekspartners vallen termen als rafelig, onaf, weerbarstig, “met een voorkeur voor double entendres”. Over de methodiek: een nadruk op de creatie, met soms te weinig aandacht voor presentatie. En dan is er de taal, die makkelijk als gemeenschappelijk wordt geduid, maar naast wegbereider ook obstakel is. Want je denkt dat je elkaar verstaat, maar dat blijkt soms niet zo te zijn.
Interessanter dan een poging tot definiëring van het andere zijn de politieke implicaties van de keuze voor complementariteit. De rol van de Brakke Grond moet in dit opzicht goed begrepen worden: er zit in de opdracht om het verschil te maken geen culturele arrogantie. De opdracht tot verbinden is ook niet tegenstrijdig met de opdracht om anders te zijn. Verbinden betekent niet: het uitwissen van het verschil, maar het juist honoreren. Daar zit verder geen zweem zweverigheid aan. Het einddoel is geen eenvormigheid of culturele harmonie, laat staan een gemeenschappelijke culturele identiteit. Boeiender dan met elkaar samen te vallen, is van het verschil te leren, zegt Laconte.
De opdracht tot verbinden is niet tegenstrijdig met de opdracht om anders te zijn
Klinkt goed, maar er hoort ook een kanttekening bij. Verschil is verrijkend, maar er bestaat ook zoiets als een “ideaal verschil”, binnen de grenzen van de handreiking. Wanneer die grenzen te ver worden opgerekt, ben je eenvoudigweg uitgepraat. Een volstrekt subjectieve bekentenis: als theaterrecensent vind ik steeds moeilijker mijn gading in het almaar meer gestroomlijnde theater dat zich vooral op de grote Nederlandse bühnes manifesteert, en dat niet zelden de concurrentie lijkt aan te gaan met de Nederlandse niet-gesubsidieerde podia. Daarmee is niets gezegd over de kwaliteit, maar “verschillend” is het wel. Ik ben niet alleen met dat aanvoelen. Toen Abattoir Fermé de overstap wilde maken van de vlakke vloer naar grote zaal, stuitte het in Nederland op een welhaast gesloten circuit. Kaldunski: “Het kostte ontzettend veel moeite om voet aan de grond te krijgen. De keren dat het lukte deed het ook vreemd aan: plots zagen we onze affiche hangen tussen die van grote musicals. Uiteindelijk hebben we dat gevecht een beetje opgegeven.”
Culturele verschillen in de aard van het werk zeggen niet per se iets over het talent van Vlaamse of Nederlandse kunstenaars
Die culturele verschillen in de aard van het werk zeggen niet per se iets over het talent of de potentie van Vlaamse of Nederlandse kunstenaars, maar wel iets over de (beleids)context waarin ze werken. En die context stuurt wel degelijk de creaties, hij beïnvloedt hun omvang, toegankelijkheid, artistieke taal…
Om de obstakels in die verschillende contexten te overbruggen is er sinds 2020 OverBruggen.info, een platform dat kunstenaars aan beide zijden wil helpen om hun praktijk over de grens te brengen. Een deel van de achteruitlopende spreiding van Vlaamse kunstenaars in Nederland is bijvoorbeeld te verklaren door de verschillende manieren van subsidiëring, of simpelweg doordat de trein te duur is. Dat het platform pas recent werd opgericht zou je kunnen lezen als een noodgreep: blijkbaar loopt het de voorbije jaren toch nog niet zo snor met dat binationale verbinden. Of je zou er, bekeken vanuit globaal perspectief, je schouders over kunnen ophalen: et alors?
© Nick Chesnaye
UITDAGINGEN - globalisering en identiteitsdenken
Uitzoomen kan verhelderend werken. Vanop een afstandje bekeken wijst een tool als OverBruggen ons op een paradox: de oversteek naar Nederland is vandaag voor veel Vlaamse kunstenaars een stuk moeilijker geworden, maar tegelijkertijd ligt de wereld open. Dankzij nieuwe technologieën, waarbij de pandemie nog een extra zetje gaf. Anno 2021 zal de doorsnee millennial het idee van een binationaal huis “anachronistisch” vinden. Niet omdat een uitgesproken cultureel identiteitsdenken niet meer aan de orde is. Het zit juist op een piek, met zowel in Nederland als in Vlaanderen sterk identitair gekleurde zoektochten naar de culturele eigenheid, zoals het samenstellen van canons bewijst. Maar die poging tot het scheppen van identitaire helderheid doet zich juist voor in een wereld die sterker dan ooit globaal is en waarin de technologie verbindingen schept op heel andere voorwaarden dan de identitaire of de historische.
Zo bekeken is de band tussen Vlaanderen en Nederland arbitrair. Ervinck: “Je sticht een Vlaams Cultuurhuis in Nederland, maar waarom niet in Singapore of in New York? De kunstmarkt is razendsnel geïnternationaliseerd. De stap van Vlaanderen naar Nederland heeft niet meer het gewicht van vroeger. De Vlaamse overheid zou meer moeten doen om cultuur te internationaliseren. De vraag is of dat moet gebeuren met een huis als de Brakke Grond.”
© Ruben Hamelink
Leen Laconte deelt dat voorbehoud niet. Voor haar is de Brakke Grond hét instrument om die globalisering tegemoet te treden en de Vlaams-Nederlandse cultuur met vereende krachten in de wereld te verankeren. Laconte: “Elke geglobaliseerde samenwerking begint ergens, is geaard, anders betekent ze niets. Gaan we zomaar wat ad hoc gaan werken in de grote internationale bubbel? Los van elke realiteit? Ik blijf dan liever met de voeten op de grond, en vertrek van een concrete plek met een geschiedenis en een traditie.”
Naast het outreachen zou een ander perspectief kunnen zijn: het globale in huis halen. Dat is vandaag al in veel grote kunstenhuizen aan de hand. Denken in termen van omlijnde identiteiten heeft er plaats geruimd voor inclusief denken. Verschil in kleur, gender, discipline, geaardheid… neemt er op een volstrekt organische – en dus onnadrukkelijke – manier een plaats in. Het is minstens een prikkelende denkoefening voor de toekomst. Wat is vandaag “Vlaams”? Is een Irakese danser die een opleiding genoot aan het Brusselse P.A.R.T.S. en in residentie ging bij het Kortrijkse BUDA een Vlaming? En hoe Vlaams dienen de kunstenaars te zijn met wie de Brakke Grond samenwerkt?
Bart Govaert: ‘Vlaams is voor mij: wat speelt op het grondgebied van Vlaanderen en Brussel’
Bart Govaert blijkt alvast bereid om de kaders breed te interpreteren. Govaert: “Vlaams is voor mij: wat speelt op het grondgebied van Vlaanderen en Brussel. Toen we naar aanleiding van onze verjaardag door de lijstjes met artiesten gingen, schrok ik: ze waren in de eerste jaren uitgesproken wit en mannelijk. Dat is vandaag niet meer zo, al kan het nog inclusiever, bij kunstenaars en publiek.”
UITDAGINGEN - de grote verdwijntruc
Als elk voluntaristisch project begint bij een verlangen, dan leidt het verwezenlijken van dat verlangen vanzelf tot organisatorische zelfmoord – of zo hoort het toch. De socialistische beweging mag op de schop zodra de wereldwijde sociale rechtvaardigheid een feit is. Een dierenrechtenorganisatie kan het licht uitdoen zodra geen enkel dier op aarde nog lijdt.
Op dezelfde manier zou je kunnen zeggen dat de Brakke Grond er ultiem naar dient te streven om zichzelf op te heffen, zodra de idee van Vlaams-Nederlandse culturele samenwerking een ingedaalde logica is in de hoofden van de cultuurmedewerkers in beide landen. Dat ze zo vanzelfsprekend is dat ze geen stenen huis meer nodig heeft. Bart Govaert glimlacht om de gedachte: “Het zou een prachtige evolutie zijn: een idee dat stolt tot huis en vervolgens weer verdampt tot een mentaliteit die leeft in de hoofden van de mensen. Maar laat ons niet naïef zijn. Op dat punt zijn we nog niet.”
Dat is slecht nieuws. En goed nieuws. De Brakke Grond is nog niet toe aan zijn eigen grote verdwijntruc. Het kan, wellicht, nog veertig jaar mee.