In dit Couperusjaar neemt taalcolumnist Marten van der Meulen de boeken van de negentiende-eeuwse schrijver opnieuw ter hand. Bij het herlezen valt hem op hoezeer Couperus zich bewust was van hoe spraak werkt. ‘Show don’t tell is een van de krachtigste vormen van verhalen vertellen.’
Er is bijna geen dag in het jaar of het is de Dag van Iets. Alleen al in februari hadden we Dagen van Frikandel, Verbroedering, Nutella, Huwelijk, Veilig Internet, IJsbeer, Jeugdpastoraat en nog veel meer (kijk hier maar eens). En dan hebben we het nog niet eens over weken, laat staan over jaren. In die laatste categorie wordt iedere geboorte- en sterfdag van een schrijver of componist aangegrepen om een jaar lang festiviteiten rondom deze persoon te plannen.
© M. Goldsmid
Normaal heb ik daar niet zoveel mee. Maar dit jaar wel, want dit jaar is het Couperusjaar! Het is honderd jaar sinds het overlijden van Louis Couperus, een van de beste en meeste veelzijdige schrijvers binnen het Nederlandse taalgebied. Van zijn melancholiek-deterministische romans tot zijn uitzinnig romantische sprookjes: ieder boek is weer een feest. En hoewel ik sowieso zijn boeken al wel lees, biedt zo’n jubileumjaar toch weer extra gelegenheid om er nog eens eentje ter hand te nemen.
Nu kan ik het natuurlijk niet helpen dat ik ook let op het taalgebruik in Couperus’ boeken. Dat is namelijk fascinerend én schitterend. Ik schreef eerder al over zijn bewust ouderwetse gebruik van Franse woorden (palafroet, tempeest, damosel), maar ook over zijn nieuwvormingen (Ik ben de wetendste en Heelal, verontvruchtbaar) en zijn bijvoeglijke naamwoorden (bloembladersneeuwende, teenkrampenden voet). En zelfs zijn gebruik van leestekens en accenten is interessant!
Recent las ik Van oude menschen, de dingen, die voorbijgaan. Ook daarin viel me iets op, dat nu niet te maken had met woorden of zinsstructuren of spelling. Het ging me om de manier waarop de spraak van sommige personages is weergegeven. Nu lijkt gesproken taal in fictie best overzichtelijk. Personages spreken eigenlijk altijd in mooi afgeronde volzinnen, onderbreken elkaar niet, beginnen niet om de haverklap opnieuw, zijn altijd goed verstaanbaar en coherent. Wel zo handig: zo zijn alle gesprekken goed te volgen.
Maar het is goed om te beseffen dat al die eigenschappen in échte gesproken taal helemaal niet vanzelfsprekend zijn. Daarin breken mensen juist allerlei zinnen af, en praten ze in ellipsen (met weggelaten informatie). Ze onderbreken elkaar voortdurend, en praten soms zelfs door elkaar. Ze beginnen ook regelmatig zinnen opnieuw, als ze iets toch even in een andere volgorde wilden vertellen. En er gaan eindeloos dingen mis, van onbegrip tot onverstaanbaarheid. Onderzoek uit 2015 liet zien dat we gemiddeld een keer per ongeveer anderhalve minuut iets moeten repareren.
Een ander bijzonder element van gesproken taal waarvan we ons vaak niet bewust zijn, is herhaling. Het is heel normaal om woorden meer dan één keer na elkaar uit te spreken. Dat geldt voor zelfstandige naamwoorden of voorzetsels, maar vooral voor lidwoorden.
Eerder bekeek ik eens hoe vaak lidwoorden worden herhaald in het Corpus Gesproken Nederlands. Dat is een verzameling van bijna 900 uur met 9 miljoen woorden aan allerlei vormen van gesproken taal. Mijn onderzoekje leverde allerlei leuke herhalingen op. En vooral ook véél herhalingen: alleen al voor de, het en een vond ik bijna zevenduizend herhalingen. De extreemste was zelfs negen keer een:
dat is een zeg maar een een een een een een een een een manier van genezing die uit Japan komt
In literatuur kom je herhalingen vrijwel nooit tegen, en zeker niet zoveel keer achter elkaar. Maar wél in ‘Van oude menschen, de dingen, die voorbijgaan’
Je komt zulke herhalingen in fictieve gesprekken vrijwel nooit tegen, en zeker niet zoveel keer achter elkaar. Maar wél in Van oude menschen, de dingen, die voorbijgaan. Zo bont als bovenstaand maakt Couperus het niet. Hij gebruikt een aantal herhaalde woorden die je op zich wel vaker tegenkomt: zo-zo en ja-ja. Maar hij doet daar toch nog wel iets bijzonders mee, vooral in de spraak van dokter Roelofsz. Hier een paar voorbeelden:
Ja, maar die gloeit ook altijd van binnen, zei dokter Roelofsz venijnig. Zoo-zoo-zoo, dat zijn de kinderenn …
terwijl de dokter nog beneden bleef, pratende met oude Anna: Ja-ja-ja-ja, zoo-zoo-zoo!
zoo-zoo-zoo… ja-ja… mompelde de dokter en viel op een stoel.
Niet alleen de herhaling is leuk, ook het feit dat de dokter deze woorden bijna als stopwoordjes gebruikt is aardig. Hij herhaalt namelijk niet de hele tijd andere woorden (wat je misschien zou verwachten in een echt gesprek). Hij gebruikt deze specifieke woorden telkens opnieuw. Het laat mooi zien dat Couperus zich goed bewust was van hoe spraak werkt. Hij gebruikt het bovendien bewust om Roelofsz als een bedachtzame en weifelende man neer te zetten.
In het monumentale De boeken der kleine zielen laat Couperus mooi zien hoe je op een realistische manier een ander kenmerk van gesproken taal kunt weergeven: prosodie. Dat is het ritme, de toonhoogte en de nadruk van taal. In geschreven taal zie je die elementen meestal niet, behalve door beschrijvende woorden als venijnig of mompelde hierboven. Dat zegt wel iets over hoe de taal wordt uitgesproken. Maar er is zoveel meer, zoals dit voorbeeld laat zien:
Nu… ik zeg het niet… om iets KWAADS … van Adòlfine te zeggen… Maar Emilietje, Van Raven… wat ziet DIE er slecht uit en MOÊ . Gáát het wel HEEL GOED … met jullie??
Hier doet Couperus twee dingen. Hij geeft aan dat specifieke woorden met nadruk worden uitgesproken. Hier is die nadruk weergegeven met hoofdletters, in mijn gedrukte versie zijn deze woorden schuingedrukt. Dit verlevendigt de tekst al: het ritme geeft reliëf en toonhoogte.
Couperus verlevendigt zijn teksten met ritme, toonhoogte en nadruk
Maar Couperus doet nóg iets. Hij geeft ook de tempowisselingen in de tekst aan, door zijn voortdurende gebruik van puntjes. We doen dat ook wel af en toe in teksten, maar heel spaarzaam. Dat is … best jammer, want het heeft een krachtig effect, van een bepaalde terughoudendheid bij de spreker. Ze twijfelt of ze dit wel zo zal zeggen. Je kunt dat ook weergeven door te schrijven “Cateau zei terughoudend”, maar dan laat je het zien. Ik vind dat veel mooier: show don’t tell is een van de krachtigste vormen van verhalen vertellen.
Het lijkt iets kleins, de weergave van gesprekken. Het is ook zeker niet de enige reden waarom ik van de boeken van Couperus houd. Maar het draagt er wel aan bij. Ik raad iedereen dus aan een van de boeken uit zijn forse oeuvre te lezen, juist dit jaar. Je vindt er vast iets in dat jij mooi vindt.