De Franse Nederlanden
samenleving
Zo werken Noord-Frankrijk en Vlaanderen grensoverschrijdend samen: vaststellingen na het symposium in Rijsel
Hoe ziet de dagelijkse grensoverschrijdende samenwerking eruit? Hoe beleven jongeren die? En welke rol kunnen kunst en cultuur daarin spelen? Dat werd besproken in het Hospice Comtesse in Rijsel tijdens het symposium ‘Samenwerking: Noord-Frankrijk en Vlaanderen gaan in dialoog’, georganiseerd door de lage landen en partners uit Vlaanderen en Noord-Frankrijk. Nicolas Montard licht enkele belangrijke bevindingen uit.
© Tom Christiaens
Grensoverschrijdende samenwerking is een noodzaak
Praten over grensoverschrijdende samenwerking in het dagelijks leven betekent vaak praten over werkgelegenheid. Dat was het geval op woensdag 17 april in het Hospice Comtesse in Rijsel. “Zonder de instroom van Franse werknemers zouden we een groot probleem hebben”, erkende meteen Christof Dejaegher, burgemeester van Poperinge. Hij vermeldde ook de toename van Belgische bedrijfsvestigingen in Frankrijk, vanwege het gebrek aan beschikbare bouwgrond in eigen land.
Panel 1 - Grensoverschrijdende samenwerking in het dagelijks leven. Met: Nathalie Legros-Bécuwe (directrice EGTS West-Vlaanderen/Flandre-Dunkerque-Côte d’Opale); Christof Dejaegher (burgemeester van Poperinge en voorzitter van de Provincieraad van West-Vlaanderen); Christine Gilloots (burgemeester van Bray-Dunes en vicevoorzitter van de Stedelijke Gemeenschap van Duinkerke); moderator Jolien De Bouw © Tom Christiaens
Het milieu dringt zich op als een nieuwe kwestie waarover samenwerking essentieel is, met thema’s als kustbescherming, klimaatverandering, zandsuppletie, overstromingen en de bescherming van waterlopen. Dit is een “fundamentele uitdaging, de grootste van allemaal”, aldus Christine Gilloots, burgemeester van Bray-Dunes.
Voor grensgebieden is samenwerking een plicht, benadrukte ook de burgemeester van Poperinge. “Aan de grens bevind je je steevast weg van het centrum, in een uithoek, op een plek waarnaar de staatsfinanciën minder makkelijk heen vloeien. Die frustratie kunnen we aanpakken door de handen vaker ineen te slaan. Die samenwerking moet op Europese leest geschoeid zijn, waarbij we de gebaande paden durven te verlaten. Toerisme en cultuur, daarmee zit het wel goed. Maar over economie, bestuur, werkgelegenheid, onderwijs: daarover moeten we meer in gesprek gaan.”
Anne Vanpeene, departementaal raadslid van het departement Nord: ‘Als buren zou grensoverschrijdende samenwerking een natuurlijke reflex moeten zijn. De huidige samenwerking mag dan al goede resultaten opleveren, het komt erop aan om ze te versterken en uit te breiden naar alle domeinen, en vooral op menselijk vlak, op het niveau van de bevolking zelf. Zonder ontmoetingen van mens tot mens blijft samenwerking onvolledig.’ © Tom Christiaens
Er zijn wel tal van hindernissen
Tijdens de drie debatten werden verschillende obstakels geïdentificeerd. De eerste is natuurlijk de kennis van elkaars taal. Het is een understatement om te zeggen dat België meer Franssprekende Vlamingen heeft dan dat Frankrijk Nederlandssprekende Franstaligen heeft. Al blijkt uit onderzoek dat de jongere generaties Vlamingen minder vaak Frans spreken.
Voor dagelijkse activiteiten is een beperkte kennis van de taal niet noodzakelijk een probleem. Daarover waren de gesprekspartners het eens. Maar zodra je je als werknemer op een meer technisch gebied begeeft, of gaat over administratieve zaken als arbeidscontracten of gezondheidsprocedures, dan wordt het wel een obstakel.
De kennis van het Nederlands leverde veel stof op tot discussie. Christof Dejaegher had het bijvoorbeeld over de concurrentie tussen het Nederlands en het Frans-Vlaams. Hij benadrukte dat het archaïsche Frans-Vlaams veel minder relevant is dan het Nederlands voor uitwisselingen met Vlaanderen. “Het is een dialect dat een dode taal is geworden. Met die taal kun je niets meer doen in Vlaanderen. Het is beter om te leren communiceren in de standaardtaal.”
Panel 2 - De verwachtingen van de jeugd, met: Sander Snauwaert (student Frans aan de KULAK in Kortrijk); Sophie Stanitz (voormalig student Nederlands aan de Universiteit van Rijsel); Freya Lombaert (voormalig student Gezondheidswetenschappen aan de HOWEST hogeschool in Kortrijk); moderator Jolien De Bouw © Tom Christiaens
Kiezen voor het Nederlands, dat deed de familie Ducourant, die in het publiek aanwezig was. Een van hun twee kinderen loopt school in het West-Vlaamse Abele. “In de dagelijkse praktijk gaat dat vlot. Al vraagt het wel wat logistieke inspanningen en zijn we wat afhankelijk van de welwillendheid van enkele families”, zei Emilie Ducourant, oppositielid in Belle. “Maar we hebben nooit spijt gehad van onze keuze. Hier in Frans-Vlaanderen moeten we werk maken van tweetalige scholen, zodat kinderen uit alle sociale klassen toegang hebben tot de Nederlandse taal en haar rijkdom.”
Sophie Stanitz: ‘Omdat ik er als kind mee geconfronteerd werd, weet ik dat het een kans is om ondergedompeld te worden in een taalbad waar je twee talen tegelijk leert. Ik doe het dus voor mijn kinderen, het leek me logisch dat ze beide talen zouden leren.’ Sander Snauwaert: ‘Frans is niet echt aanwezig in ons dagelijks leven in Vlaanderen.’ © Tom Christiaens
Een belangrijke noot in dit uitgebreide debat kwam ook van Didier Samain, professor emeritus aan de Sorbonne, verbonden aan het Huis van het Nederlands in Belle. Hij vroeg aandacht voor het feit dat er aan de Franse universiteiten niet één leerstoel Nederlands meer is. “Rijsel en Parijs hadden er elk een, maar intussen zijn die allebei verdwenen. Het probleem stelt zich op alle niveaus. In deze regio leert minder dan 1 procent van de leerlingen nog Nederlands. Terwijl in de Elzas 95 procent van de leerlingen Duits leert. We hebben geen leraren omdat we ze niet kunnen opleiden. De situatie van het Nederlands in Frankrijk is rampzalig.”
Verder zijn er ook administratieve hindernissen. Christof Dejaegher wees bijvoorbeeld op de vele – te veel – formaliteiten voor Belgen die in Frankrijk willen werken of met Frankrijk willen samenwerken. “Ik denk dat Belgen minder veeleisend zijn wanneer Fransen in ons land komen werken.” Voor evenementen die op maar enkele tientallen meters van elkaar plaatsvinden gelden er andere veiligheidsnormen. Wil je vanuit Frankrijk met kinderen van een school aan de grens even verderop naar België gaan, dan moet je eerst allerlei vergunningen aanvragen. Zo werden nog tal van hindernissen opgesomd.
Christine Gilloots: ‘Wat ons bedroeft, dat zijn de normen. Het is veel eenvoudiger voor jonge Belgen om naar Frankrijk te komen dan voor ons om onze schoolkinderen naar het buitenland te brengen... Hetzelfde geldt voor wielerwedstrijden. Hoe vaak heb ik niet gehoord: nee, we gaan niet door Frankrijk, dat is te ingewikkeld!’ © Tom Christiaens
Een ander verhelderend voorbeeld kwam van Sophie Stanitz, tijdens het debat over de verwachtingen van de jeugd. Stanitz is een jonge Belgische die Nederlands studeerde aan de universiteit van Rijsel. Het literaire traject in Rijsel beantwoordde meer aan haar verwachtingen dan dat van de opleidingen in Brussel of Leuven. Maar nu ze les geeft in België is het een ware strijd om haar diploma gelijk te laten stellen. “Noord-Frankrijk en België zouden beter moeten samenwerken op het gebied van onderwijs.” Dat zou de grensoverschrijdende mobiliteit van jongeren zeker vergemakkelijken.
Initiatieven die werken
Sinds het einde van de voorbije zomer rijdt een bus tussen Poperinge en Hazebroek. Christof Dejaegher pleitte ervoor om dat experiment uit te breiden naar andere lijnen. De recente grensoverschrijdende samenwerking met Hazebroek wordt volgens de Poperingse burgemeester vergemakkelijkt door de vergelijkbare omvang van de twee steden (ongeveer twintigduizend inwoners). Samenwerking is niet altijd gemakkelijk als de buurman veel bescheidener van omvang is.
Christof De Jaegher: ‘We moeten buiten de gebaande paden durven te gaan. Op het vlak van cultuur, toerisme of in historische context, daar gaat het redelijk goed, daar is het niet zo moeilijk. Maar als we echt grensoverschrijdend willen werken, moeten we praten over economie, bestuur, werkgelegenheid, onderwijs. We moeten verder gaan in grensoverschrijdende samenwerking, de verschillende instellingen in de regio moeten meer middelen krijgen zodat onze regio een eurodistrict kan worden.’ © Tom Christiaens
Begeleiding is essentieel om het grensoverschrijdend gevoel te ontwikkelen. Nathalie Legros-Becuwe, directeur van de Europese Groepering voor Territoriale Samenwerking West-Vlaanderen/Flandre-Dunkerque-Côte d’Opale, benadrukte dat elk initiatief welkom is om werkzoekenden dichter bij de Belgische arbeidsmarkt te brengen. Zoals het Europees Huis in Duinkerke, dat sinds 2007 mobiliteitsworkshops organiseert. “Van de 2.500 begeleide personen is de helft ook aan de andere kant van de grens gaan kijken. Een derde heeft nu een job in Vlaanderen, terwijl ze in Frankrijk wonen. Zulke kleine dingen, die onbenullig lijken, helpen de bewoners om mobiel te worden en ook de andere kant op te kijken.”
Panel 3 - Cultuur als bindmiddel, met: Ingrid Tahon (manager Paul Delvaux Museum in Koksijde); Bart Noels (journalist); Cécile Laffon (directrice Musée départemental de Flandre in Kassel); moderator Jolien De Bouw © Tom Christiaens
Een instelling die geen moeite heeft om Belgen aan te trekken, is het Musée de Flandre in Kassel. Vorig jaar kwam 25 tot 30 procent van de bezoekers uit België. Dat is te danken aan de efficiënte communicatie en media-aandacht aan Vlaamse zijde. Het museum in Kassel werkt dan ook steeds meer samen met de andere kant van de grens, zei directrice Cécile Laffon. “Bij het uitlenen van kunstwerken reageren Belgische musea vaak als eerste, de samenwerking is soms zelfs eenvoudiger dan met Franse musea.”
Cécile Laffon: ‘Communicatie, communicatiekost en media spelen een grote rol. Dat zagen we bij de tentoonstelling Hans Op de Beeck in 2023. We hadden nog nooit zoveel mediabelangstelling gehad. Dit bracht ons enorm veel Belgisch publiek, het is een positieve spiraal.’ © Tom Christiaens
Beter communiceren over de overkant, van jongs af aan
Beter communiceren, dat is één van de belangrijkste lessen uit deze debatten. In het debat over de jeugd vertelden Freya Lombaert en Sander Snauwaert hoe moeilijk het is om vanuit België informatie te krijgen over Franse scholen. Daarom kozen ze er uiteindelijk voor om Frans te gaan studeren in eigen land.
“Er moet veel meer gecommuniceerd worden over wat aan de andere kant van de grens gebeurt”, zei Christine Gilloots. “Mensen denken er niet spontaan aan, en dat heeft vooral te maken met een kennisgebrek.”
Koenraad Marchand: ‘Ik ben ervan overtuigd dat de nieuwe generatie een andere manier zal vinden om met elkaar te communiceren, over de grenzen heen. Jongeren kunnen al communiceren in een geglobaliseerde wereld via sociale media, ze zullen dat ook doen tussen twee buurlanden. Het is aan ons om manieren te vinden die hen motiveren om onze regio te ontdekken.’ © Tom Christiaens
Vergelijkbare taal horen we bij Ingrid Tahon, manager van het Paul Delvaux Museum in Sint-Idesbald: “We moeten van jongs af aan grensoverschrijdende reflexen kweken.” Maar als mensen de grens oversteken – bijvoorbeeld voor een grensoverschrijdend feest georganiseerd door De Panne en Bray-Dunes op 15 en 16 juni – moet er ook nog steeds aandacht zijn voor de kwaliteit van wat ze aangeboden krijgen en voor goede begeleiding. Journalist Bart Noels pleitte tijdens het debat over cultuur voor echte bemiddeling. Dat is nodig met het oog op de tevredenheid van het publiek uit de grensregio, zodat ze zin hebben om terug te komen.
Nathalie Legros-Becuwe: ‘We moeten gewoon de voorwaarden creëren voor een gemeenschappelijke leefruimte, een ruimte van ons allemaal. Het is niet moeilijker dan dat, wat niet wil zeggen dat het makkelijk is. Maar we zijn mensen van goede wil. En zodra we alle politieke niveaus bij elkaar hebben, kunnen we met elkaar praten.’ Gaetan Poelman (Algemeen Afgevaardigde van Vlaanderen in Frankrijk): ‘We hebben een zeer solide en oneindig gevarieerde basis voor samenwerking. Er is nog veel meer mogelijk. Dat is een mooi toekomstperspectief.’ © Tom Christiaens
Dit symposium werd georganiseerd door Septentrion en les plats pays/de lage landen, in samenwerking met het Département du Nord, de Provincie West-Vlaanderen, en het Hospice Comtesse – Ville de Lille, met de steun van de Diplomatieke Vertegenwoordiging van Vlaanderen in Frankrijk.
Convergences
Lees meer over grensoverschrijdende samenwerking in het dossier Convergences, nu in Septentrion.
(Her)beluister de gesprekken
Meer weten over de samenwerking tussen Noord-Frankrijk en Vlaanderen? (Her)beluister hier een deel van de gesprekken van het symposium.
Reactie plaatsen
Aanmelden