Zeg iets wat nog nooit gezegd is
Hoe vaak komen dingen voor in taal? Het is een vraag die Marten van der Meulen dolenthousiast maakt. Neen, niet alles is al gezegd!
Op YouTube kijk ik graag naar korte clips van de serie Game Changer. Daarin moeten komieken improviseren in een soort spelshow. Groot probleem: aan het begin van iedere aflevering krijgen ze niet te horen wat de regels zijn. Het levert hilarische en bizarre momenten op. Onlangs kwam er een filmpje langs waarbij de panelleden werd gevraagd iets te zeggen wat nog nooit gezegd was. Lezer, daar ging mijn taalgevoel van vibreren.
Deze vraag gaat namelijk over frequentie, over hoe vaak dingen voorkomen. Laat dat nou een van mijn favoriete taalelementen zijn. Mijn proefschrift ging er voor een heel deel over, ik redigeerde er een boek over, ik ben er dol op. Frequentie speelt een enorme rol in het leren van taal, in communicatie, in wat makkelijk en moeilijk is. Maar dat terzijde. Terug naar de vraag.
Op het eerste gezicht lijkt het misschien moeilijk om iets echt nieuws en origineels te zeggen. Er wordt namelijk door ieder mens op aarde de hele dag door taal geproduceerd. Dat gebeurt bovendien al tienduizenden jaren. Al met al is dat een onvoorstelbare hoeveelheid. Is niet alles inmiddels al gezegd?
Het antwoord is nee. Absoluut niet, nooit niet, nergens niet. Dat heeft verschillende oorzaken. Ten eerste heeft iedere taal een superlatiefoverstijgende hoeveelheid unieke woorden. Van het Nederlands wordt wel gezegd dat er sinds de twaalfde eeuw maar liefst zestig miljoen woorden en woordvormen zijn geweest. Veel daarvan zijn obscuur of in onbruik geraakt. Toch behoren ook al die woorden tot de Nederlandse taal. Zestig miljoen woorden. Alleen al om die allemaal te produceren ben je een leven bezig. En dan kun je ze ook nog eindeloos combineren, en je kunt ze herhalen, en wat al niet. Ik weet niet eens hoe ik moet uitrekenen hoeveel mogelijke combinaties dat oplevert, maar het zijn er veel. Zeker als je een wat langere tekst schrijft, zoals deze column, is de hoeveelheid permutaties zo ontzagwekkend groot dat het belachelijk wordt.
Is niet alles inmiddels al wel gezegd? Het antwoord is nee. Absoluut niet, nooit niet, nergens niet
Veel van de mogelijke woordcombinaties zijn onzinnig: leest kamer bij naar vrees vlees angstig is, denk ik, uniek, maar betekent niets. Laten we zeggen dat je iets zinnigs nieuws moet zeggen. Zelfs met die voorwaarde is dat geen enkel probleem. Dat heeft met een tweede oorzaak te maken: we zeggen heel vaak vrijwel hetzelfde. Een heel groot deel van onze taal bestaat uit telkens maar dezelfde woorden en woordcombinaties. Kom je eten? Geef dat even aan. Ik ben wat later. Ik hou van je. Ja daar ja! Enzovoorts, enzovoorts. En dan hebben we ook nog de woorden die zo eindeloos vaak voorkomen. Neem de. In de krantenteksten van het Corpus Hedendaags Nederlands is dit woord goed voor meer dan zes procent van alle woorden. Samen met de vier andere meest frequente woorden, het, een, van en in is de zelfs goed voor bijna zeventien procent van alle woorden.
Toch zegt woordfrequentie niet zoveel over de mogelijkheid creatief te zijn. Alleen in uitzonderlijke gevallen komen lidwoorden na elkaar voor. Hoewel, in gesproken taal kom je ze verrassend vaak samen tegen. Maar dat is een verhaal voor een andere keer. Zodra je woorden achter elkaar gaat zetten neemt hun frequentie enorm af. Kijken we naar tweewoordcombinaties van de meest voorkomende lidwoorden samen met de meest voorkomende zelfstandige naamwoorden, dan gaat het aantal rap naar beneden. De mens komt ongeveer 125.000 keer voor (op zes miljard woorden in totaal), het jaar wel 298.000 keer, het onderwerp 45.000 keer.
Nu wordt het leuk. Want na een lidwoord en zelfstandig naamwoord komt er meestal een werkwoord. Dat gaat gegarandeerd nieuwe combinaties opleveren. Deze drie zelfstandige naamwoorden, mens, jaar en onderwerp, komen namelijk helemaal niet met alle werkwoorden voor. Kijk maar: het onderwerp hoest: nul hits. De mens zoende: geen resultaten. Het jaar vergat: weer niks. Met twee woorden kan dit ook al. Ik houd zelf erg van nieuwe combinaties bedenken van bijvoeglijk naamwoorden en dierennamen. Wedergeboren ocelot, weledelgeboren quaggamossel, kieskeurige murene. Allemaal ogenschijnlijk uniek.
Zou je écht kunnen onderzoeken of iets nog nooit eerder gezegd is? Hoe zou je dat dan doen? Dat vind ik eigenlijk best een interessante vraag
Dit is natuurlijk maar een beetje uit de losse pols. Zou je écht kunnen onderzoeken of iets nog nooit eerder gezegd is? Hoe zou je dat dan doen? Dat vind ik eigenlijk best een interessante vraag. Sterker nog, ik zou studenten graag deze en soortgelijke vragen voorleggen. Op die manier leer je namelijk nadenken over methodologie, over ethiek, over creatief problemen oplossen, en over de moeilijkste dimensie voor wetenschappers: haalbaarheid.
Al die mensen die ooit iets hebben gezegd, tsja, daar kunnen we namelijk niet achter komen. We hebben voor het verleden wel wat geschreven bronnen, maar dat is maar een fractie van alle taal die werd geproduceerd. En zelfs dan zijn er heel veel boeken waarvan we niet eens weten dat ze er waren. Dat is dus niet haalbaar om te onderzoeken. Hetzelfde geldt eigenlijk voor alle gesproken taal nu. En alle niet-gedigitaliseerde boeken, en alle persoonlijke appjes en brieven en boodschappenlijstjes en graffiti en straatnaambordjes en eindeloos veel meer. Goh, als je er zo over nadenkt, onderzoeken we eigenlijk altijd maar een piepklein deel van het totaal aan taal.
Het meest fundamentele probleem in de wetenschap: hoe kun je ooit weten of iets waar is, als je niet alles bestudeert?
Je komt zo uit bij het meest fundamentele probleem in de wetenschap: hoe kun je ooit weten of iets waar is, als je niet alles bestudeert? Dit wordt wel de paradox van Hempel genoemd. Het simpele antwoord is dat we proberen een deel van het geheel te nemen waarvan we aannemen dat het een accurate afspiegeling is van het geheel. Sampling heet dat. Deze methode wordt in de hele wetenschap toegepast. Zonder problemen is ie niet, want de afgelopen jaren is gebleken dat de samples die wetenschappers toepasten in onder andere de psychologie eigenlijk niet zo goed waren. Wat we dachten te weten over de menselijke psyche is dus opeens onzekerder.
De andere optie die je hebt, is om gewoon maar te roeien met de riemen die je hebt. In het geval van unieke taal betekent dat: zoeken op internet. Mijn dierenbeschrijvingen blijken ook daar uniek. Ook de mens zoende komt daar niet voor. Maar het onderwerp hoest en het jaar vergat wel. Niet uniek dus, zelfs niet binnen onze beperkte hoeveelheid taal. Nou ja, met een paar woorden erbij is dat ook weer opgelost. Het jaar vergat de dagen is alweer uniek (en behoorlijk poëtisch al zeg ik het zelf). Het onderwerp hoest slijm op is minder dichterlijk maar wel beeldend én uniek.
Zo zijn we enorm diep in de aard van wetenschap gedoken. En dat allemaal omdat ik een comedyclipje keek, liggend op de bank, op een donkere voorwinteravond. Kijk, weer een unieke zin.
Geef een reactie
Je moet ingelogd zijn op om een reactie te plaatsen.