‘Xerox’ van Fien Veldman: een anti-kantoorroman vol stil protest
Het afstompende leven op kantoor leidt ertoe dat werknemers hun baan minimalistisch invullen. Fien Veldman schreef met Xerox een liefdevol debuut over zo’n ‘quiet quitter’.
Het was een jaar of zo geleden de modeterm van het komkommerseizoen. Quiet quitting. Een verzamelnaam voor de ingesteldheid van verveelde kantoormensen, medewerkers met onbeduidende baantjes die hun werkdag zo minimalistisch invullen dat ze er evengoed de brui aan zouden kunnen geven. Maar in deze harde, laat-kapitalistische wereld hebben ze het geld hard nodig, dus blijven ze rondhangen in bestofte kamertjes of verstoppen ze zich achter de plastic planten in landschapskantoren, onderwijl veinzend dat ze er ook toe doen.
© Laila Cohen
Over zo’n verveelde kantoorslaaf schreef de Nederlandse Fien Veldman (1990) Xerox. “Soms kijk ik even op het internet. Daar voel ik me niet schuldig over, ik krijgt het minimumloon waar een bedrag voor mijn lunch op wordt ingehouden”, bekent de verder anonieme verteller van dit verhaal. Later klinkt het: “Ik wil een Oblomov zijn, ik wil het liefste de hele dag in bed blijven liggen met de dekens over mijn hoofd.” Helaas kan ze het zich niet permitteren om een Oblomov te zijn, want er is niemand om haar koffie aan bed te serveren.
Niet dat er helemaal niets gebeurt in Xerox, wel integendeel. Onze verteller blijkt licht getraumatiseerd door een armoedige jeugd, waarin bovendien een voorval met een brand een belangrijke rol heeft gespeeld. Daar haalt ze vaak herinneringen aan op. Verder probeert ze een mysterieus en verkeerd geleverd pakket op te sporen, want ze vreest dat haar baas anders vreselijk kwaad zal worden. En ze praat veel, ze houdt hele monologen tegenover de printer die haast als bij toeval samen met haar een kamer deelt. Zo komen we meer te weten over die jeugd van haar. Maar te heftig mag het allemaal niet worden, want de verteller heeft ook een allergie, meer bepaald een inspanningsallergie.
En zo heeft Fien Veldman voldoende aanknopingspunten gecreëerd om een verhaal te schrijven over deze woelige tijden, waarin een anonieme plek (“een stad van slavernijgeld en verkleinwoorden”) wordt overwoekerd door afval, omdat de arbeiders de verbrandingsoven zo subtiel hebben gesaboteerd dat ze het zelf niet meer kunnen oplossen. Ook een vorm van stil protest en quiet quitting. En bovendien blijkt onze verteller niet de enige met een inspanningsallergie. Het blijkt een echte epidemie, vooral bij vrouwen tussen 25 en 30, stelt haar therapeut vast.
Veldman brengt haar verhaal met humor. “Ik kan me niet voorstellen dat iemand die de regels van tennis kent, dit werk zou doen”, laat ze haar verteller zeggen, netjes de ongelijkheid in het kantoorbestaan filerend. Ondertussen houdt ze de schijn op, doet ze alsof ze hard werkt en alles loopt zoals het moet. “Misschien kan ik deze mail gewoon negeren en lost het probleem zich vanzelf op. (…) Als ik maar doe alsof alles prima is, dan is het dat misschien ook wel”, noteert ze, maar tegelijk stelt ze vast dat het slechte tijden zijn voor zachtmoedige mensen. Zoals zijzelf.
Ondertussen groeit haar relatie met de printer. En dat instrument van Japanse makelij leren we zelf ook nog wat beter kennen, want misschien moeten we wat minder onderscheid maken tussen mens, dier en ding. Mensen hebben nu eenmaal de neiging om zichzelf te overschatten. Zeker kantoormensen, zo stelt de printer zelf vast. “Elke collega is een poppetje, maakt niet veel uit voor het ecosysteem van het kantoor”, zo poneert de printer.
Met ‘Xerox’ levert Veldman een scherp boek vol rake observaties van het kantoorleven, in de traditie van J.J. Voskuil
De verteller was ook al tot die conclusie gekomen. Net als zijzelf hebben haar collega’s geen namen, omschrijvingen als ‘baas’, ‘product’ of ‘marketing’ scheppen voldoende duidelijkheid over hun functie en rol. Iedereen is inwisselbaar. Zelfs wat ze zeggen is inwisselbaar, wat Veldman subtiel laat blijken door algemene termen tussen vierkante haakjes te zetten. Zo laat ze marketing tegen haar verteller zeggen: “Ik vind wat jij doet oprecht heel belangrijk (…) Als we jou niet hadden, dan [iets semi-filosofisch], terwijl ik [zelfondermijnend grapje].”
De verteller is wel degelijk in staat tot connectie. Niet alleen met de printer, ook met mensen. Al is het soms oppervlakkig, en merkt ze op dat ze makkelijker de problemen van anderen oplost dan haar eigen sores. En ook: “Ik moest zo vaak glimlachen dat ik mijn eigen glimlach verleerde.” Het drama van de servicedesk-medewerker. En toch maakt ze, na een toevallige aanrijding, ook verbinding met een echte mens, niet geheel toevallig een vuilnisman.
Met Xerox schreef Veldman een soort anti-kantoorroman, een scherp boek vol rake observaties van het kantoorleven, in de traditie van J.J. Voskuil, die ze citeert aan het begin van een van de hoofdstukken. Maar Xerox is meer dan een kantoorroman, het is ook een verhaal over hoe moeilijk het is om relaties aan te knopen als je tijdens je vormende jaren al vervormd raakt, als het eigen fundament al van tijdens de bouwwerkzaamheden is scheefgezakt.
Het is een zoektocht naar verbanden die er misschien niet zijn, en een zoektocht naar een nieuw verhaal, een nieuwe werkelijkheid, die hopelijk iets mooier is dan dit ondermaanse, waar kantoormensen in een vingerknip kunnen vervangen worden door een chatbot.
Fien Veldman, Xerox, Atlas Contact, 2023, 208 p.