Wie was Louis Thevenet, het natuurtalent dat ooit naast Ensor en Tytgat exposeerde?
De antieke interieurschilderijen van Louis Thevenet lijken knus als een snorrende Leuvense stoof. Maar onder de oppervlakte schuilt verlatenheid in zijn werk. Honderdvijftig jaar na zijn geboorte krijgt de getalenteerde Vlaamse schilder een overzichtstentoonstelling in Halle.
Met meer dan duizend werken op zijn naam was Louis Thevenet (1874-1930) een productieve kunstschilder. Hij was ook een wat curieus figuur: net zo goed was hij een levenslustige bohémien met connecties in Brusselse kunstkringen als een zich graag afzonderende provinciaal met een fascinatie voor het katholicisme. Even ambigu zijn de werken die te zien zijn op de uitgebreide retrospectieve die Halle in maart aan hem wijdt, naar aanleiding van zijn honderdvijftigste geboortejaar. Thevenet voorstellen als naïeve interieurschilder is veel te kort door de bocht.
“Sommige schilders blijven bovendrijven en andere zinken weg. Thevenet zit er wat ons betreft tussenin”, vertelt curator Peter François. François is ook directeur van het streekmuseum den AST, waar het grootste deel van de tentoonstelling doorgaat. “We hebben een lijst van de tentoonstellingen waar zijn werk tijdens en na zijn leven te zien was: het zijn er honderden. Thevenet verdient binnen de Belgische kunst zeker zijn plaats.”
Op exposities van een eeuw geleden prijkte de schilder tussen namen als Rik Wouters, James Ensor en de soms aan Thevenets stijl verwante expressionist Edgard Tytgat. Gesprekken en beelden schetsen een onderschat en onderbelicht natuurtalent. Achter het wat kinderlijk aandoende uiterlijk van de kleine man met de blozende wangen – hij leek wat op Oliver Hardy, als je mag afgaan op het bekende portret van zijn vriend Florent Ménet uit 1907 – school een kunstenaar met een heel eigen blik.
© den AST (bewaargeving KGOKH) – foto Reinhart Cosaert
“Zijn leven en loopbaan kun je opdelen in drie periodes”, zegt François. “In de eerste periode hielp Thevenets mentor, de enkele jaren oudere Brusselse kunstschilder Auguste Oleffe, hem om uit zichzelf te breken. In die vroege jaren vertoefden ze vaak samen in Nieuwpoort om er zeegezichten te schilderen.” Eric Min, de chroniqueur van de negentiende-eeuwse kunstscene, noteert: “Auguste Oleffe was een schilder die oog had voor talent: hij zou later ook de – veel beroemder geworden – Rik Wouters begeleiden bij zijn eerste stapjes in de kunstwereld. Oleffe troonde Louis Thevenet mee naar het kuststadje Nieuwpoort, waar de jongeman vooral rustig binnenbleef om er knusjes bij de kachel met de kat te spelen of wat te koken. In de buitenlucht schilderen was niets voor deze luie, timide knaap die vaak overdag sliep en ’s nachts werkte.”
© den AST / Reinhart Cosaert
De jonge Louis was dus bepaald geen haantje-de-voorste, maar vanaf 1896 zag je hem rijpen als kunstenaar en zeker vanaf 1902 begon hij naam te maken – de start van de tweede periode voor de Halse overzichtstentoonstelling.
Rusteloze ziel
Thevenet vestigde zich in Brussel, waar hij werd gespot door de flamboyante schrijver Jean-François Elslander die één van zijn grootste bewonderaars zou worden. “Elslander geloofde echt in hem”, zegt François. “Hij plaatste hem op een voetstuk tijdens een eerste retrospectieve in 1913. Ook daarna dook hij regelmatig op in de hippe Galerie Giroux waar Elslander een spilfiguur was.”
© den AST / Reinhart Cosaert
Maar Louis Thevenet had moeite om de eindjes aan elkaar te knopen. Tussen 1902 en 1916 verhuisde hij wel zestien keer. Tijdens zijn omzwervingen op zoek naar een betaalbaar dak boven het hoofd woonde hij op vele plaatsen in en rond de Brusselse agglomeratie. De schilder bleef nergens lang. Via Elsene, Sint-Lambrechts-Woluwe, Ukkel, Beersel, Linkebeek en Drogenbos verwijderde hij zich steeds verder van Brussel-Centrum. In 1908 trouwde hij in Beersel met de Vlaamse Emma Tevels.
© Wieland De Hoon
De woeste, aantrekkelijke grootstad, “la ville tentaculaire”, om het met Thevenets tijdgenoot en eveneens Franstalige Vlaming Émile Verhaeren te zeggen, was uiteindelijk niet aan hem besteed. In 1916 wendde hij de steven naar het provincienest Halle, waar hij tot zijn dood zou blijven wonen.
Waarom Halle? Peter François zet grote ogen op bij de vraag. “Hij zal hier contacten gehad hebben. Het toeval heeft wellicht ook een handje geholpen: 1916 was een oorlogsjaar. Bovendien was Louis Thevenet gelovig, en zelfs tijdens de oorlog gingen er nog bedevaarten naar Halle door. Zijn eerste adres, in een armoedig straatje, lag trouwens pal naast de basiliek. Tegelijk ging hij hier niet bepaald in ballingschap. Hij bleef exposeren en verbrak nooit de banden met zijn kunstbroeders.”
Katholiek Halle
Onder het drukke oppervlak bleef in deze zuidelijkste stad van de Nederlanden hier en daar, in een rustig straatje, nog wel iets onbestemds bewaard uit de vroege twintigste eeuw. De donkerrode bakstenen rijhuizen langs de rechte steenwegen die uitwaaieren vanuit de stad zie je ook nog in het naburige Henegouwse Zinnik of ’s Gravenbrakel. Het brede kanaal en de snelstromende Zenne met haar groene, hoge oevers waren inspiratiebronnen voor de schilder.
© den AST / Reinhart Cosaert
Dat de Franstalige Thevenet koos voor Halle was inderdaad misschien niet zo vreemd. Hij bediende zich van een hoogst particulier Frans idioom doorspekt met Brabantse klanken en tot de jaren 1960 was het Frans erg aanwezig in Halle. Bovendien had hij een fascinatie voor het katholicisme opgevat. “Vooral ontzag – aantrekking en angst – voor de rituelen van het katholicisme”, nuanceert Thevenetkenner Johan Merckx, die net als Peter François, Eric Min, Constantin Ekonomidès, Jan Melsen, Bart Verschaffel en Sergio Servellón bijdragen leverde aan het boek Louis Thevenet. Een leven in kleur, dat verschijnt in de slipstream van de expo.
Vooral Brusselse tentoonstellingen als Les Indépendents (Thevenet werkte verschillende jaren mee) en het Parijse Salon d’Automne in 1908 en 1909 zetten Thevenet op de kaart. Hij stelde ook diverse keren individueel tentoon in de Brusselse Galerie Louis Manteau van de echtgenoot van uitgeefster Angèle Manteau.
“Dat Thevenet bij wijze van spreken ongeletterd was, of op zijn best wat achtergebleven, klopt dus niet”, zegt François. “Je ziet een natuurtalent dat gretig artistieke bagage opdeed. Auguste Oleffe, die in 1898 L’Effort had opgericht, een vrij atelier voor kunstschilders in Brussel binnen de Kunstkring Labeur, verklaarde dat er twee schilders waren die hij niets moest leren: Rik Wouters en Louis Thevenet. Louistje heeft sterk zijn eigen stempel gedrukt via zijn ‘eigen’ interpretatie van wat pas veel later door een kunstcriticus Brabants Fauvisme werd genoemd.”
Bourgondische smaak
Leuk detail: de naam van die kunststroming is mede te danken aan een bierhandelaar-kunstverzamelaar en had ook best Calevoetisme kunnen heten. Brouwer François Van Haelen speelde als geldschieter een grote rol in het leven van Thevenet. Calevoet was de naam van het kruispunt waar zijn brouwerij zich bevond, in de Brusselse zuidrand op de grens van Beersel, Drogenbos, Ukkel en Linkebeek. Tegenwoordig vind je er enkel nog een lelijke supermarkt met een kale parking, maar tijdens het eerste kwart van de twintigste eeuw was de plek een broeinest van artistieke activiteit.
In zijn latere leven ging Thevenet steeds meer schilderen zoals hij de dingen zag, niet zoals ze waren
François ‘Susse’ Van Haelen was een fanatieke kunstverzamelaar die een ware kunstenaarskolonie om zich heen creëerde. Thevenet kreeg van de brouwer – die dol was op zijn werk en een grote collectie van zijn schilderijen aanlegde – een tijdje onderdak, eten (hammetjes!) en uiteraard veel bier.
“Rijk was Louis inderdaad niet: hij werd wat meewarig bekeken omdat hij weleens schilderijen ruilde voor drank of eten. Maar zo kwamen er heel wat doeken in privébezit terecht”, legt Peter François uit. “En men schatte hem ook toen al naar waarde: die families hebben hun schilderij in dank aanvaard en altijd gekoesterd.”
© Privécollectie Jacques Fijnaut
Het werk Après le concert uit 1911, uit Thevenets Brusselse jaren, is het coverbeeld van het nieuwe boek. Toch was de Halse periode, zijn derde artistieke episode, zijn meest vruchtbare. Halse stads- en interieurgezichten zoals cafés ’t Wit Paard en De Grève worden afgewisseld met beelden van de basiliek, zijn eigen straatje het Sollenbeemd of de Zenne. Details maken plaats voor meer kleur – soms zelfs verrassend zuiders – en minder realistische uitgangspunten. Thevenet zou steeds meer gaan schilderen zoals hij de dingen zag, niet zoals ze waren. Voorbeelden zijn enigmatische doeken als Monsieur va sortir (1916) of De jassenboom (1917).
Databank
Voor Thevenet 150 worden werken samengebracht vanuit musea, kunsthandelaars en particulieren, tot in het verre buitenland toe. “47 werken bevinden zich in publieke collecties”, somt François op. “Daarvan worden er vijftien tentoongesteld op de expo. Die vulden we aan met een honderdtal werken in privébezit – een selectie van de 250 werken die we hebben opgespoord. Er zijn nog werken in het bezit van de nazaten van Van Haelen, maar net als de meeste privéverzamelaars die hun werken bruiklenen, willen ze niet vermeld worden.”
© den AST / Reinhart Cosaert
De curator wil vooral een definitieve databank opbouwen. “Die bevat nu een zevenhonderdtal werken. We kwamen pas een schilderij op het spoor in het Nationaal Museum in Buenos Aires. Er zitten enkele werken in privécollecties in Nederland en in Frankrijk, en we vermoeden ook in Zweden. Er wordt nog steeds werk geveild. Dankzij ons onderzoek weten we nu dat zijn oeuvre veelzijdiger is dan enkel interieurs. In die zin wordt deze tentoonstelling ook een herontdekking.”
Ontdek het volledige activiteitenprogramma in Halle op www.thevenet150.be. Het boek
Louis Thevenet. Een leven in kleur is vanaf 23 maart beschikbaar bij Hannibal.
Geef een reactie
Je moet ingelogd zijn op om een reactie te plaatsen.