Charlotte Van den Broeck over architecten, zelfmoord en zichzelf
Charlotte Van den Broeck durft in Waagstukken een diepte op te zoeken die je vandaag niet zo vaak meer tegenkomt en die noodzakelijk is om jezelf een kunstenaar te kunnen noemen.
“Het is niet normaal dat een jonge vrouw zo geobsedeerd is door de dood. Je moet geen boeken verzinnen, je moet naar de psychiater.” Giulia, een vurige Napolitaanse van begin de vijftig, begrijpt ze niet, de fascinatie van de jonge Vlaamse schrijfster voor de verkrotte Villa Ebe, een huis ontworpen door de Schots-Amerikaanse architect Lamont Young, die er in 1929 op achtenzeventigjarige leeftijd zelfmoord pleegde. Een naargeestige ruïne, meer is het toch niet? Elders in de stad is er zoveel moois te zien!
En toch is de Vlaamse schrijfster die haar naar Youngs vreemde stadspaleis meetroonde speciaal daarvoor naar Napels gereisd. De Villa Ebe is één van de dertien gebouwen die Charlotte Van den Broeck (°1991) bezoekt in Waagstukken, haar eerste prozawerk na de goed onthaalde dichtbundels Kameleon (2015) en Nachtroer (2017). In het boek bezoekt ze, in Europa en de Verenigde Staten, dertien “waagstukken” van architecten die suïcide hebben gepleegd – of van wie gezegd wordt dat ze dat gedaan hebben, ook al is het niet echt zo. Zo’n verhaal maakt de gebouwen spannender, laadt ze op met betekenis.