Op verzoek van een televisieprogramma kruipt Thomas Heerma van Voss in de huid van een kat. ‘Wat doe je nou met die s-klank?’, vroeg de technicus. ‘Zo spreekt een kat. Volgens W.F. Hermans.’
Het verzoek werd pas na minuten uitgesproken, door een vriendelijke stem vol voorbehoud. Tja, kreeg ik te horen, er waren op de redactie meerdere schrijvers genoemd die hierover gepolst zouden worden, dit telefoongesprek was zeker geen toezegging, alleen een verkenning, het bleef sowieso nog even de vraag of het item zou doorgaan, maar anyway: zou ik eventueel geïnteresseerd zijn om tijdens de eerstvolgende uitzending een kat te spelen?
Nou ja, spelen, spelen, werd aan de andere kant van de lijn meteen genuanceerd. “Je hoeft geen kattenpak aan of zoiets. Maar ons idee is: je schrijft een tekstje vanuit een kat. En dat tekstje ga je op een toepasselijke manier voorlezen, als voice-over. Het is een beetje gek natuurlijk, maar volgens mij ook echt leuk, je mag je creativiteit de vrije loop laten.”
De aanleiding van dit alles: er werd een gedenksteen voor W.F. Hermans onthuld, een schrijver die ik zeer bewonder – Nooit meer slapen was een van de eerste romans die mij werkelijk bereikte, en het is nog steeds een van de beste Nederlandse boeken die ik ken.
Ik zag al voor me hoe het redactieoverleg bij het televisieprogramma was verlopen: ja, ze wilden iets met de onthulling van die gedenksteen doen, maar geen droge reportage maken, alsjeblieft niet, wie zat daar op te wachten? Schreef Hermans niet graag over katten? Ja, riep iemand, De Bezige Bij had zelfs net het sympathieke bundeltje De liefde tussen mens en kat van Hermans gepubliceerd, kon daar niet iets mee gedaan worden?
Er werd een kat ingehuurd, die namens het televisieprogramma de onthulling zou bezoeken – en ik mocht die kat wellicht een stem geven.
Een paar dagen bedenktijd had ik nodig. Ik vond het weliswaar direct een amusant en prettig onverwachts verzoek, alleen bleef ik een tijdje tobben over de vraag hoe een kat in hemelsnaam denkt. Anderhalf jaar heb ik samengeleefd met een kat die nu bij mijn ex woont en ik vraag me nog regelmatig af of hij mij zou herkennen. Wat onthoudt een kat, wat valt een kat op, hoe neemt een kat de wereld waar?
En nu ook van belang: weet een kat iets van literatuur? Moest ik deze kat een tekst geven die wees op kennis van Hermans’ werk, of juist niet?
“De invulling staat je vrij”, werd me in een tweede telefoongesprek gezegd. “Weet je inmiddels zeker of je wilt meedoen? Wij zijn er wel zo’n beetje uit dat we met jou willen doorgaan.”
Vanzelfsprekend vroeg ik me af waar de andere gepolste schrijvers waren gebleven, of die waren weggestreept of zelf hadden geweigerd. Maar het leek me netter daar niet naar te vragen.
Moest ik deze kat een tekst geven die wees op kennis van Hermans’ werk, of juist niet?
Ik ging aan het werk. Het was belangrijk, zo had de redacteur nog benadrukt, dat het tekstje vóór de onthulling van de gedenksteen geschreven was: dan konden ze ter plaatse de kat zo laten bewegen dat het aansloot bij mijn voice-over. “En je kan in je tekstje echt alles verzinnen, de kat schijnt enorm expressief en lenig te zijn.
Al schrijvend probeerde ik me te verplaatsen in een kat die de onthulling van een steen bijwoont. Dat hij tussen alle benen door slalomt, dat hij geen waarde hecht aan boeken of bekendheden in het publiek. Dat hij let op het visgehalte bij de hapjes en vooral zoekt naar goede plekjes om te liggen. Omdat Hermans ooit had geschreven dat katten de ‘s’ niet konden uitspreken en de ‘z’ wel, verving ik op de valreep elke ‘s’ door een ‘z’.
Er kwam een technicus bij me langs met een koffer vol opnameapparatuur. Ik sprak mijn monoloogje in, ik vond het bijzonder leuk om te doen, om te variëren in toonhoogte en uitspraak, om de juiste intonatie te vinden bij woorden als ‘zlim’ en ‘burgemeezter’.
De technicus keek bedenkelijk. “Wat doe je nou met die s-klank?”, vroeg hij.
“Zo spreekt een kat”, zei ik. “Volgens Hermans.”
“Aha. Nou, doe nog maar een keer.” De man kwam overeind, deed alle gordijnen in mijn appartement dicht, dan zou het geluid beter gaan klinken. Na een opname of tien, vijftien kwam hij overeind met de mededeling: “Ik denk dat-ie er wel op staat, dit is het maximum haalbare.”
Een dag later werd de steen onthuld. Ik bleef thuis. Van de redacteur kreeg ik foto’s toegestuurd vanuit de Oude Kerk. Burgemeester Halsema, de steen omringd door bloemen, de kat die midden op de steen lag. “Abatutu is er klaar voor!”
Abatutu bleek een eigen Instagram-pagina te hebben met zo’n 8.000 volgers, veel meer dan ikzelf. Bijna dagelijks werd er vanaf het account een foto geplaatst waarop de kat poseerde door heel Europa, hangend langs kades, op filmsets, liggend in uitgestrekte velden, ik zag dat Abatutu recent voor opnames had rondgedwaald in een lege bioscoopzaal en had geknuffeld met Frank Lammers.
“Als de kat gekke dingen doet die wél in de reportage passen, kan ik mijn tekst nog aanpassen”, stuurde ik. (Jaren terug was er voor mijn debuutroman een omslag gekozen met een gedekte tafel, waarna ik op het laatste moment toch maar een alinea invoegde waarin de hoofdpersoon de tafel heel secuur dekte.)
Maar het was niet nodig om nog iets aan mijn fragment aan te passen. Blijkbaar deed Abatutu keurig alles wat er van hem verlangd werd.
Ik keek het tv-item met het geluid uit. Ik wilde de kat zien maar hoefde mijn eigen stem niet te horen
Die zondag werd de reportage op televisie vertoond. Ik lichtte mijn omgeving van tevoren in, tot mijn eigen verbazing voelde ik toch iets wat leek op trots, al was het maar omdat dit item zo vreemd was, zo onvoorspelbaar, en intussen wel gewoon op nationale tv. Misschien zou dit mensen straks bijblijven, misschien kon ik vaker zulke voice-overs doen.
Zelf keek ik het item met het geluid uit. Ik wilde Abatutu zien maar hoefde mijn eigen stem niet te horen.
Direct na afloop keek ik op mijn telefoon. Geen reacties. Toen kwam er bericht van een vriendin. “Hilarisch! Het klonk alsof je bleef haken op de ‘s’ en de ‘z’.” Ze typte lang, toen kwam het tweede bericht. “Maar geen zorgen maken hoor. Je naam werd ook maar heel kort genoemd dus niemand gaat dit aan jou linken.”