We moeten afscheid nemen van de natuurlijke Noordzee
De zee- en kustecosystemen op duurzame wijze beschermen en beheren tegen het jaar 2020: dat is een van de Duurzame Ontwikkelingsdoelen waar de Nederlandse en Belgische regering zich in 2015 plechtig op hebben vastgelegd. Is het gelukt het tij in de Noordzee te keren?
Op de kop van de Westelijke Strekdam in Oostende staat het Monument for a Wullok van Stief DeSmet. Het beeld van de wonderschone schelp van de wulk is, lezen we in de tekst van kunsttriënnale Beaufort, “een ode aan de kracht, de onbeheersbaarheid en de geheimen van de zee”. Het monument is een mooi symbool, maar zijn er in de zee waar het op uitkijkt nog wel wulken te vinden?
In september 2015 legden meer dan honderdvijftig regeringsleiders, onder wie de Nederlandse en Belgische premier, de Duurzame Ontwikkelingsdoelen vast die de wereld in 2030 wil bereiken. Nummer veertien richt zich op het behoud en duurzaam gebruik van de oceanen en zeeën. Die bedekken zeventig procent van het aardoppervlak. Ze zijn de thuishaven van een enorme, nog goeddeels onbekende maar ook sterk bedreigde biodiversiteit. Ze leveren op zijn minst de helft van onze zuurstof, slaan ongeveer een derde op van de CO2 die we uitstoten en zijn goed voor om en nabij 15 procent van de dierlijke eiwitten die we consumeren.
© Stief DeSmet / Peter-Jan Willems
Alleen al uit welbegrepen eigenbelang kunnen we er maar beter voor zorgen dat de oceanen al die voor het leven op aarde cruciale functies blijven vervullen. Gezien de verwoesting die al is aangericht, is het zaak snel te handelen. Tegen 2020, legden de Verenigde Naties vast, moeten we “op een duurzame manier zee- en kustecosystemen beheren en beschermen”, met als doel “te komen tot gezonde en productieve oceanen”.
Nu kun je relativerend zeggen: die doelen zijn niet meer dan mooie praatjes van de internationale gemeenschap, ze zijn niet juridisch bindend. Maar de Europese Unie heeft al in 2008 een richtlijn aangenomen waarin de wettelijke verplichting is vastgelegd dat “de lidstaten de nodige maatregelen nemen om uiterlijk in 2020 een goede milieutoestand van het mariene milieu te bereiken of te behouden”. Er is dus niet alleen een zacht duurzaam ontwikkelingsdoel maar ook een harde Europese deadline waaraan Nederland en België zich moeten houden.
Overbevissing
“Dat hebben we niet waargemaakt, verre van”, zegt Jan Mees, de directeur van het Vlaams Instituut voor de Zee (VLIZ). Grote delen van de oceaan hebben intussen wel een beschermde status gekregen, “maar het is vaak een bescherming op papier, zonder uitsluiting van schadelijke activiteiten”, moet Mees tot zijn droefenis constateren.
De hoofdschuldige: de visserij, vooral met een boomkor. Bij die vorm van visserij slepen zware kettingen over de zeebodem om de daar levende vissen op te schrikken. Twee sleepnetten verbonden met een kor, een stalen buis, halen de vissen uit het water. De boomkorvisserij trekt de bodem kapot. Alleen op de plekken waar de vissersboten niet kunnen komen, zoals bij scheepswrakken (alleen al in het Nederlandse deel van de Noordzee liggen er naar schatting dertigduizend) en de zijkanten van geulen, krijgen koralen als dodemansduim en anemonen als de zee-anjelier een kans. Ook de oesterbanken, die ooit ongeveer een vijfde van de Noordzeebodem bedekten, zijn nagenoeg verdwenen.
De visserij vormt naar het inzicht van Mees momenteel de grootste verstoring van de zee. Zeker, de Europese visquota hebben enige verbetering gebracht. Nog nooit heeft er sinds de metingen in 1957 begonnen zoveel schol in de Noordzee gezwommen. Maar voor andere soorten is het beeld minder rooskleurig. Elk jaar weer weet de lobby van de sector ervoor te zorgen dat ze wat meer visruimte krijgt dan verantwoord is. Na de Europese vergaderingen komen de visserijministers triomfantelijk naar buiten om te vertellen wat ze voor hun vissers in de wacht hebben gesleept. “Wetenschappelijk advies wordt systematisch genegeerd”, zegt Mees. “Daar zie ik amper een kentering in.”
© Spaarnestad Photo
Met alle gevolgen van dien. Neem de kabeljauw. In de zuidelijke Noordzee werd door recreatieve vissers het afgelopen jaar 90 procent minder kabeljauw gevangen. Dat is een zeer sterke aanwijzing dat de kabeljauw in zwaar weer zit. Dat is niet alleen een gevolg van overbevissing maar vermoedelijk ook van klimaatverandering, legt de directeur van het VLIZ uit. De kabeljauw is een soort die beter gedijt in koeler water.
Klimaatverandering, het is, zegt Mees, op de langere termijn de grootste bedreiging voor de oceaan. Doordat de zee de CO2 die we uitstoten deels opneemt, verzuurt ze. En dat tast weer de koralen aan, ecosystemen die de leefomgeving vormen voor duizenden soorten.
Vrouwelijke wulken met penissen
Naast overbevissing vormt ook chemische vervuiling een aanslag op de zee. De Nederlandse biologe Cato ten Hallers-Tjabbes dook vanaf de jaren 1970 op wulken om ze te onderzoeken. In september 1991 trok ze de zee op met de Pelagia, een nieuw onderzoeksschip van het Koninklijk Nederlands Instituut voor Onderzoek der Zee (NIOZ). Tot haar schrik ontdekte ze vrouwelijke wulken met aangroeisels op de plek waar het mannetje een penis heeft, vooral langs drukbevaren scheepsvaartroutes. Ook constateerde ze dat de wulken verdwenen waren op plekken waar ze die vroeger volop had gevonden.
Ten Hallers-Tjabbes vermoedde dat het iets te maken had met de stof tributyltin of TBT die in de verf voor scheepsrompen zat om de aangroei van algen tegen te gaan. Bij wulken deed een collega van haar op het NIOZ proefnemingen. “Al bij de eerste screening was het raak: in de hoogste gedoseerde groep hadden alle wulkjes penissen, terwijl in de controle, zonder TBT, de eerste verschijnselen van uiterlijke geslachtskenmerken nog nauwelijks waren te zien”, tekende Ten Hallers-Tjabbes later op. Ze trok aan de alarmbel. Na een jarenlange strijd kwam er in 2008 een wereldwijd verbod op het gebruik van TBT. Het is daaraan te danken dat de purperslak terug is van weggeweest. Over de vraag of de wulk ook een comeback heeft gemaakt, later meer.
Het verbod op TBT is niet het enige lichtpuntje. Door strengere milieuwetgeving spoelen er veel minder zware metalen en fosfaten vanuit de grote rivieren de zee in. Ook de vervuiling met olie is teruggedrongen. Marien bioloog Tinka Murk herinnert zich nog, vertelde ze in mei 2020 in een nachtelijke radiouitzending, dat de wasbenzine klaarstond om het teer van haar handen te halen, als ze in haar jeugd op het strand van Katwijk had gewandeld. Tegenwoordig zijn olietankers dubbelwandig, wat de kans op lekkages van olie sterk verkleint.
De stoplichten op rood
Maar dat er op sommige fronten vooruitgang is geboekt, wil nog niet zeggen dat de Noordzee nu schoon is. Er komen nog heel veel chemicaliën in terecht waarvan we niet weten wat precies hun uitwerking is. En dan is er ook nog de berg plastic die in de zee belandt, naar schatting alleen al op het Belgische deel twintigduizend ton per jaar. Zeker, er bestaan mooie papieren actieplannen tegen marien zwerfvuil. “Maar we hebben het nog helemaal niet onder controle”, zegt Mees. We kunnen in zijn ogen een voorbeeld nemen aan Afrikaanse landen zoals Kenia en Tanzania, waar plastic zakjes verboden zijn.
In 2020 constateerde Europa dat het verlies van biodiversiteit in de zee niet tot staan is gebracht
Dat het doel van een gezonde zee nog lang niet is bereikt, laten ook de harde cijfers zien. Om de voortgang te kunnen volgen in het doel “een goede milieutoestand” te bereiken, moeten alle EU-landen tal van cijfertjes aan de Europese Commissie aanleveren. Over de omvang van de populaties vogels, zeezoogdieren en vissen. Over de aanwezigheid van invasieve soorten die lokale ecosystemen bedreigen. Over de vervuiling en verzuring van de zee. Bij de laatste meting van 2018 kleurden zowel bij België als Nederland de meeste stoplichten rood: de verwachting was dat ze het doel in 2020 niet zouden halen. En voor wie denkt dat de ambities te hoog gegrepen waren en geen enkel land ze heeft gerealiseerd: Ierland heeft op haast alle fronten de goede milieutoestand wel bereikt.
In juni 2020 constateerde de Europese Commissie dat het verlies van biodiversiteit in de Europese zeeën niet tot staan is gebracht en een goede toestand van leefomgevingen en soorten niet is gegarandeerd. Je zou van minder van je melk zijn: verschillende EU-landen, waaronder België en Nederland, hebben niet voldaan aan een Europese wettelijke verplichting. Maar tot nu toe passeerde het vrij geruisloos: de eindafrekening en mogelijke procedures jegens landen die in gebreke zijn gebleven volgen pas in 2024.
Nee, er is allerminst reden om tevreden achterover te leunen, vindt Jan Mees. “De meeste nulmetingen waarmee we de stand nu vergelijken, zijn gedaan toen de zee al was omgeploegd en de oesterbedden en grote vispopulaties al waren verdwenen. Historische foto’s van roggen- en haaienvangsten en beschikbare informatie over grindbedden laten zien dat het leven in de Noordzee ooit veel rijker was.” Wat er nu nog over is, noemde marien bioloog Murk op de radio een “platvisakker” waar alleen nog dieren leven die zich snel voortplanten, zoals kleine slakjes en de platvissen die zich daaraan tegoed doen.
Blauwe economie
Dat het de Lage Landen zo zwaar valt het tij te keren, heeft te maken met het feit dat het een drukte van jewelste is op de Noordzee. Vissersboten schuimen de zee af en schrapen de bodem kaal. Talloze vrachtschepen zijn onderweg van en naar de havens van Gent, Antwerpen, Rotterdam en Groningen. Er wordt naar olie en gas geboord en er vindt zandwinning plaats. Militairen doen er oefeningen, munitie uit de Eerste Wereldoorlog is er gedumpt op De Paardenmarkt (een zandbank voor de kust van Heist), honderden granaten en bommen uit de Tweede Wereldoorlog liggen voor Zierikzee op de zeebodem. Alsof dat allemaal nog niet genoeg is, zijn er ook nieuwe plannen voor de opslag van CO2 op zee en voor zeeboerderijen. En dat terwijl de beste manier om de zee zich te laten herstellen is haar met rust te laten.
Krien Hansen (Natuurpunt): ‘Er komen steeds meer activiteiten bij in en om beschermde natuur’
Er is enorm veel druk om van alles en nog wat te doen op het kleine zeeoppervlak voor de slechts 67 kilometer lange Belgische kustlijn, zegt Krien Hansen van Natuurpunt. In het tweede Marien Ruimtelijk Plan 2020-2026 heeft België in maart 2020 vastgelegd wat precies waar mag. Het is mooi dat er een nieuw natuurgebied is aangewezen bij de Nederlandse grens, de Vlakte van de Raan. Zo komt België ruim boven de norm om 30 procent van de zee te beschermen. Maar de duivel zit volgens Hansen in het detail.
“Er komen steeds meer activiteiten bij in en om beschermde natuur”, zegt de zeespecialiste van Natuurpunt. Zo wil de Colruyt Group (bekend van de gelijknamige supermarkten) een zeeboerderij bouwen waar mosselen, zeewier en algen worden gekweekt. Die boerderij moet voor de kust van Nieuwpoort komen, in een Europees beschermd Vogelrichtlijngebied waar vooral ’s winters zeevogels als de grote stern, de zwarte zee-eend en de roodkeelduiker rust en voedsel zoeken. Samen met drie andere milieuorganisaties tekende Natuurpunt daarom bij de Raad van State bezwaar aan tegen deze zeeboerderij.
“De huidige minister van de zee gaat voort op het elan van de vorige”, vindt Hansen. “Het ontwikkelen van de blauwe economie, het gebruiken van de zee. Maar hij slaat een stap over: de zee écht beschermen.”
Op land roepen veel plannen een storm van protest bij omwonenden op, zoals de opslag van CO2 of grote windmolen- of zonnepaneelparken. Daarom kijkt de overheid maar naar de zee. Ook de emotionele betrokkenheid bij de natuur daar is veel kleiner. Mensen hechten zich aan het bosje bij hen om de hoek. Maar voor de meesten is de zee een grote grijze vlakte. De rijkdom onder water kennen ze nauwelijks. “Dat maakt strijden voor de zee niet makkelijker”, zegt Hansen.
Windparken als kans
Paradoxaal genoeg is er één activiteit die tot relatieve rust leidt: de bouw van windmolenparken. Terwijl in de officieel aangewezen Europees beschermde Natura2000-gebieden visserij nog mogelijk is, mogen de vissersboten niet tussen de windmolens door laveren. Dat is te gevaarlijk.
Erwin Coolen (De Rijke Noordzee): ‘Windmolenparken zijn ideale kraamkamers voor onderwaternatuur’
“Windmolenparken zijn ideale kraamkamers voor onderwaternatuur”, zegt Erwin Coolen. Hij is de Nederlandse coördinator voor het Duurzaam Ontwikkelingsdoel 14 en programmadirecteur van De Rijke Noordzee. Dat project wil de bouw van windmolenparken combineren met natuurontwikkeling. In oktober 2020 zijn er in het Windpark Borssele IV ruim tweeduizend platte oesters uitgezet. Rond de palen van het park hebben onderzoekers oestertafels laten zakken. De tijdens een innovation challenge ontwikkelde betonnen koepels met gaten erin zien er eerder uit als objecten uit een sciencefictionfilm dan als een stukje natuur. Maar de hoop is dat de oesters zich er thuis op voelen, zich vermenigvuldigen en een rijk waterleven van krabben, kreeften en vissen aantrekken.
Met de onderwatercamera zagen de onderzoekers in Borssele IV alvast een grote spinkrab. Die was voor het eerst in vijftig jaar in de Zeeuwse wateren waargenomen. De steenbestortingen rondom de palen van het park zijn wellicht een veilig leefgebied voor dit beestje.
© De Rijke Noordzee
Tegen 2050 zullen windparken een kwart van de Nederlandse Noordzee beslaan, voorspelt Coolen. Dat is nodig voor de omslag naar een duurzame economie. Hij wil dat de Nederlandse overheid het als een harde eis aan de bouwers van de parken stelt dat ze “natuurversterkende maatregelen” nemen. Zijn ambitie is daarvoor een
toolbox te ontwikkelen, een instrumentenkist vol succesvolle methoden om de natuur een handje te helpen.
Mensennatuur
Mooi, die nieuwe natuur, vindt Krien Hansen van Natuurpunt. Maar laten we vooral niet vergeten wat er nog rest aan oude natuur te beschermen. De ecosystemen in het Zoniënwoud hebben zich gedurende honderden jaren ontwikkeld. Goed dat steeds meer gemeenten het initiatief nemen tot een Geboortebos, waar inwoners voor elke boreling een boom aanplanten. “Maar qua biodiversiteit zijn het Zoniënwoud en een Geboortebos niet met elkaar te vergelijken”, zegt Hansen.
Floris van Hest, directeur van stichting De Noordzee, heeft zijn twijfels of deze redenering voor zijn zee nog wel opgaat. “We moeten afscheid nemen van de natuurlijke Noordzee”, zegt hij. “Natuurbeschermers hebben een utopisch beeld van ecosystemen waarin de mens geen rol speelt. Maar de Noordzee is een jonge zee, die pas acht tot tienduizend jaar bestaat en die altijd onder menselijke invloed heeft gestaan. De relatie met de mens is er vanaf het eerste druppeltje zeewater geweest.”
In harmonie met de Nederlandse volksaard ziet Van Hest de aanpak van de Noordzee als een vraagstuk van ruimtelijke ordening. “Als we alle wensen optellen, hebben we twee Noordzeeën nodig”, zegt hij. Daardoor zal de Noordzee steeds hoger op de politieke agenda komen, voorspelt Van Hest. Ook verandert het politieke krachtenveld. Naast de visserij, een bedrijfstak waar grofweg honderd miljoen euro in omgaat, komt de windsector op, een miljardenbusiness. Om te voldoen aan het akkoord van Parijs en de opwarming van de aarde binnen te perken te houden, zullen we een enorme uitrol van windparken op zee krijgen. En de claim op de ruimte daarvan leidt onvermijdelijk tot spanningen. “We hebben totaaloplossingen nodig, waarin de natuur zwaar meetelt”, zegt Van Hest.
Floris van Hest (stichting De Noordzee): ‘Eigenlijk zouden alle Noordzeelanden samen een pact moeten sluiten’
Een poging om de ruimtelijke puzzel te leggen op het Nederlandse deel van de Noordzee – pakweg zeventienmaal zo groot als het Belgische – is het Noordzeeakkoord dat de Nederlandse overheid, energiebedrijven, de havenbranche en natuurorganisaties in juni 2020 opstelden. Dat akkoord ligt nogal gevoelig: de voorzitter van de Nederlandse Visserijbond wilde tekenen, maar zijn eigen achterban floot hem terug.
Van Hest zette er wel zijn handtekening onder en inmiddels is het akkoord ook door de Tweede Kamer. Daardoor zal al in 2023 13,7 procent van de Noordzee écht beschermd zijn, zegt een opgetogen Van Hest. Ook bodemberoerende visserij is er dan niet langer meer mogelijk. Heel belangrijk vindt hij dat er een flinke zak geld, 55 miljoen euro, klaarstaat voor onderzoek. “We gaan de Noordzee ingrijpend veranderen”, zegt hij. “We weten nog heel veel niet over de effecten daarvan. Het kan leiden tot een systemische verandering. Dat moeten we heel goed monitoren.”
Eigenlijk zouden alle Noordzeelanden samen een pact moeten sluiten, vindt de voorzitter van Stichting Noordzee. “Soorten houden zich niet aan landsgrenzen. Ook is het belangrijk dat we de plannen voor windmolenparken op elkaar afstemmen en de stroomnetten aan elkaar verbinden. Incidenteel is er wel samenwerking tussen Nederland en België op de Noordzee. Maar voldoende gecoördineerd gezamenlijk beleid is er niet. De Brexit maakt het niet makkelijker, maar er wacht de Noordzeelanden een enorme gezamenlijke taak.”
Al zijn er nog vele slagen te winnen, Van Hest wil er ook op wijzen dat aan verschillende fronten vooruitgang is geboekt. Zijn stichting staat op het punt een wetenschappelijk rapport uit te brengen waaruit blijkt dat vervuiling met plastic is teruggedrongen. Jaarlijks trekt hij met duizenden vrijwilligers de hele Noordzeekust langs om afval op te ruimen. “Een van de dingen die mensen dan oprapen, zijn de eitjes van wulken”, vertelt Van Hest. “Die lijken erg op plastic.”
En, is de wulk terug?
Ze zijn er dus nog wel in de Noordzee, de wulken? Louis Paul Boon haalde in Eten op zijn Vlaams (1972) herinneringen op aan de man die met zijn handkar op zondagnamiddagen bij zijn grootouders passeerde en riep “Krabben, karikolen, garnaal!” De keus viel meestal op karikolen, een andere benaming van wulken. De smaak kon Boon zich niet zo goed herinneren, wel het avontuur. “Het was een hele truc, ze helemaal gaaf en ongeschonden eruit te halen. Men had hiervoor de naald of speld net achter het hoornen vliesje te steken, en dan langzaam ronddraaien en naar buiten halen. Veelal brak het slangetje binnenin af, en verdween de rest voorgoed in de spiraalgang van het huisje.”
Jan Mees (VLIZ): ‘Het is mogelijk om de oceaan terug naar zijn oude glorie te brengen’
Of de wulken uit Boons jeugd uit de Noordzee kwamen, weten we natuurlijk niet zeker. Maar al sinds de jaren 1970 zitten in de proefvangsten in de Belgische Noordzee hoogstens enkele individuen, vertelt Kris Hostens van het Instituut voor Landbouw-, Visserij- en Voedingsonderzoek (ILVO). Het is een soort die beter gedijt in dieper water. De tientallen tonnen die Belgische vissers jaarlijks vangen en die we nu in de Oostendse viswinkel Buccinum (de Latijnse naam van de wulk) kunnen kopen, komen vooral uit de Ierse Zee.
Al maakt de wulk wellicht nog geen comeback in de Noordzee, het is mogelijk om de oceaan terug naar zijn oude glorie te brengen, zegt Jan Mees. Hij verwijst naar een studie in het gezaghebbende tijdschrift Nature die uitwijst dat het mariene leven weer voluit kan bloeien, als we maar de juiste maatregelen nemen zoals echt duurzaam visbeheer. Mees: “De zeeën zijn zeer robuust en goed in staat te herstellen. We kunnen een verhaal vertellen van oceaanoptimisme dat vertrekt vanuit de constatering dat we niet goed bezig zijn.”