Nu Nederland een QR-code voor toegang tot horeca en evenementen invoert, kijkt cultuurhistorica Lotte Jensen in deze column naar Vondel en zijn vrouwelijke evenknie, Lucretia van Merken. Door de ervaring met epidemieën in hun tijd leefden zij in het besef dat de dood ieder moment op de deur kon kloppen. Wat kunnen we van hen leren?
Op 25 september kwam er in Nederland een einde aan de anderhalvemetersamenleving. Afstand houden is niet langer nodig, maar er is wel iets voor in de plaats gekomen: de coronapas. Zonder QR-code op je telefoon die bewijst dat je gevaccineerd of negatief getest bent, krijg je geen toegang tot de horeca, theaters, bioscopen en evenementen.
Het leidde tot veel ophef. Horecaondernemers waren boos, omdat ze zich voor het karretje van de overheid gespannen voelden. Was dit niet vooral een truc om niet-gevaccineerden alsnog tot een prik te verleiden? De ouderenbond ANBO maakte zich zorgen over die senioren die geen smartphone hebben: hoe moeten die een restaurant of bioscoop bezoeken? Maar blijdschap was er ook, bijvoorbeeld bij de hogescholen en universiteiten. Die mochten eindelijk weer terugkeren naar het oude normaal: geen beperkingen in de groepsgrootte meer, geen looproutes, geen plastic schermen in de liften.
Het was een verademing, dat oude normaal. Vrij bewegen zonder mondkapjes op.
© Publiek Domein
Daags nadat de restricties op de universiteit waren opgeheven, kreeg ik bezoek van Imre Besanger, artistiek leider van het theatergezelschap Kwast. Hij kwam de tweedejaarsstudenten Nederlandse taal en cultuur een workshop toneel geven als aanvulling op mijn college over schrijfsters in de vroegmoderne tijd.
Hij ging ons leren hoe in de achttiende eeuw een kaskraker werd opgevoerd. En dus toverden we het klaslokaal om in een theaterzaal. Op het menu stond de kaskraker Jacob Simonszoon de Rijk (1774) van Lucretia van Merken.
Voor wie Van Merken niet kent: zij is een van de beroemdste schrijfsters uit de Nederlandse letterkunde. Precies driehonderd jaar geleden, in 1721, werd deze schrijfster geboren en dat wordt dit jaar met tal van feestelijkheden herdacht. Ze kreeg als bijnaam “de vrouwelijke Vondel”, omdat recensenten haar als de evenknie van Joost van den Vondel beschouwden. Ze maakte furore met haar epen, gedichten en treurspelen. Ze schreef onder naast Jacob Simonszoon de Rijk onder meer ook Het beleg der stad Leyden, waarmee ze volle zalen trok.
Die stukken gingen over het roemrijke vaderlandse verleden, waarin deugdhelden het publiek een spiegel voorhielden. De belangstelling was zo groot dat er soldaten aan te pas moesten komen om de toegestroomde massa in bedwang te houden. Volgens een tijdgenoot scheelde het weinig, of er waren doden gevallen bij de première van Jacob Simonszoon de Rijk. Van Merken kreeg ook fanmail van andere beroemde schrijvers, onder wie Betje Wolff. In aanbidding liet zij weten dat Van Merkens verzen haar tot tranen toe hadden geroerd.
Opgetogen ging regisseur Besanger aan de slag. Hij liet ons oefeningen doen met stemverheffing, grootse gebaren en emotionele uitvergroting. Steeds luider declameerden wij de woorden van De Rijk: “Verrukkend zonlicht […] Hoe wordt mijn ziel verkwikt op het zien van uwe stralen!” Het Erasmusgebouw, een betonnen kolos van twintig verdiepingen, trilde op zijn grondvesten. De duisternis verdween, het zonlicht brak door. Via De Rijk bejubelden we ook onze eigen herwonnen vrijheid.
Lucretia van Merken dichtte: ‘Ik zing, door leed geleerd, het nut der tegenspoeden, Die op de zwakke mens in het rusteloze leven woeden’
Intussen liet ik mijn gedachten gaan over het verleden. Wat zou Vondel eigenlijk van de coronapas hebben gevonden? Wat zou Van Merken over de invoering van de QR-code als toegangsbewijs voor het culturele leven hebben gedacht? Ervaring met epidemieën hadden ze in elk geval ruimschoots. Vaccins bestonden er in de zeventiende en achttiende eeuw nog niet en dus leefden ze in het besef dat de dood ieder moment op de deur kon kloppen. Vondel en Van Merken waren ervaringsdeskundigen. Vondel zag drie van zijn kinderen op jonge leeftijd sterven en ook zijn vrouw. Van Merken verloor kort na elkaar haar vader, moeder en zus.
Beiden zochten houvast in het culturele leven en de literatuur. Na het overlijden van zijn zoon Constantijntje schreef Vondel de klassieker ‘Kinder-lyck’. Hij troostte zich met de gedachte dat zijn zoontje het goed had in het hiernamaals. Toen hij een jaar later zijn achtjarige dochter Sara aan de pokken verloor, had hij moeite zijn verdriet te beteugelen en schreef hij een van de ontroerendste gedichten uit zijn lange dichterlijke loopbaan.
Ook Van Merken schreef een klassieker als reactie op de sterfgevallen in haar familie, Het nut der tegenspoeden
(1762). Ze wist waarover ze schreef: “Ik zing, door leed geleerd, het nut der tegenspoeden, / Die op de zwakke mens in het rusteloze leven woeden.” Zij trok niet alleen religieuze lessen, maar wees ook op het belang van relativeringsvermogen, berusting en mentale veerkracht. Ook na al die eeuwen kunnen de verzen van Vondel en Van Merken ons nog raken.
Cultuur biedt spankracht in tijden van rampspoed. Dat was vroeger zo en het is nog steeds zo. Met of zonder coronapas.