Leonardo da Vinci stierf 500 jaar geleden in het Franse Amboise. Hoofdredacteur Luc Devoldere grijpt de sterfdatum aan om enkele notities te maken bij de idee van de uomo universale.
Frankrijk en Italië doen hard hun best om Da Vinci te claimen. De Amerikaanse kunsthistoricus Jean-Pierre Isbouts beweert nu dat de meester meeschilderde aan de kopie van Het Laatste Avondmaal die in de abdij van Tongerlo hangt. Dat is een werk op bijna ware grootte, en ontegensprekelijk de beste kopie van het oorspronkelijke schilderij in Milaan, dat al snel na de oplevering in 1498 in verval raakte omdat Da Vinci het als een soort secco op een droge muur schilderde en niet op nat gips.
Het origineel in Milaan is intussen zo vaak bijgeschilderd dat je je kunt afvragen of het schilderij nog van Da Vinci zelf is. Je hoeft dus niet naar Milaan, maar kunt evengoed naar Tongerlo, waar het werk sinds 1545 hangt.
Wie ook maar enige pretentie aan zijn prestaties – intellectueel of praktisch – ontleent, moet de sollicitatiebrief lezen die de dertiger Leonardo da Vinci schreef aan de hertog van Milaan, Ludovico Sforza.
Wat wij verrichten, verzinkt in het niets bij wat deze schilder, beeldhouwer en architect kon. De ingenieur die bruggen, aquaducten, kanonnen en katapulten ontwierp, wist dat wiskunde de basis van alles was, maar hij kon ook feesten vormgeven vol effecten en gadgets. Daarnaast was hij een hardnekkige dromer, een verzinner van onmogelijke modellen, voorwerpen die eeuwen later ook echt zouden worden gemaakt zoals fietsen en tanks. Zeker, hij liet veel onafgewerkt achter (hoe zou het anders kunnen als je zoveel… kunt), faalde geregeld, wilde en deed te veel.
Hij noemde zich omo sanza lettere, ongeletterd, omdat hij geen Latijn kende, maar was ook in die letteren een scherpe observator en een groot aforist. De laatste jaren van zijn leven bracht hij door in Amboise, waar hij van François I een groot huis kreeg en jaargeld om te denken en te doen wat hij wilde. De koning wilde alleen nu en dan van zijn conversatie genieten.
Deze man, die van jonge mannen hield, stierf waarschijnlijk niet in de armen van die koning, zoals een schilderij wil in de kamer in Amboise waar Leonardo stierf. François I zei bij zijn dood wel dat de hele mensheid zou moeten rouwen omdat de natuur een dergelijk wezen zeker niet, nooit meer zou voortbrengen.
© Musée de l’Hôtel de Ville, Amboise
Leonardo is de geschiedenis ingegaan als een incarnatie van de uomo universale, ambachtsman, wetenschapper en kunstenaar in één. In de eeuw die volgde op de zijne, zouden wetenschap, techniek en geletterdheid definitief uit elkaar groeien. We zitten vandaag nog altijd opgezadeld met de kloof tussen geletterdheid en gecijferdheid, positieve wetenschappen, wiskunde en techniek aan de ene kant en de humaniora, liberal arts and humanities, de mens- of geesteswetenschappen, de wereld waarin de literaire intellectuelen zich bewegen, aan de andere kant: de two cultures waarover de Britse wetenschapper en romancier C.P. Snow het had in zijn spraakmakende lezing van 1959 in Cambridge.
Leeg en vol verwachting
Beterschap zit er niet in. Sinds de explosieve groei van vooral de positieve wetenschappen in de Moderne Tijd weten we meer en meer over minder en minder.
In de vierde eeuw voor Christus droomde men er in de bibliotheek van Alexandrië al van om alle beschikbare kennis op papyrusrollen te verzamelen. De Belg Paul Otlet wilde in het begin van de twintigste eeuw de ruimte van het volledig leven in kaart brengen op… steekkaarten. Zijn Mundaneum raakte nooit af. In de jaren negentig van de twintigste eeuw zou het wereldwijde web Otlets droom naderbij brengen. Alleen hebben we onszelf nu aan het idee gewend gemaakt dat we niets meer hoeven te kennen omdat we alles kunnen vinden. Onze kennis is virtueel geworden. Onze kennis is verbondenheid met de mogelijkheid tot kennis. We zijn altijd en overal geconnecteerd, leeg en vol verwachting.
Conversatie boven communicatie
Misschien heeft de uomo universale nooit bestaan. Laten we hem dus hier en nu uitvinden, als een noodzakelijke, nuttige fictie voor de eenentwintigste eeuw. Een tegendraadse, unzeitgemässe
versie.
Hij zal conversatie verkiezen boven communicatie, de meanderende lijn boven de rechte, de omweg boven de bestemming. Hij weet dat de Franse koning van Leonardo ooit alleen het recht op zijn conversatie vroeg. Hij zal dilettantisme niet als een verwijt zien, maar als een eretitel. Zijn freischwebende Intellligenz zal leggerezza nastreven, lichtheid – niet die van de pluim, maar van de vogel – en boven alles: sprezzatura, de kunst het moeilijke makkelijk te doen lijken, de kunst om… de kunst te verbergen, een nobele nonchalance.