Deel artikel

literatuur recensie

Voor hun Boekenweekgeschenk en -essay treden Lize Spit en Raoul de Jong in de eigen voetsporen

10 maart 2023 6 min. leestijd

Lize Spit en Raoul de Jong schreven dit jaar de speciale uitgaven van de Boekenweek. Beide auteurs bouwen voort op eerder werk. Want wie een novelle of essay voor zo’n groot publiek mag presenteren, laat zich van zijn beste kant zien.

Het debuut van Lize Spit raakte zeven jaar geleden een snaar. Het ingenieuze plot van Het smelt, dat zich langzaam maar onontkoombaar ontvouwt. Het treffende beeld van een treurige jeugd vol drankzucht, dwangneuroses en seksueel misbruik op het Kempense platteland rond de eeuwwisseling. De diepere vragen die de schrijfster stelt over de trauma’s die nooit smelten. Het sprak al bij het verschijnen een enorme schare lezers, recensenten en juryleden aan. Buitenlandse vertalingen en een verfilming volgden bijna vanzelfsprekend.

Je zou dus haast denken: natúúrlijk keert Spit voor haar Boekenweekgeschenk terug naar het decor van Het smelt. Ieder jaar vraagt de Stichting Collectieve Propaganda van het Nederlandse Boek (CPNB) een literair auteur om een novelle te schrijven die daarna in vele honderdduizenden exemplaren cadeau wordt gedaan aan iedereen die in de actieperiode voor tenminste 15 euro aan Nederlandstalige boeken koopt. Wie zijn eigen werk voor zo’n groot publiek mag presenteren, waagt zich niet aan een experiment. Die laat zichzelf van zijn beste kant zien. In haar geval die van haar succès fou.

Misschien is het allemaal toeval. Maar feit is dat er opmerkelijk veel parallellen te trekken zijn tussen De eerlijke vinder en Het smelt. Beide spelen zich af in het fictieve dorp Bovenmeer. In min of meer hetzelfde tijdperk ook. Beide kennen een vergelijkbare hoofdpersoon: een eenzelvig kind op de rand van de puberteit met problemen thuis. En zelfs het verhaal kent sterke overeenkomsten. Althans, binnen de beperkingen van 96 pagina’s – de vaste lengte van het Boekenweekgeschenk – concentreert Spit zich dit keer uitsluitend op een jeugddrama.

Het eindresultaat is een sterk plotgedreven novelle, die Spit direct in de eerste alinea inzet. Jimmy wordt door Tristan uitgenodigd om te komen logeren. Want: hij had een plan bedacht waarvoor Jimmy’s hulp nodig is. “Kon hij vanmiddag om 14 uur al komen?” En daarna hangt hij op. Pas langzaam wordt je duidelijk dat Tristan een vluchteling is – een zoon uit een gezin van zeven – over wie Jimmy zich heeft ontfermd toen die bij hem in de klas kwam. Zo had ook hij, veel slimmer dan zijn klasgenoten, eindelijk een vriendje.

Nog later onthult Spit, wederom heel gedoseerd, waarom Jimmy moet komen logeren en waarom hij zo’n merkwaardige test moet ondergaan: zo lang mogelijk in een bad met koud water blijven zitten, dat met bevroren diepvriesgroenten extra koud wordt gemaakt. Het heeft allemaal te maken met het noodlot dat Tristans familie boven het hoofd hangt. Met uitzondering van het jongste kind, dat in België is geboren, dreigt het hele gezin te worden uitgezet. Dat moet tegen elke prijs worden voorkomen.

Hoe het afloopt, blijkt pas in de allerlaatste alinea. Wel weet je vanaf het begin: slecht. Jimmy, die iedere dag langs betaal- en bankautomaten fietst om te zien of iemand er zijn geld was vergeten, had een heel bundeltje vijfhonderdfrankbiljetten gevonden. Even voelt hij zich de koning te rijk. Hoeveel zakken chips kun je hier niet van kopen! Maar na een paar minuten daagt de rechtmatige eigenaar op, die hem dwingt het geld terug te geven. Zoiets zal dus wel ook gebeuren met de eerste en enige vriend die hij heeft gemaakt.

Braaf vakmanschap

De voorbeeldige opbouw – met vooruitwijzing volgens het boekje – is niet het enige bewijs van Spits ambachtelijkheid. Ze slaagt er ook in om de personages in kort bestek kleur en diepgang te geven. Mooi werkt ze de overeenkomsten en verschillen tussen Tristan en Jimmy uit. Allebei zijn het buitenbeentjes, maar de vluchteling heeft een liefdevol gezin en is omhelsd door het dorp, terwijl de geboren Bovenmeerder eenzaam is en op z’n best wordt genegeerd, alleen maar omdat zijn vader veel dorpelingen had opgelicht.

Het enige wat je tegen het vakmanschap in ‘De eerlijke vinder’ kunt hebben, is dat het de novelle iets braafs geeft

De manier waarop ze flippo’s inzet, is even kundig – de kunststoffen schijfjes die Smiths vanaf 1995 enkele jaren in de zakken chips stopte. De namen van de verschillende reeksen, de soorten chips, de verzamelmappen, de Flippofoon die je kon bellen voor vragen en verzoeken, enzovoorts enzovoorts, roepen een vanzelfsprekend tijdsbeeld op. Tegelijk werken ze als ontroerend detail die de tragiek van de onmogelijke vriendschap laat zien, als Tristan achteloos omgaat met de verzamelmap die Jimmy voor hem heeft gevuld.

Het enige wat je tegen zoveel vakmanschap kunt hebben, is dat het De eerlijke vinder iets braafs geeft. Spit heeft, zoals ook bleek uit haar debuut, een wat vlakke stijl – terwijl juist fonkelende taalvondsten, gewaagde beeldspraak, perfecte stromende zinnen (of wat dan ook) nodig zijn om je af te leiden van de manier waarop het boek in elkaar is gezet.

Nu verlang je tijdens het lezen naar een passage waar het schuurt, waar het niet klopt, waar je even niet alleen maar de puzzel van het boek probeert op te lossen maar echt aan het nadenken wordt gezet.

Een nieuwe reis

Moet je je voor nadenken dan tot het Boekenweekessay Boto Banja wenden? Dit werk is bedoeld om het thema van de Boekenweek inhoud te geven. Dit jaar is dat “Ik ben alles”. Voor Raoul de Jong was de opdracht aanleiding om – net als Spit – terug te grijpen op eerder werk. Of beter gezegd: om de boodschap van Jaguarman uit 2020 te herhalen voor een groter publiek. Want ondanks de goede recensies en nominaties die het non-fictieboek over een reis door het Suriname van zijn vader had ontvangen, was het volgens hem niet begrepen.

Jaguarman, zo vertelt hij in de inleiding, werd gezien als alleen maar een zoektocht naar zijn roots. Als een boos en activistisch boek ook, dat witte lezers wees op hun tekortkomingen – of juist alleen interessant was voor andere zwarte activisten.

Maar voor “dubbelbloed” De Jong, die een witte moeder heeft, was het een cadeau. Hij wilde iedereen, niet alleen een bepaalde doelgroep, erop wijzen dat er naast de Nederlandse cultuur méér bestaat. Dat er naast een Jan Wolkers en een Gerard Reve ook een Anton de Kom de moeite waard was.

En dus greep hij de opdracht van de CPNB aan om een nieuwe reis te maken, een bootreis vanaf de Dominicaanse Republiek naar Curaçao. Voor vele zwarte schrijvers uit de eerste helft van de twintigste eeuw was dat een tussenstop op weg naar het Westen om daar hun verhaal te vertellen. En, in sommige gevallen, ook te vinden.

Schrijvers als Langston Hughes, Aimé Césaire, Zora Neale Hurston en natuurlijk De Kom. Schrijvers die daarmee de omgekeerde tocht maakten als hun voorouders die vanuit Afrika als slaven naar de plantages waren vervoerd.

‘Boto Banja’ is gek genoeg een “bozer” boek dan De Jongs ‘Jaguarman’

Het is maar goed dat De Jong er dit keer heeft bij gezegd dat hij boven alles de ogen wil openen voor andere schrijvers. Boto Banja is gek genoeg een “bozer” boek dan Jaguarman. De Jong toont zich in beide gevallen als een minzaam, goedhartig man die het leven in al zijn vormen omarmt. Toch valt op hoe sterk zijn twee reisgenoten zijn vergroeid met racistische clichés. De eigenaresse van de boot, de meegevraagde vriend – ze hebben het in momenten van irritatie en vermoeidheid opeens over “jullie”, alsof de schrijver alleen zijn huidskleur is.

De Jong is ook de enige van de drie die in staat is contact te maken met de lokale bevolking in de havens waar ze aanleggen (voordat de reis door pech voortijdig wordt afgebroken). Hij vindt bij de afstammelingen van slaafgemaakten uiteindelijk de verborgen aanwezigheid van de religie die uit Afrika is meegekomen, die we hier vooral kennen als het winti-geloof. Terwijl zijn reisgenoten zich afwerend opstellen. Alsof er wel degelijk zoiets bestaat als universele zwarte en witte culturen die door strikte schotten gescheiden zijn.

Misschien zit hem daar de kwestie waar lezers hun hersenen over kunnen pijnigen. De auteur overtuigt je op een geloofwaardige manier van zijn goede bedoelingen. En passant vertelt hij allerlei interessants over de schrijvers die je echt eens moet gaan lezen (achterin reserveert De Jong twee pagina’s voor boekentips). Maar zelfs dan zijn er blijkbaar ingebakken barrières die het leggen van verbinding bemoeilijken.

En dus: hoe zit dat dan bij mij? Als je het Boekenweekessay zo opvat, slaagt het erin om te doen wat een essay hoort te doen.

Maarten Dessing recent

Maarten Dessing

literair journalist

Reacties

Reacties zijn gesloten.

Lees ook

		WP_Hook Object
(
    [callbacks] => Array
        (
            [10] => Array
                (
                    [00000000000029190000000000000000ywgc_custom_cart_product_image] => Array
                        (
                            [function] => Array
                                (
                                    [0] => YITH_YWGC_Cart_Checkout_Premium Object
                                        (
                                        )

                                    [1] => ywgc_custom_cart_product_image
                                )

                            [accepted_args] => 2
                        )

                    [spq_custom_data_cart_thumbnail] => Array
                        (
                            [function] => spq_custom_data_cart_thumbnail
                            [accepted_args] => 4
                        )

                )

        )

    [priorities:protected] => Array
        (
            [0] => 10
        )

    [iterations:WP_Hook:private] => Array
        (
        )

    [current_priority:WP_Hook:private] => Array
        (
        )

    [nesting_level:WP_Hook:private] => 0
    [doing_action:WP_Hook:private] => 
)