In Vlaanderen heeft men het over verloren voorwerpen. In Nederland zijn ze gevonden. En als we dat verlies in deze bijzondere tijden nu eens echt omzetten in vinden?
© David Samyn
Neem nu onze archieven. Ik wil graag één keer om de twee weken een stuk uit ons archief opdiepen dat nu eens niets te maken hoeft te hebben met corona. Gewoon een goed stuk, dat ons een ander perspectief geeft op de dingen, of een nieuwe betekenis krijgt na enkele jaren. Een gevonden voorwerp.
Zo schreef de dichter, criticus en essayist Piet Gerbrandy in 2010 een weerwoord tegen of gericht aan het monumentale dagboekproject van Leonard Nolens (1947): Dagboek van een dichter 1979-2007 (Querido, 2009). Voor een goed begrip: Nolens is een van de grootste levende dichters in het Nederlands, en voor mij de grootste. Het is niet echt waarschijnlijk dat er nog gedichten van hem zullen komen, maar je weet nooit. Maar dat doet er niet toe.
Het oeuvre is er. Deze laatste der romantische dichters heeft zijn bestaan in dienst gesteld van zijn gedichten. Het meer dan duizend pagina’s tellende dagboek is de genadeloze registratie en reflectie op deze compromisloze keuze.
© David Samyn
Gerbrandy kan niet anders dan zichzelf ook in de frontlijn gooien als dichter en essayist als hij zijn positie bepaalt tegen dit dagboek: “Ik schuif mijn leven over dat van Nolens, of omgekeerd, en merk dat ik moet terugschrijven.”
Het levert een indrukwekkend weerwoord op dat je hier kunt lezen
Tolle et lege.