Verborgen verhalen over slaafgemaakte mensen in Nederlandse archieven
In de studie van het Nederlandse slavernijverleden overheerste lang het perspectief van de kolonisator. Slavenhandelaren en plantage-eigenaren stelden de nu nog beschikbare bronnen op, de ervaringen van slaafgemaakte mensen zelf zijn zelden bewaard gebleven. Toch proberen steeds meer onderzoekers de stemmen van mensen in slavernij te laten klinken. Hun sporen zijn alomtegenwoordig in archieven, zij het gefragmenteerd en moeilijk te vinden. Dankzij nieuwe technieken komen steeds meer verborgen verhalen naar boven, schrijft onderzoeker Jessica den Oudsten.
In de boedelinventaris van plantage-eigenaar Jan Pieter Pfeffer, in 1755 opgesteld na zijn overlijden in Amsterdam, worden twee schuldeisers genoemd: de rijke plantage-eigenaar Salomon du Plessis (1705-1785), bij wie Pfeffer bijna 1440 gulden schuld had, en de slaafgemaakte vrouw Aspasia, die twee gulden eiste van Pfeffer. Aspasia had gezegd dat “van haer onder den overledene in bewaringe is gebleeven twee guldens”, een bedrag dat zij nu, na het overlijden van Pfeffer, terug wilde hebben. In het testament van Pfeffer, opgesteld op 12 januari 1755, wordt Aspasia ook genoemd. Pfeffer had verklaard dat de tot slaafgemaakte vrouw Aspasia hem zou moeten dienen zolang hij leefde, maar bij zijn overlijden haar vrijheid zou krijgen.
Aspasia was op de hoogte van wat haar was beloofd in het testament van Pfeffer en besloot actie te ondernemen. Op 8 augustus 1755 diende zij bij het Hof van Politie en Criminele Justitie in Suriname zelf een verzoek in tot manumissie (het vrijlaten van een tot slaafgemaakte). Dat is opvallend, want meestal werden dit soort verzoeken ingediend door anderen. In haar verzoek tot manumissie verwees Aspasia naar het testament van Pfeffer, waarin hij haar “uijt erkentenisse van haar trouwe dienste” wenste vrij te maken. Er was op 4 juli ook een kopie van het Amsterdamse testament geregistreerd in Suriname. Een week na haar officiële aanvraag, op 15 augustus, keurde het Hof het verzoek goed: Aspasia zou haar “brieven van vrijdom” ontvangen, papieren waarop stond dat zij vrij was.
© NL-HaNA, 1.05.10.02, inv. nr. 366, scan 214, 15 augustus 1755
Blik van de kolonisator
De documenten waarin de nalatenschap van Jan Pieter Pfeffer wordt geregeld laten vooral het perspectief zien van de kolonisator: Pfeffer was de eigenaar van koffieplantage Onvernoegd aan de Pericarivier in Suriname en had aandelen in schepen, en die eigendommen moesten na zijn overlijden verdeeld worden. Toch komt uit diezelfde bronnen ook het verhaal van Aspasia naar voren. Door verder te zoeken in verschillende archieven en meerdere bronnen met elkaar te combineren heb ik samen met historicus Ramona Negrón een klein aspect uit haar leven gereconstrueerd. Aspasia nam het heft in eigen hand om haar geld en haar vrijheid te krijgen. Over het verdere leven van Aspasia vermelden de bronnen helaas niets.
© Rijksmuseum, Amsterdam
Aangezien veel documenten in de archieven opgesteld zijn door of in opdracht van slavenhandelaren en slavenhouders, is het vaak lastig of zelfs onmogelijk om de stemmen van tot slaafgemaakte mensen zelf in bronnen terug te vinden. Bovendien was er voor slaafgemaakten in de meeste koloniën een verbod op lezen en schrijven en hadden ze, als ze al konden lezen en schrijven, geen toegang tot pen en papier. Hun getuigenissen zijn daarom zeldzaam. Er bestaan wel waardevolle egodocumenten van tot slaafgemaakte mensen zoals brieven, dagboeken of biografieën, maar die zijn meestal geschreven door mensen die later in hun leven terugkijken op hun jaren in slavernij. Een bekend voorbeeld is de autobiografie van Olaudah Equiano (c. 1745-1797) met de titel The Interesting Narrative of the Life of Olaudah Equiano. Equiano publiceerde zijn autobiografie in 1789 en beschreef hoe hij als kind van ongeveer elf jaar tot slaaf was gemaakt en hoe zijn leven in slavernij was geweest. Andere voorbeelden zijn onder andere te lezen in Verhalen van vrijheid: autobiografieën van slaven in transnationaal perspectief, 1789-2013 van Marijke Huisman (Verloren, 2015).
Welke bronnen getuigen rechtstreeks van de ervaringen van tot slaafgemaakte mensen? En zijn er nog andere manieren om het perspectief van tot slaafgemaakten te onderzoeken?
De stemmen van slaafgemaakte mensen
Nederland speelde in de vroegmoderne periode een grote rol in de trans-Atlantische slavenhandel, waardoor er in Nederlandse archieven talloze documenten liggen over vroegmoderne slavenhandel en slavernij. Hoewel er veel onderzoek naar slavernij wordt gedaan (een voorbeeld is het boek Slavernij (Atlas Contact, 2021) en de gelijknamige tentoonstelling van het Rijksmuseum), liggen er in de archieven ook nog veel onontdekte documenten met verhalen over slavernij, waarin af en toe ook de stemmen van tot slaafgemaakte mensen te horen zijn.
Historicus Marjoleine Kars ontdekte bijvoorbeeld meer dan vijfhonderd pagina’s aan verhoren van tot slaafgemaakte mensen en zelfs brieven die zij schreven aan de Nederlandse autoriteiten. In haar boek Bloed in de rivier. Het onbekende verhaal van de massale slavenopstand in een Nederlandse kolonie (Atlas Contact, 2021) verwerkt Kars die documenten om licht te werpen op de grote slavenopstand in Berbice (nu Guyana) in 1763. Daarbij namen ongeveer vijfduizend slaafgemaakten de controle van het land gedurende meer dan een jaar over. Door meerdere bronnen met elkaar te combineren is het Kars gelukt om de levens, gedachten, relaties en cultuur van de tot slaafgemaakte mensen die betrokken waren bij de opstand in detail te beschrijven.
Vaak is het veel lastiger om levens tot in detail te onderzoeken, omdat er in de bewaarde documenten niet zoveel informatie staat en de stemmen van slaafgemaakte mensen niet direct hoorbaar zijn. De documenten geven (op het eerste gezicht) een heel fragmentarisch beeld en zorgen voor veel vragen. Dat is bijvoorbeeld het geval in het verhaal van de tot slaafgemaakte man Laquais. In het notariële archief van Amsterdam is een insinuatie (een notariële aanzegging om een verplichting na te komen, bedoeld om iemand onder druk te zetten) te vinden van een zekere André Renouard. In 1770 was Laquais door Renouard meegenomen vanuit Suriname naar de Republiek, waar hij Renouard moest dienen, net als in Suriname. Uit de notariële akte blijkt dat Laquais op 13 mei 1772 niet terug naar huis kwam bij Renouard. Die liet Laquais’ naam de volgende dag “omroepen” in de stad. Zo kwam Renouard te weten dat Laquais zich mogelijk in het huis van ene Fredrik Guillaume bevond. Daar ging hij op 15 mei dan ook naartoe om Laquais terug te eisen. Wat niet lukte: Guillaume weigerde. In juni nam Renouard een notaris mee naar het huis van Guillaume om hem officieel onder druk te zetten. Renouard eiste dat Laquais zou terugkomen naar hem en dreigde naar de rechter te stappen als dit niet zou gebeuren.
© NL-SAA, Beeldbank (door Georg Balthasar Probst en F.B. Werner, circa 1700)
Wat was er gebeurd met Laquais? Was hij ontvoerd en zat hij opgesloten in het huis van Guillaume, of was hij zelf weggelopen van Renouard en had hij zijn toevlucht gezocht bij Guillaume? Het antwoord is helaas onbekend. Toch geeft de korte notariële akte wel een klein inzicht in het leven van Laquais. Hij was per schip vanuit Suriname meegenomen naar een voor hem waarschijnlijk onbekend land. Hoewel slavernij in de Republiek officieel verboden was, werden er toch regelmatig tot slaafgemaakte mensen meegenomen vanuit de kolonies, zowel vanuit het Atlantische gebied als uit Azië. Naar schatting werden er in de loop van de achttiende en negentiende eeuw honderden slaafgemaakte mensen vanuit Suriname naar de Republiek gebracht, van wie Laquais er dus één was. Uit de akte blijkt dat Renouard Laquais als zijn eigendom bleef zien, ook al was hij in de Republiek. Hij eiste niet alleen dat Laquais naar hem terugkwam, maar wilde zelfs naar de rechter stappen, zodat hij een schadevergoeding kon eisen voor de door hem geleden “kosten en schaden”.
Bronnen en digitale methoden combineren
Steeds meer onderzoekers combineren diverse koloniale bronnen om het verhaal van slavernij te kunnen vertellen vanuit het perspectief van slaafgemaakte mensen. Historicus Ramona Negrón onderzocht bijvoorbeeld de levens van kinderen in slavernij en hun rol binnen de slavenhandel. Door verschillende bronnen samen te brengen, zoals contracten voor de slavenhandel en scheeps- en chirurgijnsjournalen die zijn opgesteld op slavenschepen, heeft ze de ervaringen van tot slaafgemaakte kinderen tijdens de slavenhandel gereconstrueerd. De kinderen werden in Afrika al van hun ouders en andere familieleden gescheiden en daarna vervoerd naar één van de kolonies. Als ze de reis al overleefden (veel baby’s en kinderen stierven onderweg) zouden ze hun familieleden nooit meer terugzien. Negrón concludeerde dat het aantal slaafgemaakte kinderen aan boord van slavenschepen waarschijnlijk hoger is dan eerst werd gedacht, omdat slavenhandelaren ook geïnteresseerd waren in het kopen en verkopen van kinderen en jongeren. Haar werk laat zien dat bestaande bronnen, hoewel ze zijn opgesteld door slavenhandelaren, ook gebruikt kunnen worden om het perspectief van tot slaafgemaakte kinderen (en volwassenen) te vertellen.
Steeds meer onderzoekers combineren diverse koloniale bronnen om het verhaal van slavernij te kunnen vertellen vanuit het perspectief van slaafgemaakte mensen
Een belangrijke ontwikkeling waardoor er veel verhalen van tot slaafgemaakte mensen uit de archieven naar boven komen, is de digitalisering en indexering van steeds meer archieven. Een goed voorbeeld is het Stadsarchief Amsterdam, waar momenteel het notariële archief wordt geïndexeerd via het platform VeleHanden.nl, waaraan iedereen kan meehelpen. Vrijwilligers voeren allerlei persoons- en plaatsnamen in en controleren die informatie, waardoor het mogelijk is te zoeken naar een almaar groter wordend aantal personen. De hiervoor genoemde Aspasia en Laquais zijn allebei voorbeelden van slaafgemaakte mensen wier verhalen uit dit notariële archief naar boven zijn gekomen. Er zijn inmiddels al veel meer verhalen te vinden, en het aantal blijft groeien.
Essentieel bij de digitalisering en indexering is ook de steeds beter wordende kwaliteit van Handwritten Text Recognition (HTR), een proces waarbij de computer in handgeschreven teksten leert te zoeken – een hele uitdaging bij teksten in oude handschriften die voor mensen soms al lastig te lezen zijn. Hoewel er nog veel ruimte voor verbetering is, zorgt HTR er nu al voor dat onderzoekers kunnen zoeken naar plaatsnamen, persoonsnamen, beroepen of andere termen, bijvoorbeeld in de enorme archieven van de Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC) en de West-Indische Compagnie (WIC). Zo ontstaat de mogelijkheid om op een nieuwe manier onderzoek te doen, waarbij ook oog is voor een meerstemmig perspectief op het slavernijverleden.
De sporen van slaafgemaakte mensen zijn alomtegenwoordig in Nederlandse archieven, maar zijn niet altijd makkelijk te vinden
Een goed voorbeeld van hoe digitale methoden helpen om de perspectieven van tot slaafgemaakte mensen te onderzoeken is het project Unsilencing the VOC Testaments van academische onderzoekers Charles Jeurgens, Giovanni Colavizza en Mrinalini Luthra. Zij schakelden ook studenten van de Universiteit van Amsterdam in om te helpen bij het project. De VOC was één van de grootste werkgevers van de Republiek. Er waren niet alleen duizenden zeelieden en soldaten in dienst, maar ook ambachtslieden, predikanten en ambtenaren. Voor deze mannen was wonen en werken in vroegmodern Indonesië niet zonder gevaar: de kans om te overlijden door ziekte of een ongeluk was groot. Daarom lieten veel VOC-werknemers een testament opstellen. Hun testamenten zijn bewaard gebleven en zijn te vinden in de collectie van het Nationaal Archief. Met behulp van HTR worden die testamenten nu helemaal doorzoekbaar gemaakt en is er informatie in te vinden over (onder andere) tot slaaf gemaakte mensen. Zij worden vaak in de testamenten genoemd, bijvoorbeeld als erfgenaam.
De sporen van slaafgemaakte mensen zijn alom tegenwoordig in Nederlandse archieven, maar zijn niet altijd makkelijk te vinden. Bovendien zijn de bronnen vaak opgesteld vanuit het perspectief van de kolonisator. Toch is het niet onmogelijk om het perspectief van tot slaafgemaakte mensen te onderzoeken. Door meerdere bronnen uit verschillende archieven met elkaar te combineren, door “tussen de regels” te lezen en door nieuwe digitale methoden zoals HTR te ontwikkelen en te gebruiken, kan er toch een meerstemmig perspectief van het verleden worden weergegeven.