Marja Vuijsje toetst de feministische literatuur die in de jaren 1970 zo belangrijk leek op haar houdbaarheid, terwijl Marja Pruis op zoek gaat naar de relevante stemmen in het feministische debat van vandaag.
Als zelfs de kersverse hertogin Meghan Markle met feminisme durft te flirten, weet je dat het begrip weer bon ton is. Weer, of misschien zelfs meer dan ooit. Echt mainstream is het tweedegolffeminisme nooit geweest. In de jaren 1960, ’70 of ’80 stond nooit een popzangeres van het kaliber van Beyoncé te kronkelen voor een neonbord met “Feminist”. Dat kronkelen, daar zouden veel feministen van toen vast commentaar op hebben gehad. Is dat sexy gedrag geen knieval naar de geile mannenblik? Omdat er geen opperraad is die de doctrine der feministen op schrift stelt, zijn er zoveel feminismen als er feministen zijn. Dat maakt de beweging veelzijdig en boeiend, maar ook veranderlijk, ongrijpbaar en soms weinig daadkrachtig.
Ook uitgeverijen zijn zich bewust van het feministische momentum. Van pamfletten (We Should All Be Feminists, Chimamanda Ngozi Adichie), boeken over vagina’s (V. Van vulva tot vagina, verschillende auteurs), richtlijnen voor mannen (Waarom feminisme goed is voor mannen, Jens van Tricht), essaybundels (Wolf. Dertien essays over de vrouw, Maartje Laterveer e.a.) tot feministische dystopieën (De macht, Naomi Alderman): voor elke millennial die zich aan het feminisme waagt, is er wat wils.