In Varkensribben
van de prille dertiger Amarylis De Gryse wordt veel gegeten, en draaien mensen rondjes. Dit is een melancholisch en grappig debuut over mensen die de neiging hebben om te volgen, maar toch gezien willen worden. Moeten worden.
© Marianne Hommersom
Er is al veel gespeculeerd over de eerste coronaroman en hoe dicht die dan op de actualiteit zou mogen of moeten zitten, maar misschien is die eerste coronafictie al lang geschreven.
Net voor het uitbarsten van de pandemie bijvoorbeeld, door de jonge schrijfster Amarylis De Gryse, die opgroeide in een onooglijk dorpje in het Brugse Ommeland en nu, naar eigen zeggen, haar verhalen en boeken schrijft vanuit een soort boshut langs een snelweg in de Kempen, waar ze zich ook nog omschoolt tot bioboerin.
Precies omdat de woorden corona en COVID-19 volledig afwezig zijn, appelleert dit boek zo sterk aan de beklemmende sfeer die we kennen van afgelopen lente. Hoofdpersoon Marieke werkt namelijk in een woonzorgcentrum, waar steeds minder personeel de steeds ziekere bejaarden moet verzorgen.
De omstandigheden, een hittegolf en een nakende verhuizing, zitten niet mee, terwijl Marieke ook nog eens door een persoonlijke crisis gaat. Ze is het huis uit gezet door haar lief, een slagerszoon, en slaapt in een huurauto die ze iedere avond parkeert langs de vaart. Omdat haar zomerkleren zijn vastgeraakt in de wasmachine van de wasserette, loopt ze ook nog eens rond in veel te warme kleren.
Nee, het leven zit Marieke echt niet mee tijdens deze zomer.
Precies omdat de woorden corona en COVID-19 volledig afwezig zijn, appelleert dit boek zo sterk aan de beklemmende sfeer die we kennen van afgelopen lente
Gedreven door een cynische, marktgedreven logica beslist de directeur van het woonzorgcentrum dat de dementerende bejaarden op de etage van Marieke, juist die mensen die er het ergst aan toezijn, nog even in het oude gebouw moeten blijven, terwijl de rest verhuist naar een fonkelende nieuwbouw aan de overkant van de straat.
Dat staat wat beter voor de politici en andere hoogwaardigheidsbekleders die de opening bijwonen, die moeten niet geconfronteerd worden met kwijlende, onbegrijpelijk murmelende oudjes.
Maar de toestand blijft ook lang na de opening van de nieuwbouw aanslepen. In het gebouw waar Marieke als enige verzorger achterblijft met haar bejaarden worden elektriciteit en water afgesloten, en krijgen ze iedere dag worst met appelmoes geserveerd. Eén voor één leggen ze het loodje, en dat is net het plan van de directie.
Tegen al die achtergronden leren we Marieke kennen, een kind van gescheiden ouders dat een wankele band heeft met haar moeder, en haar vader nauwelijks heeft gekend. Dat zorgt voor vertekende herinneringen aan haar jeugd, over wat ze heeft beleefd en met wie. Dat zet haar ook aan tot nadenken over wie ze precies is.
Marieke weet het wel, ze is een volger, altijd geweest, maar dat betekent daarom niet dat ze geen enkele waarde heeft. Ook volgers willen gezien worden, gewaardeerd worden om hun bijdrage aan dit leven, ze willen af en toe eens uitbreken, in opstand komen tegen kille ziekenhuisdirecteuren, afwezige ouders of zussen die te lang geheimen bewaren.
Ogenschijnlijk nonchalant weeft De Gryse haar verhaallijnen in elkaar, tot ze allemaal samenkomen in een denderende finale
Dat loopt uiteraard niet altijd even gesmeerd, zo gaat dat in het leven van volgers. Marieke blijft vaak rondjes draaien, soms letterlijk. Op de rotonde richting haar schuilplaats aan de vaart, of in de draaideuren van het nieuwe woonzorgcentrum.
Terwijl ze rondjes draait, fantaseert ze over hoe het leven anders had kunnen lopen. Beter. Avontuurlijker. Rechtvaardiger. Voor haar, voor haar en haar lief, voor de bejaarden op haar etage. Ze laat uiteindelijk de opstandige Marieke in zichzelf los, in de hoop dat daarmee alles goed komt.
Amarylis De Gryse, die eerder korte verhalen publiceerde en werd geselecteerd voor de schrijfresidentie van deBuren in Parijs, vertelt het verhaal van Marieke op melancholische, grappige wijze, vol subtiele hints en heerlijke metaforen.
Haar openingszin is qua toonzetting meteen raak: “Zo gaat het leven: je wordt het huis uit gegooid net wanneer je de was zou moeten doen.” Dat soort pech en het noodlottig samenvallen van tegenvallende omstandigheden, blijkt een rode draad in het leven van Marieke, maar ze weet er met humor mee om te gaan.
Ogenschijnlijk nonchalant weeft De Gryse haar verhaallijnen in elkaar, tot ze allemaal samenkomen in een denderende finale. Eten speelt daarbij een belangrijke rol. Op proustiaanse wijze roepen pralines, worst met appelmoes, gehaktballetjes, zingende uien in sissende boter, eieren met spek en uiteraard varkensribben allerhande zintuigelijke herinneringen op die je meesleuren naar de denkwereld van Marieke.
Mocht het niet zo melig zijn, we zouden bijna schrijven: een debuut dat smaakt naar meer.