Van Cauwenberghe, Van Gompel, Vandervelde: waarom zijn er zoveel Vlaamse namen in Charleroi?
Afgelopen zomer volgden twee deelnemers van de Taalunie Zomercursus een korte stage bij Ons Erfdeel vzw. Maïte Chauvier, studente Nederlands in Mons, schreef een stuk over de vele Vlaamse namen in Charleroi.
Als we het over Charleroi hebben, zijn de eerste elementen die bij ons opkomen de steenkoolmijnen, de industrie en de grote migratiegolf uit Italië. Maar wat men vergeet, is dat er al Vlamingen naar Charleroi kwamen nog voor die georganiseerde migratie plaatsvond.
Merk je ze niet op als je in Charleroi rondwandelt, die rare namen die met Van beginnen: Van Cauwenberghe, Van Gompel, Van Lombeek-Jacobs, Vandervelde, enzovoort? Vraag je je niet af: waarom hebben die inwoners van Charleroi en die straten een Vlaamse naam ?
Die aanwezigheid van zoveel Vlaamse namen in die streek is te verklaren door de interne migratie in België van Noord naar Zuid tijdens de negentiende eeuw en in de vroege twintigste eeuw.
In de negentiende eeuw luidt de uitvinding van de stoommachine het begin van een nieuw tijdperk in vol grote veranderingen, de Industriële Revolutie. Die industriële ontwikkeling verandert de Belgische maatschappij. Velen ontvluchten het platteland. Terwijl Vlaamse boeren getroffen worden door de landbouwcrisis, wordt Charleroi dankzij de steenkool een van de meest welvarende steden van Europa. Er is veel werkkracht nodig, niet alleen voor de steenkoolmijnen, maar ook voor de glasfabrieken en de staalindustrie. Veel Vlamingen verlaten het platteland. Ze trekken naar het Zuiden, op zoek naar werk.
In de negentiende eeuw is de economische situatie in Vlaanderen veel minder bloeiend dan in Wallonië. Veel Vlamingen leven in armoede, vooral na de crisis van 1845. Dat jaar is de oogst heel slecht. De tarweoogst wordt door de strenge winter vernietigd en parasieten vernielen het grootste deel van de aardappeloogst. Het aantal mensen dat in 1845 de hongerdood sterft, is bijzonder groot. Er is sprake van een zware economische crisis. In die periode moeten de boeren voor hun grond betalen (pachten) maar er is niet veel vruchtbare bodem beschikbaar. Dat leidt tot onrealistisch hoge prijzen. Veel Vlamingen worden werkloos en hebben geen inkomen. Om hun gezin te onderhouden, verhuizen ze, op zoek naar werk.
Tegelijkertijd wordt ook de huisnijverheid getroffen, een tweede belangrijke bron van inkomsten in Vlaanderen. Met name de textielindustrie en de opkomst van het katoen zorgen voor slachtoffers.
De industriële ontwikkeling in Wallonië komt er eerder dan in Vlaanderen en op een meer ingrijpende manier. Dat valt te verklaren door de aanwezigheid van steenkool in Wallonië, destijds de belangrijkste brandstof.
Met duizenden trekken de Vlamingen naar Wallonië. De talentellingen die in België in de negentiende eeuw door de overheid georganiseerd worden leren ons dat er in 1866 in Charleroi 9.044 Vlamingen wonen en in 1910 al 26.986.
Die massieve toestroom leidt tot de oprichting van echte Vlaamse wijken. Er wordt een vereniging gesticht met als naam Werk der Vlamingen, een katholieke organisatie die Vlamingen van de wieg tot het graf moet begeleiden.
Aanvankelijk zijn sommige Walen tegen de nieuwe buurten, vooral omdat ze vrezen dat de Vlamingen zich niet genoeg zullen aanpassen. Maar de Vlamingen integreren zich snel. Velen worden lid van vakbonden, die Vlaamse afdelingen hebben opgericht. Sommigen worden lid van een politieke partij. De kinderen en kleinkinderen gaan naar Franstalige scholen. Vandaag zijn hun afstammelingen helemaal geïntegreerd, in die mate zelfs dat sommigen bijna niets over hun Vlaamse oorsprong weten.
België is sinds mensenheugenis een land van migratie. De negentiende eeuw speelt in de migratiegeschiedenis een prominente rol. Die interne migratiegolf wordt vaak vergeten, maar blijft een belangrijk element van de Belgische geschiedenis.