Van altruïsme naar individualisme: de Nederlandse bevolkingsontwikkeling na 1965
(D.J. van de Kaa) Ons Erfdeel – 1997, nr 3, pp. 387-400
Als een donderslag bij heldere hemel, zo onverwacht en plotseling veranderde op het midden van de jaren zestig de bevolkingssituatie in West-Europa. Tot die tijd was de veelal onuitgesproken demografische toekomstverwachting, dat de niveaus van geboorte en sterfte bezig waren naar elkaar toe te groeien. Hoogstwaarschijnlijk zou er een nieuwe evenwichtssituatie ontstaan. Het gemiddelde kindertal per vrouw zou daarbij, zo dacht men, precies op dat lage niveau komen te liggen dat bij de lage sterfte nog net toereikend was om de bevolking numeriek in stand te houden. Het zou wel een langdurig proces zijn, dat langs lijnen van geleidelijkheid zou verlopen en nog een flinke bevolkingsaanwas zou opleveren voordat de groei voorbij was. Trouwens, voor Nederland lag een dergelijke ontwikkeling wat minder helder in het verschiet dan voor veel andere Europese landen. Het lag in elk geval in een verder verschiet. Nederland was namelijk een demografisch buitenbeentje: er werden verhoudingsgewijs meer kinderen geboren dan in de omringende landen, de bevolking was naar verhouding jong, en het gemiddelde kindertal per vrouw steeg in plaats van te dalen. In
Verder lezen?
Dit is een artikel waarvoor je moet betalen. Koop dit artikel of neem een abonnement om toegang te hebben tot alle verhalen van de lage landen.
Reactie plaatsen
Aanmelden