Vaak ontroerend, soms ook goed. Het internationale succes van Ontroerend Goed
Ontroerend Goed staat op 5, 6 en 7 oktober 2021 in de Brakke Grond met de voorstelling Every Word Was Once an Animal. Ontroerend Goed is een van de Kroongetuigen van de Brakke Grond: makers die een persoonlijke relatie hebben met het Vlaams Cultuurhuis in Amsterdam, dat zijn 40-jarige jubileum viert. Herlees hier een portret van het gezelschap uit ons archief.
Twee jaar na elkaar kaapte een Vlaams theatercollectief een prestigieuze “Fringe First”-award weg op het Edinburgh Festival Fringe, het grootste podiumkunstenfestival ter wereld. Dat was niet Needcompany, Tg Stan of een ander befaamd exportproduct uit de Vlaamse podiumkunsten. Wel de kleine Gentse groep Ontroerend Goed, voor The Smile off Your Face
en Pubers bestaan niet. Waaraan is hun succes te danken? En waarom wordt dat in eigen land veel minder gedeeld?
Er is in het Vlaamse theater een ongeschreven wet die zegt dat, als je het als maker ver wil schoppen, je maar beter geen theateropleiding kunt hebben. De praktijk heeft dat al bewezen voor Jan Lauwers, Jan Fabre, Guy Cassiers, Eric De Volder… Zij veroverden het theater vanuit de beeldende kunst. Ook voor Ontroerend Goed liggen de kaarten op dat vlak goed. Eind jaren negentig ontstond de groep als een dichterscollectief rond David Bauwens, Alexander Devriendt, Joeri Smet en Sophie De Somere. Op elkaar gebotst in en rond de opleiding Germaanse talen op de Universiteit Gent, gingen ze met verwante jonge twintigers rock-’n-roll-achtige poëzieavonden organiseren en hun schrijfsels bundelen in een paar glanzende tijdschriftnummers. Vrij studentikoos deed het allemaal aan, maar Ontroerend Goed werd gauw een bekende naam in de culturele undergroundscene van Gent. Hun imago lag ergens tussen hip en weird, maar uit hun poëzie zelf sprak een oprecht, soms zelfs kwetsbaar gevoel. Ontroerend Goed — de naam zegt veel — was het postmodernisme voorbij. Echt contact stond hoger op de agenda.
Vanuit die live-gedachte evolueerde het collectief vanzelf naar een meer performance-gerichte aanpak voor zijn poëziemeetings in cafés en clubs. Dat resulteerde in 2002-2003 in de PORROR-trilogie, een succesvolle mix van poëzie, porno en horror. Zo werd de eerste aflevering geleid door twee kauwgommende American poets (Smet en Devriendt), die België aandeden met een anarchistische show vol kitsch, zelfmutilatie, gasmaskers, sexy dans, Engelse gemeenplaatsen en een heuse Miss Anaal-verkiezing onder de dames in het publiek. Ook deel drie werd een schurende roetsjbaan langs expliciet naakt, choquerende stand-up en showbizz op zijn slechtst. Zo brak Ontroerend Goed door in het podiumveld, omdat er een volstrekt nieuw geluid uit sprak. Het Vlaamse theater had zijn underground teruggevonden. Het gezelschap werd op het Oostendse jongemakersfestival Theater Aan Zee liefdevol in de armen gesloten. Ontroerend Goed won er in 2003 zijn eerste prijs, even later volgde een eerste officiële projectsubsidie van de Vlaamse Gemeenschap. Cafézaaltjes werden gewisseld voor een kantoortje.
Spontaan gingen zich in de ontwikkeling van Ontroerend Goed twee lijnen aftekenen. Het dichtst bij hun bron lag hun intieme “ervaringstheater”. Dat nieuwe genre vormt sinds Het Sprookjesbordeel van het Toneelhuis in 2002 een veel bredere golf in de Lage Landen: kijkers worden individueel benaderd op een interactieve en erg zintuiglijke manier. Ontroerend Goed maakte in 2004 met The Smile off Your Face een minder softe variant: je werd, geblinddoekt en licht gebonden, in een rolstoel rondgereden langs een lieve stem die je intieme vragen stelde en je ging strelen, langs een erotische babe die je aan haar lange haar liet voelen maar uiteindelijk Sinterklaas bleek te zijn, en langs een jongen die op tien centimeter van je neus diep in je ogen staarde en begon te huilen. Het gênante en het onverwachte zijn Ontroerend Goed steeds blijven intrigeren, maar het choquerende van weleer wisselde voor een serieuzere zoektocht naar hoe je door mensen op het verkeerde been te zetten, vooral hun verborgen gevoelsleven en intermenselijke veiligheden los kan morrelen. In die zin is The Smile off Your Face erg bij de tijd: het combineert principes van schijn en waarheid (in onze mediamaatschappij nog moeilijk te onderscheiden) met de nieuwe noodzaak aan gemeenschap en live contact met onbekenden. De voorstelling werd doorheen de speelreeks een levendig succes.
Ook in Edinburgh dus, waar Ontroerend Goed in augustus 2007 een Engelstalige versie speelde. “As an essay in intimacy, human warmth and real emotional attention ‘The Smile off Your Face’ is an unforgettable experience”, zo schreef The Scotsman. The Times vond die ervaring zelfs “one of the most unforgettable of several alternative Fringe experiences that wants to liberate us from theatre-going conventions”. In die verwoording ligt al veel van de verklaring voor het feit dat de voorstelling sinds Edinburgh een hit is geworden op wel meer Angelsaksische festivals, en tot nu toe ook in Australië prijzen wegkaapt. Het Engelstalige theater blijft bogen op een sterke tekstgerichte traditie, waarvan de klassieke autonome auteur nog steeds de kern uitmaakt. “Conventies van theaterbezoek” liggen er een stuk traditioneler dan in Vlaanderen, waar sinds de jaren tachtig de maker het voor het zeggen heeft en inspiratie vanuit performance eerder de norm dan de uitzondering is geworden. In Vlaanderen is vrijwel het hele veld fringe (letterlijk “marge”), zeg maar. En zeker onderscheidde The Smile off Your Face zich ook in eigen land als een van de betere vormen van (vaak dramaturgisch ondermaats) ervaringstheater, maar echt opvallen deed het in dit overproducerende en “experimentele” veld een stuk minder dan in het buitenland.
Veel heeft te maken met de mindere artistieke kwaliteit die Ontroerend Goed tentoonspreidt binnen de tweede lijn van zijn ontwikkeling: het reguliere zaalwerk, met voorstellingen die steeds minder stand-up of cabaret en meer “echt theater” werden. Dat onderzoek naar wat theater juist is, werd zelfs het eigenlijke onderwerp van de eerste zaalproducties. Exsimplicity (2004) deed dezelfde eenvoudige opkomstscène driemaal over, waarbij de geldende theatrale principes steeds meer ontmaskerd werden door de performers zelf. Een eeuwenoude variant van metatheater, waar regisseur Devriendt (nu artistiek leider) alleen weinig inhoud aan wist te geven. Wat wil Ontroerend Goed precies vertellen? Dat is wel vaker de hamvraag gebleken. Ondanks vaak originele uitgangspunten, zoals voor het vijfdelige monsterproject Soap (live theater met soap-allures, ook in afleveringen gebracht, 2006), blijft de uitwerking soms steken in vederlichte teksten en wat goedkoop geflirt met formats uit de populaire cultuur en de grenzen tussen fictie en werkelijkheid. Ook de komst van acteur Nicolaas Leten verhielp het soms povere acteerspel van de ex-dichters niet. Dat alles straalt natuurlijk af op de perceptie van Ontroerend Goed in Vlaanderen, hoeveel vast jong publiek het ook wist op te bouwen.
Gelukkig kwam na weinig grensverleggende maaksels als Hard to Get en de kerstshow Vrede op aarde aan alle mensen van goede wil (met het Nederlandse Monk), de coproductie Pubers bestaan niet (2008) met jeugdtheater Kopergietery. Devriendt regisseerde dertien tieners op tekst van Smet tot een chaotische, maar goed georkestreerde basisscène, waarin de pubers samen opkomen, over stoelen gaan hangen, elkaar lastigvallen, aan hun buur beginnen te frunniken en samen eindigen in één krioelende hoop jonge lijven. Diezelfde scène werd vervolgens een paar keer gevarieerd: op heel andere sfeermuziek (van opera tot jump), met alleen attributen en de spelers in de coulissen of als een braaf schooltoneeltje. Wonderlijk simpel en toch zigzaggend over een heel gevoelspalet, herinnerend aan toen je zelf die leeftijd had. Dat opnieuw Edinburgh er in de zomer van 2008 voor gevallen is, hoeft niet te verwonderen. In Pubers bestaan niet
komt het beste van beide sporen van Ontroerend Goed samen: de wil om de theaterervaring op de spits te drijven tot een hier-en-nu-belevenis die onder de huid kruipt, met de zoektocht naar hoe het medium zelf vernieuwd kan worden. Underground is dat al lang niet meer, maar misschien wordt dit collectief er dan toch ooit groot mee in eigen land.
Every Word Was Once an Animal bij de Brakke Grond
Dit artikel werd oorspronkelijk gepubliceerd in Ons Erfdeel, 2009, nr. 2 (jg. 52), pp. 142-143.