Uitputting. Ecologische en affectieve crisis in de hedendaagse literatuur
Hoe moeten we ons staande houden in een planeet waarin de ecologische ravage onverminderd doorgaat? Literatuur van Jeroen Theunissen, Lieke Marsman en Dominique De Groen toont hoe de ecologische crisis vervlochten is met een affectieve crisis. Die bemoeilijkt het engagement met dé kwestie van onze tijd: de opwarming van de aarde.
Wij zijn het klimaat. Met die slogan, ook de titel van hun door Jeroen Olyslaegers opgetekende “brief aan iedereen” (2019), vatten de jonge Vlaamse klimaatactivistes Anuna De Wever en Kyra Gantois de aard van de kritieke ecologische situatie aan het begin van de eenentwintigste eeuw. De klimaatopwarming is niet zomaar één van de vele maatschappelijke crisissen waaronder de westerse maatschappij momenteel lijdt. Veeleer is het zo dat ze al die crisissen “oplaadt met existentiële urgentie”, zoals Naomi Klein stelt in This Changes Everything (2014).
In de huidige sociale orde zal de steeds waarschijnlijker wordende ecologische ontwrichting leiden tot een verheviging van economische ongelijkheid, maatschappelijke onrechtvaardigheid, seksisme en racisme, migratie en hongersnood, democratisch deficit, et cetera. Maar dat is niet de manier waarop de klimaatcrisis in het nieuws aan bod komt, hoe politici haar behandelen of hoe de burger haar in het alledaagse leven ervaart. En ook niet hoe de Nederlandstalige literatuur ermee omgaat – verschillende critici hebben er al op gewezen dat de klimaatproblematiek daar opvallend afwezig is.
Toch toont de hedendaagse literatuur een bezorgdheid om het klimaat en natuurbehoud. Personages willen niet langer aan de zijlijn toekijken, maar ervaren tegelijk een moeilijkheid zich ertoe te verhouden. Als de waarde van de zogenaamde klimaatroman erin bestaat dat hij, aldus Jan-Willem Anker op het online-tijdschrift Collateral (2018), “een taal zou kunnen aanreiken (…) die ook bepaalde gevoelens, gewaarwordingen en ervaringen tot uitdrukking brengt”, dan vinden we in de hedendaagse literatuur voornamelijk ervaringen van verveling en onrust, schuld en depressie, vervreemding en uitputting.
Op die vervlechting tussen een ecologische en affectieve problematiek richt ik me hier, aan de hand van publicaties van Jeroen Theunissen, Lieke Marsman en Dominique De Groen. Elke tekst wijst op een aspect van een gevoelsmatige problematiek die het engagement met de klimaatopwarming tegenwerkt en die ons iets vertelt over onze tijdgeest.
Ironie
Tegenwoordig komt de idee van “het einde” met een apocalyptische grondtoon en een verzekering van economische en ecologische regressie. In zijn roman-in-verhalen Het einde (2006) toont Jeroen Theunissen (1977) hoe, voor wie opgroeide in de jaren 1990, de idee van “het einde” komt met een grondtoon van berusting en een verzekering van toekomend geluk: “Adolescent was ik in de jaren negentig, toen de geschiedenis volgens Francis Fukuyama ten einde was, de muur gevallen, het rode gevaar geweken en de zaligverklaring van het kapitalisme totaal, het geluk voor allen nog een kwestie van geduld.”
Het (vroege) werk van Theunissen reflecteert op een mentaliteit die meent dat de politiek-economische inrichting van de maatschappij haar definitieve vorm heeft gevonden in liberale democratie en marktkapitalisme. Politiek wordt er herleid tot management: ook de klimaatcrisis moet worden gereguleerd binnen het huidige model, terwijl die om een diepgaandere reflectie daarop vraagt. Affectief heerst er gelatenheid. Zoals de verteller van Het einde aangeeft: “Het is het best je niet te veel te bemoeien.” Wie zich toch wil bemoeien, mag beschuldigingen van naïviteit verwachten of doet er goed aan zich in te dekken met ironie. Voor wie zich afzijdig houdt, wacht dan weer de verveling als keerzijde van deze postpolitieke consensus: “Volstrekte harmonie en verveling.”