UIT HET ARCHIEF: Onbegonnen werk. De poëzie van Herman de Coninck
In Vlaanderen heeft men het vaak over verloren voorwerpen. In Nederland zijn ze eerder gevonden. En als we dat verlies in deze bijzondere tijden nu eens echt omzetten in vinden?
Neem nu onze archieven. Ik wil graag één keer per twee weken een stuk uit ons archief opdiepen dat nu eens niets te maken hoeft te hebben met corona. Gewoon een goed stuk, dat ons een ander perspectief geeft op de dingen, of een nieuwe betekenis krijgt na enkele jaren. Een gevonden voorwerp.
Hoe zou het nog zijn met de poëzie van Herman De Coninck? De Canon van de Gentse Academie heeft hij uiteindelijk niet gehaald. Dat zou met De lenige liefde (1969) gekund hebben. In 1985, net voor De hectaren van het geheugen verscheen, schreef Hugo Brems een groot stuk over zijn poëzie. De latere bundels, Enkelvoud (1991), Schoolslag (1994) en Vingerafdrukken (1997) bestaan op dat ogenblik niet. Toch blijft het interessant dit dichterschap, dat al stevig in de steigers staat, beoordeeld te zien door een goede lezer en een scherpe criticus. Brems heeft het op het einde van zijn stuk over de “trucendoos van de illusionist”. “Als je de voorstelling een paar keer ziet, gaat de techniek meer opvallen dan de illusie. De automatismen van de lezer maken plaats voor die van de dichter. Toch blijft er heel wat overeind, bijvoorbeeld de gedichten die hierna volgen.” En dan volgt een bloemlezing van zes gedichten. Is De Coninck vrijgekomen van zijn “trucendoos” in de gedichten die volgden na 1985?
U vindt het artikel hier.