UIT HET ARCHIEF: Het pluimgewicht in deze wereld. Over de dichter Richard Minne
In Vlaanderen heeft men het vaak over verloren voorwerpen. In Nederland zijn ze eerder gevonden. En als we dat verlies in deze bijzondere tijden nu eens echt omzetten in vinden? Een vondst in ons archief, bijvoorbeeld, over Richard Minne.
Eén keer per twee weken diep ik een stuk uit ons archief op, gewoon een goed verhaal dat ons een ander perspectief geeft op de dingen, of een nieuwe betekenis krijgt na enkele jaren. Een gevonden voorwerp.
De legendarische Nederlandse literatuurhoogleraar Guus Sötemann schreef voor ons blad een reeks onder de titel “Dichters die nog maar namen lijken”. Hij had het daarin over schrijvers als Boutens, Van Nijlen, Kemp, Engelman, Buning en Gijsen. Zelfs Adriaan Roland Holst.
In 2003 verschenen die stukken in een mooi boek, een co-editie van Meulenhoff en Stichting Ons Erfdeel.
Zijn eerste opstel ging over de dichter-boer Richard Minne. Je kunt het stuk hier lezen. Zijn bewondering voor wat een heel Vlaamse dichter lijkt heeft me altijd geïntrigeerd.
Minne zat overigens in de eerste canon van de Gentse Koninklijke Academie in 2005. In 2020 was hij eruit gehaald. Ik zal niet uit de biecht spreken, aangezien ik zetel in de canoncommissie van die Academie.
Maar ik smokkel hem maar al te graag hier opnieuw binnen.
Welaan dan, met één versken:
VADEMECUM VOOR DE DICHTER
Doe dommer dan ge zijt,
maar mijd u voor de klippen;
leef buiten ruimte en tijd
doch spoedt u lijk de kippen.
Werk zonder mate of plan,
maar spiedt door alle luiken;
veracht de burgerman,
doch ledig zijne kruiken.