In deze zomerreeks reizen we langs de kustlijn van Nederland. Een land dat groot geworden is dankzij de zee, en een land dat heeft moeten vechten tegen die zee. In deze eerste aflevering trekken we naar het noorden, waar land en water weifelend in elkaar overgaan. Met zijn enorme biodiversiteit en unieke leefgebieden is de Waddenzee van onschatbare ecologische waarde.
Moddergat. Het zal je maar weer overkomen daar geboren te worden. En je leven lang dezelfde mopjes te moeten aanhoren. Enkele jaren geleden nog overplakten enkele grappenmakers de plaatsnaamborden van het dorp met de zo mogelijk nog minder appetijtelijke naam ‘Blabberpoepert’. Wie laatst lacht, lacht het best, zullen de Moddergattenaren (Moddergatters?, Blabberpoeperts?) gedacht hebben toen in 2004 hun dorp tweede werd in de verkiezing van de mooiste plek van Nederland. Geheel terecht overigens.
Al had ik vrouw en kinderen wel gewaarschuwd niet te veel te verwachten van de kust hier. Zonnen op een badlaken en spelen in het zand zou er wellicht niet bij zijn. En inderdaad, toen we de zeedijk beklommen, strekte zich voor ons … heel veel modder uit.
© Wikipedia
Heel in de verte leken we open water te ontwaren, in het typische grijs dat we kennen van onze Noordzee, maar daarvoor lag een honderden meters brede strook bruin, ondiep water. Nog geen zee, maar ook geen land meer. Talloze modderbanken staken net boven de waterlijn uit, als kleine tijdelijke eilandjes waar vogels enthousiast hun maaltje bijeenpikten. Welkom aan de Waddenzee.
Verdwenen vloot
Vogels, zeehonden en andere fauna en flora mogen zich hier dan helemaal in hun sas voelen, voor de mens is het altijd een uitdaging geweest om zich in dit natte land staande te houden. Dat blijkt ook in het openluchtmuseum ’t Fiskershúske: enkele vissershuisjes werden gerestaureerd om een beeld te geven van hoe het leven hier ooit was. Zwaar, zo blijkt. De huisjes dragen namen als De Aek, De Logger, De Blaes: alleen al de ellenlange lijst scheepstypes die Nederland kent, toont nog maar eens aan hoe nauw ze hier met het water samenleefden. Al zorgde dat niet altijd voor grote welstand: de meeste vissershuisjes bestonden maar uit twee kamers, en niet zelden woonde in elk ervan een gezin.
Dat het leven hier aan de kille en grillige noordrand van West-Europa ongenadig kon zijn, bleek nog maar eens tijdens de nacht van 5 op 6 maart 1883. De vissersvloot was uitgevaren omdat aan het einde van de winter de voorraadkasten leeg raakten en de weersomstandigheden redelijk gunstig leken.
Er zijn heel wat zaken die ik de Nederlanders benijd, maar misschien nog wel het meest het feit dat ze eilanden hebben
Maar totaal onverwacht pakte zich al snel een dik en donker wolkendek samen en stak er een ongemeen felle voorjaarsstorm op. In striemende regen en over golven die door de wind metershoog werden opgezweept, wisten slechts een paar schepen nog een veilige haven te bereiken, maar de meeste vergingen met man en muis. Maar liefst 121 vissers kwamen om die nacht, van wie 83 uit Moddergat. Letterlijk elk huis van het dorp had wel een slachtoffer te betreuren, en van sommige families waren bijna alle mannen (en jongens) in één klap weggevaagd. Het geeft de nostalgie die ’t Fiskershúske oproept een pikdonker rouwrandje.
Koppige eilanders
Maar nu is het zomer, de zee is glad, er is geen wolkje aan de lucht. Vanop de ferry naar Schiermonnikoog zien we plots waarom ons schip niet recht naar het eiland vaart, maar onderweg vreemde bochten en kronkels maakt: het zoekt de watergeul op, want op enkele tientallen meters van ons verwijderd loopt een groepje mensen door water van nauwelijks een paar centimeter diep. Ze zwaaien vrolijk naar de sufferds die een ticket gekocht hebben voor de oversteek. Hoe geweldig moet dat zijn, te voet naar een eiland stappen!
Voor u zich zelf aan wadlopen waagt: het is aan te raden, en ook wel verplicht, een ervaren gids mee te nemen. Want de omgeving kan behoorlijk gevaarlijk en desoriënterend zijn, en het tij, de zeebodem en het weer voor een leek onvoorspelbaar. Maar de ervaring is, zo blijkt uit commentaren, onvergetelijk.
© Barbara DeVincent; Jan Noteboom / Pexels
Er zijn heel wat zaken die ik de Nederlanders benijd, maar misschien nog wel het meest het feit dat ze eilanden hebben. Niets leukers dan op vakantie in te schepen op een ferry die je wegvoert van het leven van alledag, naar een stuk land dat buiten onze gewone wereld ligt. Een samenleving op een kleiner, behapbaarder formaat, waar het bestaan je gemoedelijker toeschijnt, en het gejakker van op het vasteland geleidelijk lijkt te zijn opgelost in de strook water die je ervan scheidt. Het is wellicht een te idyllisch beeld van een eiland, maar dat het vaak een heel eigen microkosmos is, bleek niet zo lang geleden nog op Texel, het grootste en meest westelijke van de Waddeneilanden.
© Provincie Noord-Holland Kees Zwaan
Toen een duikersvereniging van dat eiland uit een oud scheepswrak voor de kust een stuk stof had opgevist en het (jawel) met de tuinslang had schoongespoten, bleek het te gaan om een onwaarschijnlijk waardevolle en goed bewaarde jurk uit de zeventiende eeuw. Een prachtig en absoluut uniek stuk waar de hele wereld naar kwam kijken. Maar academici en specialisten waren ziedend: een stelletje amateurs mocht zo’n schat helemaal niet opduiken.
Toen bleek dat de duikers een deel van de jurk ook nog eens in de wasmachine hadden gestopt, en een vrouwelijk lid van de club de japon ei zo na had aangetrokken, kwam er helemaal stoom uit de academische oren. De jurk moest onverwijld naar het Rijksmuseum! Maar dat was buiten de Texelse koppigheid gerekend: wat voor onze kust wordt opgevist, hoort op Texel, redeneerden ze daar. Intussen is de jurk onderzocht en voor bewaring behandeld door professionals. En is na veel getouwtrek te bezichtigen in het museum Kaap Skil. Op Texel …
Loensende monnik
Intussen is de ferry op Schiermonnikoog aangekomen, een eiland dat ik altijd al eens had willen bezoeken. Alleen al voor die naam! Ik ben vast niet de enige die daarbij aan een loensende middeleeuwse monnik moet denken. Niet eens zo ver van de waarheid overigens, want lange tijd was deze plek het bezit van een abdij. Alleen betekent ‘oog’ hier eiland, en is ‘schier’ (licht)grijs. Het eiland van de grijze monniken dus. De naam wordt er niet minder poëtisch op.
Zonsondergang bij Schiermonnikoog © Patlo / Wikipedia
Een vraag die ik me vaak stel: wisten de paters vroeger uitzonderlijk mooie plekken uit te kiezen – (vroegere) abdijen liggen opvallend vaak in een prachtige omgeving – of hebben zij net die plaatsen voor ons zo goed bewaard? Feit is dat Schiermonnikoog op gebied van natuurschoon absoluut niet ontgoochelt, al zijn de broeders er al eeuwen geleden vertrokken, toen Nederland protestants werd. We fietsen er door duinen, langs uitgestrekte stranden, tussen weilanden en door bossen. Het doet dromen van een ander, minder hectisch leven, iets wat vakantie wel vaker doet met een mens.
© Hans Dirix / Flickr
En helemaal mooi wordt het als ik verneem dat Nederland ook een ‘verboden eiland’ kent. Het zet meteen de verbeelding aan het werk. Ik zie geheime militaire installaties, en een verborgen, zwaarbeveiligde basis vanwaar onderzeeërs ongemerkt richting Noord- en Oostzee sluipen. Maar de waarheid is een pak vredelievender: Rottumerplaat, ten oosten van Schiermonnikoog, mag je niet betreden omdat het een rust- en broedplaats is voor talloze vogels. Er staat maar één huis, dat afwisselend bewoond wordt door twee mensen, soms maanden aan een stuk, die als taak hebben: vogels observeren en mensen van het eiland weghouden. Wat een job.
Eiland op wandel
Overigens is het hele gebied van de Waddenzee, met zijn enorme biodiversiteit en unieke leefgebieden, van onschatbare ecologische waarde. En daarom ook door Unesco erkend als Werelderfgoed.
Nochtans had het niet veel gescheeld of het Nederlandse deel (de Waddenzee strekt zich ook uit langs de Duitse en Deense kust) was ingepolderd geweest en omgevormd tot landbouwgrond. Net zoals ook gebeurd is met grote delen van de oude Zuiderzee. Eeuwenlang droomden mensen er al van om de eilanden via een dijk met elkaar en met het vasteland te verbinden, en de zee daartussen droog te pompen. Na de watersnoodramp in Zeeland in 1953 werden de plannen zelfs concreter, om pas in de jaren zeventig definitief opgeborgen te worden.
Gelukkig maar, denk ik vanaf een terras op Schiermonnikoog, dat uitkijkt over de duinen en een breed strand. Deze plek zou veel van zijn charme verliezen als ze gewoon aan het vasteland vasplakte. Al zou ze dan ook niet meer op wandel gaan, vermoed ik. Want niet dat je het voelt, maar het eiland, net als vele andere hier, beweegt langzaam. Richting oosten: de zeestroming doet de westkant van het eiland afkalven en de oostkant aangroeien.
© Ruben Holthuijsen / Flickr
Ze hebben er al de grens tussen de provincies Friesland en Groningen voor moeten aanpassen, omdat Schiermonnikoog die voor een stukje was overgestoken. Wat gaan ze doen als straks een Nederlands eiland zomaar Duitsland binnenwandelt, vraag ik me af?
Niet dat ze er daar niet genoeg hebben. Van hieruit slingeren zich nog een heel aantal Waddeneilanden langs de Nederlandse, Duitse en verder omhoog langs de Deense kust. Waaronder nog enkele ‘ogen’: dicht bij Schiermonnikoog heb je nog Rottumeroog, en (in Duitse wateren) Langeoog, Spiekeroog en Wangerooge.
Het lijkt me dat ze de blik op de weidsheid en helderheid van het noorden gericht houden. Het land van de grote rivieren en de delta in het zuiden, met zijn wereldhavens, grote steden en bijbehorende heisa en drukte, houden we nog even de rug toegekeerd.