Hoe ouder je wordt, hoe meer de dood lijkt te winnen. Voor iemand die nog bijna geen dierbaren verloren heeft, spreekt Zus van mijn zus een verontrustende waarheid uit. Auteur Peer Wittenbols schreef een verhaal over rouwen waarbij het verdriet is ingebed in een sfeer van vriendschap, humor en rivaliteit. Maar is hij in staat om die ingrediënten ook in evenwicht te houden?
In de pikdonkere, muisstille zaal van Theater Bellevue in Amsterdam lijkt er iets onheilspellends te gaan gebeuren. Ineens doorboort een melancholische stem de duisternis en zingt de eerste woorden van de voorstelling: “Mijn moeder kreeg drie kinderen, nu heeft ze er nog twee.” Het lied is geschreven door componist Roald van Oosten en de woorden zetten je gelijk op scherp. Uit het opkomende licht verschijnen vervolgens twee ahum roepende zwarte gestaltes. Het zijn de kinderen van de moeder. De zussen proberen met een zogenaamde seance hun overleden zus Koosje bij haar graf op te roepen. Hun pogingen hebben geen succes.
Wittenbols schreef Zus van mijn zus voor de actrices Ariane Schluter en Maria van Eyle. De zussen Linde (Schluter) en Anne (Van Eyle) blikken terug op het overlijden van hun dierbaren, zo’n vijftig jaar geleden.
Het verhaal begint met de dood van hun dierbare zusje, maar langzaamaan komen daar ouders, familieleden en kennissen bij. Als de zussen in de vijftig zijn, leeft ook de partner van Linde niet meer. Al hun hele leven gaan ze op een andere manier met rouw om. Linde leerde dat het niet goed is om altijd te huilen en stopt haar emoties weg. Anne heeft als oudste zus een groot verantwoordelijkheidsgevoel en is door haar strijdlustige karakter minder bang om over de dood te praten.
Dat je niet aan de dood kunt ontsnappen, laten Linde en Anne zien aan de hand van tijdsprongen tussen heden en verleden. Dat doen ze in een prachtig decor waarin de vloer is bestrooid met zand dat af en toe mistwolken opwerpt. Ook staan er houten strandpilaren waarachter de zussen zich kunnen verschuilen.
© Bart Grietens
Het lijkt een verhaal met een zware lading. Toch heeft Wittenbols het in zo’n ludiek jasje gegoten dat er ruimte is voor humor. Anne en Linde kunnen het ene moment pijnlijke herinneringen ophalen en vervolgens een sprongetje maken naar onderwerpen als dickpics of hitsige honden. Soms stellen ze de wonderlijkste vragen: “Als nachtvlinders naar het licht vliegen, waar vliegen dagvlinders dan naartoe?” De overgangen zijn gewaagd, maar pakken goed uit. Ze brengen een glimlach op je gezicht, terwijl je je er tegelijkertijd van bewust bent dat de humor bedoeld is om de dood te verhullen. Dat geestige masker wordt voortdurend voorgehouden, maar blijft de spanning ook duren?
Regisseur Belle van Heerikhuizen hoefde geen moeite te doen om de actrices tot een hecht duo te maken. Ze kennen elkaar zo’n veertig jaar, en het was hun droom eens samen op het toneel te staan. De zussendynamiek komt zo geloofwaardig over dat het raakt. De gekke apengeluiden die de oudste zus maakt om de jongste te troosten, een speels konijnenliedje zingen om even samen lol te hebben, de rivaliteit rond de vraag wie Koosje het meeste mist – de oudste die haar het langst kende of de jongste die haar vaak vasthield?
Het hoogtepunt komt wanneer de twee zussen elkaar doodwensen, zodat de ander bij het graf zal kunnen memoreren hoe vervelend ze was. Het absurde gekibbel laat je achter met een brok in de keel. Het idee alleen al dat je eigen broer of zus eerder in een graf zal liggen dan jij is onverdraaglijk.
© Bart Grietens
Het lijkt alsof Wittenbols wil zeggen dat geen enkele manier van omgaan met rouw verkeerd is, zolang je je pijnlijke emoties niet wegstopt. Het is duidelijk dat de zussen met dit laatste moeite hebben. Gedurende de hele voorstelling is hun verdriet om de dood als een donkere wolk aanwezig. Het is jammer dat hun onvermogen in het bespreekbaar maken van het verdriet niet goed uit de verf komt. Het is nauwelijks invoelbaar dat de zussen zo openhartig met elkaar zijn, maar tegelijkertijd amper over hun leed willen praten. Omdat er niets verandert aan deze situatie, blijf je met een onbevredigend gevoel achter.
Volgens de zussen ga je door je rouw heen, maar kom je er nooit overheen. De dood en rouw zijn onoverkomelijk. Terzelfdertijd maakt die pijn je ervan bewust dat je nog leeft. Misschien moeten we niet alleen het leven vieren, maar ook de dood.