Context bij cultuur in Vlaanderen en Nederland

Publicaties

Context bij cultuur in Vlaanderen en Nederland

Tussen samenwerking en behoud van zelfstandigheid. Neerlandistiek in het Duitse taalgebied
0 Reacties
© WWU Münster
© WWU Münster © WWU Münster
Neerlandistiek
taal

Tussen samenwerking en behoud van zelfstandigheid. Neerlandistiek in het Duitse taalgebied

De internationale neerlandistiek is een huis met vele kamers: per regio kan de situatie erg verschillen en zelfs binnen de regio’s is dat het geval. Met deze reeks biedt Ons Erfdeel een overzicht van de specifieke situaties van de universitaire neerlandistiek in verschillende regio’s over de hele wereld. We beginnen met een naburig gebied: de Duitstalige landen, waar de Keulse vakgroep Nederlands in maart 2019 haar honderdste verjaardag viert. Elders blijken de afdelingen neerlandistiek kwetsbaarder.

Het stormt, bliksemt en dondert in de neerlandistiek. Dat zei Hans Bennis, algemeen Secretaris van de Taalunie, in oktober 2018 op de bijeenkomst in Wenen van de docenten Nederlands uit het Duitstalige gebied. Bennis had vooral de situatie in Nederland voor ogen, maar ook in de buitenlandse neerlandistiek is het niet overal even zonnig.

In het Duitse taalgebied was en is de universitaire neerlandistiek nochtans in veel opzichten een succesverhaal. Het vak heeft zich de afgelopen decennia geëmancipeerd van de germanistiek. Het heeft een proces van professionalisering doorlopen en het heeft zich ontwikkeld tot een zelfstandige wetenschappelijke discipline met volwaardige opleidingen op bachelor- en masterniveau. Op dit moment kunnen studenten aan zeven universiteiten Nederlands studeren als hoofdprogramma of als volwaardig onderdeel van een academische opleiding: in Berlijn, Duisburg/Essen, Keulen, Münster, Oldenburg, Wenen en Zürich.

Toch heeft het onweer dat sinds een paar jaar woedt in het landschap van de filologische opleidingen, ook in de neerlandistiek z’n sporen achtergelaten. De universiteit Leipzig heeft haar befaamde afdeling neerlandistiek – een van de oudste buiten het Nederlandse taalgebied – al in 2002 gesloten. In Zürich wordt Nederlands in de toekomst een keuzevak binnen de opleiding Deutsche Sprach- und Literaturwissenschaft of Vergleichende Germanische Sprachwissenschaft. En in Wenen worden de neerlandistische bachelor- en masteropleidingen volgend jaar opgeheven; de neerlandistiek wordt ook hier als een keuzetraject opgenomen in de opleidingen van de germanistiek. Hoe dat er precies zal uitzien, is op dit moment nog volstrekt onduidelijk, maar als zelfstandige wetenschappelijke opleiding zal de Weense neerlandistiek in de toekomst niet meer bestaan. Dat is meer dan jammer, want Wenen had de enige opleiding Nederlands in Oostenrijk, en die had bovendien een spilfunctie voor de verdere ontwikkeling van de neerlandistiek in Midden- en Oost-Europa.

Nederlands in het secundair onderwijs

Maar laten we liever eerst kijken naar die plaatsen waar de zon nog schijnt. Een belangrijke voedingsbodem voor de grote interesse van Duitse studenten om Nederlands te leren – iets waar men zich in Vlaanderen en Nederland vaak over verbaast – is de aanwezigheid van Nederlands als vak in het secundair onderwijs. In 2017 waren er in de deelstaat Noordrijn-Westfalen alleen al in de middelbare scholen meer dan 30.000 leerlingen die Nederlands leerden. Daarnaast wordt er ook in Volkshochschulen, in het avondonderwijs en op lagere scholen Nederlands geleerd. Met andere woorden, het nog steeds toenemende belang van het vak Nederlands op school in de grensgebieden met Nederland is dé factor die een studie Nederlands bijzonder aantrekkelijk maakt. De lerarenopleidingen in Noordrijn-Westfalen en Nedersaksen bieden immers uitstekende beroepsperspectieven voor neerlandici. Volgens het veldonderzoek van de Internationale Vereniging voor Neerlandistiek (IVN), De staat van het Nederlands in de wereld, gaat dan ook 90 procent van de afgestudeerde neerlandici uit Duitsland aan de slag in het onderwijs.

Voor de universitaire neerlandistiek betekent dit dat de afdelingen met een lerarenopleiding te maken hebben met grote studentaantallen. Die getallen demonstreren nadrukkelijk het belang van het vak en van de opleidingen, en leveren goede argumenten om het vak in stand te houden of zelfs verder uit te bouwen. Dat geldt voor Keulen (waar de neerlandistiek in maart 2019 haar honderdste verjaardag viert), Münster (het Institut für Niederländische Philologie) en Oldenburg, de universiteiten waar studenten Nederlands ook de lerarenopleiding (Master of Education) kunnen volgen.

De voorbije tien jaar neemt de belangstelling voor bachelor-programma’s neerlandistiek af

Buiten de lerarenopleiding wordt het echter almaar moeilijker om studentenaantallen nog te gebruiken als argument voor het in stand houden van de neerlandistische opleidingen. Na de overgang op het bachelor-mastersysteem bleek het al gauw moeilijk om belangstellenden te vinden voor neerlandistische masteropleidingen. Ook innovatieve concepten zoals double degree-masters, waarbij studenten een deel van de opleiding in Nederland of Vlaanderen volgen, trokken maar weinig geïnteresseerden. Daarom is veelal geprobeerd om de neerlandistische inhouden op masterniveau te verbreden, wat geleid heeft tot opleidingen als ‘Nederlands in internationale Context’ (Berlijn), ‘Interdisciplinaire Neerlandistiek’ met literair vertalen (Münster), ‘Nederland-Duitsland-studies’ (Münster). Maar ook dergelijke opleidingen slagen er niet in om voldoende studenten te trekken.

Op bachelorniveau ging het lange tijd stukken beter, maar ook hier zien we nu problemen. De neerlandistische bacheloropleidingen in het Duitse taalgebied zijn qua opbouw over het algemeen vrij traditioneel. Het zijn filologische studies met colleges over de taal, literatuur en cultuur van de Nederlandstalige landen, meestal in combinatie met een ander, vaak ook filologisch vak. Alleen Duisburg-Essen heeft gekozen voor een andere opzet: hier zijn de neerlandistische onderdelen als keuzevak ondergebracht in een Kulturwirt-programma, waarbij de kern van de studie een economische opleiding is.

De veelal nationaalfilologische opzet van deze bachelorprogramma’s blijkt nu in rap tempo zijn attractiviteit te verliezen, vooral wanneer er geen concreet beroepsperspectief kan worden geboden in de vorm van een lerarenopleiding. Over de afgelopen tien jaar constateren we – net als voor veel andere talenopleidingen – een afnemende belangstelling. Voor de Weense neerlandistiek is dit nu funest gebleken, maar ook voor een afdeling als de Berlijnse neerlandistiek is dit een serieus probleem.

Stevige verankering nodig

Samenwerking met andere vakgroepen verstevigt het belang en de levenskracht van het vak Nederlands

Nu zijn studentenaantallen wel een essentieel, maar niet het enige aspect. Zijn de lerarenopleidingen een goede levensverzekering voor bepaalde afdelingen Nederlands, dan geldt hetzelfde zeker ook voor een stevige verankering van de instituten binnen de eigen universiteit. Aan de vijf genoemde Duitse universiteiten hebben alle afdelingen Nederlands twee hoogleraren, een voor literatuur en een voor taalkunde, een lector/lectrice die instaat voor de taalcursussen en structurele banen voor wetenschappelijke medewerkers. Dat biedt de kans voor een wetenschappelijke profilering binnen de eigen specialismen van de betrokken onderzoekers maar ook binnen de eigen universiteit. Samenwerkingsverbanden met collega’s van regionale geschiedenis (Duisburg/Essen), met historici (Keulen), met taal- en literatuurwetenschappers van andere filologieën (Berlijn, Oldenburg), gezamenlijke onderzoeksprojecten, netwerken als doctoral schools (Graduiertenkollegs of Graduate Schools) verstevigen het belang en de levenskracht van het vak Nederlands. Hetzelfde geldt voor internationale samenwerkingsverbanden met collega’s uit Nederland en Vlaanderen en met collega’s uit andere regio’s.

Dat heeft uiteraard ook consequenties voor het studieaanbod. De afdelingen neerlandistiek aan universiteiten die niet kunnen rekenen op studenten die een baan als leraar willen, gaan op zoek naar creatieve interdisciplinaire combinaties of inbeddingen in “brede” opleidingen, waarin ze de wetenschappelijke expertise en het wetenschappelijke belang van het eigen onderzoek kunnen onderbrengen. Dit kan echter al gauw leiden tot een versplintering en tot een verminderde zichtbaarheid van de neerlandistiek als vak.

Kwetsbare kleine vakken

De afdelingen volgen daarmee een trend die bij vele kleine vakken in Duitsland te zien is. In totaal zijn dat er 151 volgens de Arbeitsstelle Kleine Fächer van het Duitse Ministerie van Onderwijs en Onderzoek (www.kleinefaecher.de). Tientallen van deze kleine vakken zullen in het bachelor-mastersysteem op den duur niet langer een eigen vakstudie kunnen aanbieden. Dat die vakken daardoor snel in de problemen kunnen komen, is duidelijk: structureel worden ze op die manier veel kwetsbaarder en “schrapbaarder”. De aantrekkingskracht op nieuwe studenten blijkt toch weer onder de verwachtingen te blijven, het wordt almaar moeilijker om jonge wetenschappers op te leiden, die de expertise op peil houden en verder ontwikkelen.

Dat wordt in Duitsland inmiddels door velen als probleem gezien. Er zijn tal van initiatieven, niet alleen van de politiek, maar ook van wetenschappelijke stichtingen (zoals de VolkswagenStiftung), van de Hochschulrektorenkonferenz en van andere instellingen die erop gericht zijn de “kleine vakken” in stand te houden of te transformeren naar het nieuwe tijdperk, waarin de bestudering van de nationale filologieën niet meer vanzelfsprekend als belangrijk en waardevol gezien wordt..

Aan de ene kant zien we dat er in Duitsland nog een vrij sterke lobby is voor het behoud van kleine vakken om intrinsieke redenen. Ze worden als waardevol onderdeel van een volwaardige universiteit gezien en moeten los van het aantal studenten in stand worden gehouden omdat ze belangrijk zijn voor het onderzoek en voor het profiel van een faculteit. Aan de andere kant wordt er op veel plaatsen gestreefd naar verbreding en interdisciplinaire inbedding van kleine vakken in grotere contexten. Voor de neerlandistiek is één mogelijke inbedding die in de germanistische opleidingen. Dat zien we op het moment in Zürich en Wenen gebeuren. Een realistische optie, maar tegelijk ook een terugkeer naar een situatie van een halve eeuw terug. In Berlijn worden neerlandistische inhouden ingebed in nieuwe interdisciplinaire studieprogramma’s (bijv. de bachelor Sprache & Gesellschaft of de master Angewandte Literaturwissenschaft - Gegenwartsliteratur).

Door de interdisciplinaire samenwerking ontstaan interessante nieuwe perspectieven, maar de neerlandistiek staat in al deze formules voor een moeilijke evenwichtsoefening tussen integratie en samenwerking enerzijds en het behoud van een status en zichtbaarheid als zelfstandig vak en/of als wetenschappelijke discipline anderzijds.

Aanmelden

Registreer je of meld je aan om een artikel te lezen of te kopen.

Sorry

Je bezoekt deze website via een openbaar account.
Je kunt alle artikelen lezen, maar geen producten kopen.

Belangrijk om weten


Bij aankoop van een abonnement geef je toestemming voor een automatische herabonnering. Je kunt dit op elk moment stopzetten door contact op te nemen met emma.reynaert@onserfdeel.be.