In zijn voordracht tijdens de Nationale Herdenking waarschuwde de Nederlandse schrijver Arnon Grunberg voor heroplevend racisme. Maar hij zorgde ook voor commotie met de uitspraak: ‘Deze herdenking is altijd ook een waarschuwing. Als ze het over Marokkanen hebben, dan hebben ze het over mij.’ Hind Fraihi begrijpt Grunberg, maar vindt de link die hij legt tussen Marokkanen en Joden, en zeker de verwijzing naar de Holocaust, een brug te ver.
In Nederland is de Nationale Dodenherdenking op 4 mei, met haar twee minuten stilte op de Dam in Amsterdam een van de meest ingetogen dagen. Een groot deel van het land kende immers geen snelle en vrolijke bevrijding in 1944. Het befaamde debacle bij de bridge too far in Arnhem deed de geallieerden hun interesse verliezen in een verdere bevrijding. Voor een groot deel van Nederland sleepte de oorlog zich verder tot het bittere einde, met allerlei excessen: razzia’s, executies, plunderingen en een heuse Hongerwinter.
© still van de live-uitzending op RTL Nieuws
In de recente jaren was de herdenking op de Dam het doelwit van actiegroepen die hun eisen kracht wilden bijzetten door de stilte te verstoren. Onder meer de actiegroep Geen 4 Mei voor Mij wilde in 2018 met een lawaaiprotest aanklagen dat de Indonesische burgers die vermoord werden tijdens de ‘politionele acties’ in Nederlands-Indië niet werden herdacht. Dit jaar kwam de heisa volledig op het conto van Arnon Grunberg. De schrijver gaf een indrukwekkende rede in de Nieuwe Kerk, maar heel wat Nederlanders struikelden over de volgende passage.
“En het is ook logisch dat als er gesproken wordt over bepaalde bevolkingsgroepen op een manier die doet denken aan de meest duistere tijd uit de twintigste eeuw, als dat gewoon is geworden, er vroeg of laat op die manier ook weer over Joden gesproken kan worden.
Voor mij was het van begin af aan duidelijk: als ze het over Marokkanen hebben, dan hebben ze het over mij.”
In deze tijden van simplificatie werd dit al snel herleid tot een variant van ‘Arnon Grunberg stelt Marokkanen gelijk met de Joden van de jaren ’30 in Hitler-Duitsland’. Voor het ene kamp legde hij een vinger op een al lang etterende wonde van inherent racisme in de Nederlandse samenleving. “Dapper”, noemde Meindert Fennema van GroenLinks het, daarbij verwijzend naar de stortbui aan ranzige, beledigende, bedreigende en antisemitische mails die Grunberg kreeg. De andere kant zag er een zoveelste provocatie en verdoezeling van de feiten in van een linkse intellectueel en ‘zelfhaat-Jood’ (dixit Vlaams Belanger Sam Van Rooy).
© Roel Wijnants / Flickr
Wat is dat toch met Marokkanen? In veel Europese landen lijken zij onderaan het lijstje van meest geliefde bevolkingsgroepen te bengelen. Zijn zij zoveel afschrikwekkender dan pakweg Turken, Surinamers, Congolezen, Indonesiërs, Russen, Albanezen of Chinezen? Een aanzet van de vrees voor Marokkanen werd aangegeven door Joost Eerdmans, de voorman van Leefbaar Rotterdam, toen hij in een televisiedebat met Grunberg verwees naar de disproportioneel vele Marokkaanse jongens die in de (kleine) criminaliteit belanden.
Criminaliteitsstatistieken geven daadwerkelijk aan dat Marokkanen disproportioneel vaak in aanraking komen met politie, gerecht en/of gevangenissen. Voor zijn nieuwe programma ‘Ajouad en de Top 600’ volgde de Nederlandse reportagemaker Ajouad El Miloudi jongeren uit het Amsterdamse criminele milieu. Het gaat dan niet om straatboefjes die wat spulletjes jatten uit de Hema of een bushokje vernielen. Dit zijn kereltjes, jonger dan 21 jaar, die zich bezig houden met zogenoemde ‘high impact crimes’, zoals roofovervallen, straatroven, mishandeling, inbraken met geweld, poging tot doodslag en zelfs moord. Een groot deel van hen is Marokkaans, Surinaams of Antilliaans.
Het merendeel van Marokkanen wil, net als alle andere inwoners, gewoon leven in België of Nederland
Volgens Ajouad El Miloudi komt dit door de problematiek waarmee deze jongeren te maken hebben. “Ze komen vaak uit grote gezinnen, en hoe groter het gezin, hoe minder aandacht en begeleiding per kind. Daarbij wonen ze vaak in buurten waarin criminaliteit heel normaal is, waardoor ze sneller met criminele activiteiten in aanraking komen”, zegt hij in een interview met BNNVara. Ook daarover moeten we het hebben, over gezinsplanning bij een bepaalde groep van de bevolking. En hun gebrek aan degelijke huisvesting. Om deze angel eruit te trekken hoef je geen parallel te maken met de jaren dertig. Overigens, ook een deel van Marokkanen heeft er een hand van weg om antisemitisch te zijn. Al klinkt dat gek want Joden en Marokkanen zijn allebei semieten. Maar toch even een parafrase: als sommige Marokkanen het over Joden hebben, hebben ze het over onmensen.
Racisme en antisemitisme behoren nooit louter tot één bepaalde bevolkingsgroep. Maar alleen problematiseren biedt ook geen oplossing. De kijk op de ander moet veelzijdig zijn. En zo zien we: het merendeel van Marokkanen wil, net als alle andere inwoners, gewoon leven in België of Nederland. Gewoon werken, gewoon plezier maken, gewoon liefhebben. Liefst zonder al te veel problemen te veroorzaken of te ondervinden. De kutmarokkaan wordt uitvergroot door wat je de reductio ad extremum kan noemen. De grotere groep wordt herleid tot een van haar excessen. Een beetje alsof je alle Vlamingen of Nederlanders racisten zou noemen omdat partijen als Vlaams Belang en Forum voor Democratie of Partij Voor de Vrijheid hoge scores halen. Volgens datzelfde stramien zijn alle Marokkanen dus criminelen.
Wie teruggrijpt naar de Holocaust slaat er elk debat mee dood
Dé Marokkaan wordt dan niet meer gezien als mens in al zijn facetten. De sociale media en hun verregaande anonimiteit veroorzaken daarnaast een verdere ontmenselijking. De Marokkaan wordt een bron van ergernis zonder naam of gezicht. Een slechte versie van onszelf. En daarom bij voorbaat schuldig.
Arnon Grunberg trekt een parallel tussen het misprijzen voor Marokkanen (maar ook asielzoekers, moslims, vreemdelingen tout court) en het gevaar van een nieuw antisemitisme dat daarin schuilt. In zijn oproep alert te blijven voor dat gevaar grijpt hij naar de aanloop naar en de tragiek van de Holocaust. Maar die genocide is daarvoor te groot, te ontzettend, te wreedaardig, te recent en te diep geworteld in de Europese geschiedenis. Je slaat er elk debat mee dood. Omdat het aangrijpen van de Holocaust de tegenpartij de kans geeft om zich terug te plooien op dooddoeners als ‘Er bestaan geen concentratiekampen voor Marokkanen’, ‘Er is geen wetgeving die moslims uitsluit’ of ‘Iedereen mag gewoon het Vondelpark in’.
Het vernietigingskamp Sobibor begon inderdaad in het Vondelpark, zoals koning Willem-Alexander in zijn speech zei, met een bordje: “Voor Joden Verboden”. Maar de grootschalige industrialisering van een volkerenmoord en de onnoemelijke wreedheid in Sobibor en andere kampen verdragen geen enkele schaal van vergelijking. Het is a bridge too far, zoals de geallieerden poneerden. Al begrijp ik Grunberg in zijn belangwekkende alertheid voor het hele proces van criminalisering en ontmenselijking dat eraan voorafgaat. Een deel van dat proces is een kijk op een bevolkingsgroep die zich beperkt tot de reductio ad extremum.
Ook bij Marokkanen lijkt het wel of de gewone Marokkaan niet bestaat. Ofwel wordt de Marokkaanse medeburger uitvergroot tot ‘eerste burgemeester van Marokkaanse afkomst’ ofwel tot topgangster zonder weerga. Tussen God en goot lijkt wel een niemandsland voor Marokkanen. Zo blijft hij of zij een curiosum, zelfs na zestig jaar migratie. Voor die opgelegde merkwaardigheid, hyperbolische stereotypen, moeten we waakzaam zijn.
Die alertheid kan fijnzinniger worden door een open debat, ook in eigen Marokkaanse boezem kijkend, maar evengoed door de juiste context te gebruiken. Die ligt niet in de Holocaust, dat is een historisch ijkpunt van ongeziene gruwel, en dus in feite te grotesk om naar te verwijzen. En lijkt onze blik op ‘probleem-Marokkanen’ misschien nog meer te vertroebelen. Loepzuiverheid is immers nodig bij de aanpak van problemen, van welke bevolkingsgroep ook. In het gepaste kader is geen brug te ver.