Voor een filmpje wordt schrijver Thomas Heerma van Voss gevraagd om een antiheld te vertolken. ‘Of ik het iets groter wilde spelen? En kon ik iets stoerder op de muis klikken?’
Of ik zin had om een selftape op te nemen?
Het was half tien ‘s ochtends en ik zat te werken aan mijn nieuwe roman, toen ik met dit verzoek werd gebeld. Het kwam van een uiterst vriendelijke jongen, midden twintig, die ik in het afgelopen najaar had ontmoet, toen ik een rolletje speelde in de korte film Samen wonen. Hij deed iets met het licht. Ik vertolkte de rol van eerst onverschillige, daarna paniekerige echtgenoot. Mijn voornaamste scène was dat ik een dubbele hamburger opvrat terwijl ik achteloos filmpjes van mijn echtgenote bekeek.
© Studio Staaf
“Ik ben bezig met een mooie nieuwe klus”, zei de jongen door de telefoon. “Een reclame voor een groot bedrijf, hij zal vooral buiten Nederland vertoond worden, alleen online. Ik doe de regie en ik zoek een antiheld. Ik moest meteen aan jou denken.”
Hij zocht iemand voor de rol van Bill – een tevreden, wat neurotische werknemer die aankwam bij zijn bureau en op zijn scherm iets zag wat niet klopte. Bill zou de fout doorgronden en opheffen, waarna hij tevreden een slok van zijn koffie nam, achteroverleunde.
Ongeveer twintig seconden zou het duren, meer niet. Tekst kwam er niet aan te pas, het ging louter om de blikken van Bill. “En volgens mij ben jij perfect geschikt.” De regisseur kon me natuurlijk niks garanderen, maar als ik een selftape instuurde, zouden hij en de mensen van het bedrijf me eerlijk beoordelen. “Eerlijk waar: de meeste inzendingen tot nu toe zijn heel overdreven. Hoe jij die hamburger at, zoiets zoek ik, dat was geweldig.”
Ik reageerde maar half, tot hij het bedrag noemde dat voor Bills rol was begroot. Het was meer dan ik in tijden had verdiend. Meer zelfs dan ik voor mijn laatste boeken had gekregen. Bij elkaar.
“Hoe laat wil je die proefopname ontvangen?” vroeg ik.
Vijf minuten later deed ik, gekleed in een erg kleurrijk overhemd dat ik van mijn vroegere schoonvader had gekregen en verder nooit droeg, alsof ik heel vrolijk aankwam bij mijn laptop. Ik keek naar de nog opengeklapte tekst van mijn roman, deed alsof ik schrok van een foutmelding, klikte op mijn muis en lachte tevreden. Alles werd vastgelegd door mijn mobieltje, een paar meter verderop.
Ik stuurde het filmpje naar de sympathieke twintiger, die direct reageerde: “Hahahha!”
Daarna werd het stil. Eerst uren, toen dagen. Ik werkte aan een artikel waarvoor ik vrijwel geen vergoeding ontving, kreeg medegedeeld dat een gepland literair festival waarop ik moest voordragen toch werd afgelast, en tussendoor was er ook nog het bericht dat een oude essaybundel van me verramsjt zal worden.
De kunst is natuurlijk altijd om, ongeacht de omstandigheden, koers te houden en je niet te laten ontmoedigen. Op de ene dag lukt dat me beter dan op de andere.
Toen meldde zich een nieuw onbekend nummer, ditmaal per app. Het bleek een producente. Er waren veertig kandidaten gekeurd, schreef ze, maar graag boden ze mij de rol van Bill aan.
‘De kunst is om koers te houden en je niet te laten ontmoedigen. Op de ene dag lukt dat me beter dan op de andere’
“Hoe zit het met de voorwaarden?” vroeg ik nog.
Hij wist toch wel dat ik geen acteursopleiding had gedaan?
Ze stuurde me de locatie door. Dat bleek een gigantisch kantoorpand iets buiten Amsterdam te zijn, waar ik me een paar dagen later om half negen ‘s ochtends meldde. Bij de portier lag een pasje voor me klaar – Thomas Vos, las ik.
Ik was extra vroeg opgestaan om goed te ontbijten, het leek me funest als Bill halverwege het filmen zou worden overvallen door honger, maar eenmaal binnen werd een enorm ontbijt geserveerd. Dertig, veertig mensen stortten zich daar opgelaten en pratend op, ze bleken allemaal bij de reclame betrokken te zijn. Sommigen herkenden me omdat ze mijn self tape hadden gekeurd. De regisseur omhelsde me grijnzend, alsof hij me in een complot had betrokken.
Ik werd geschminkt, in verschillende outfits gehesen, mijn nagels werden gevijld vanwege een mogelijke close-up van het toetsenbord.
“Speel je vaak in reclames?” vroeg de vrouw die mijn wenkbrauwen bijwerkte.
“Nee”, zei ik. “Nooit. Ik schrijf.”
Daar keek ze niet van op, wat mij dan weer verbaasde.
Echt nerveus werd ik gelukkig niet, misschien maakte het me daarvoor simpelweg te weinig uit. Wel constateerde ik dat mijn armen trilden en mijn oksels bezweet waren – ik suste mezelf: zelfs als het mislukt, Thomas, als ze je straks weghonen, uitlachen wegens je belabberde spel, dan heb je straks nog een grappige anekdote, binnen een paar uur kan je thuis zijn.
© Lê Minh / Pexels
In razend tempo werd de set opgebouwd. Ik wilde helpen, maar dat mocht niet. “Jij moet straks presteren.” Ik keek naar al die handen die druk in beweging waren, naar de stroom werknemers die verderop passeerde, wat waren het er veel, gekleed in pak of vrijetijdskloffie bleven ze maar komen en gaan, honderden, duizend misschien wel, het leek wel een heel dorp dat hier werkte.
Iemand begeleidde me naar het bureau van Bill. Er stonden twee enorme camera’s op gericht. Ik kreeg een lege thermoskan en een lege mok in mijn hand gedrukt, ik moest tevreden aan komen lopen, en kijkend naar een zwart computerscherm moest ik schrikken, nadenken, handelen, semitriomfantelijk achteroverleunen.
‘Zelfs als het mislukt, Thomas, als ze je straks weghonen, uitlachen wegens je belabberde spel, dan heb je straks nog een grappige anekdote’
“Actie!” In totaal werd de scene zeker vijftien, twintig keer opgenomen. Tevredenheid, schrik, aarzeling, triomf, telkens opnieuw. Tussendoor zag ik mensen die ik niet kende achter de camera over me fluisteren. Ik probeerde hun blikken te peilen, content, paniekerig, teleurgesteld? De regisseur gaf me aanwijzingen, keurig omzwachteld door wat complimentjes. Of ik het iets groter wilde spelen? En nu juist kleiner? Kon ik iets neurotischer binnenkomen? Iets stoerder op de muis klikken?
Ik deed het allemaal, of ik probeerde het althans.
Net toen ik voor mijn gevoel lekker in mijn rol als Bill kwam, waren de opnames alweer voorbij. Hoelang waren we bezig geweest? Een uurtje, nog minder? Het waren zonder twijfel de bestbetaalde minuten uit mijn leven geweest.
High-fives werden uitgedeeld, de regisseur omhelsde me weer, en daarna ging een groot gedeelte van de crew naar een andere ruimte, omdat daar een andere scène zou worden opgenomen – zonder mij.
Ik mocht weg. O ja, zei weer iemand die ik niet kende, kon ik toch nog even blijven zitten voor de fotograaf? Die stond al klaar. Klikliklik, in hoog tempo werden de foto’s genomen, ook dit was afgelopen voor ik er erg in had.
“Waar zijn die foto’s voor?” vroeg ik toen.
De fotograaf haalde haar schouders op, wees naar een cameraman, die doorverwees naar iemand van het betrokken content bureau, diegene verzekerde me dat de persoon met het beste overzicht verderop stond – allemaal mensen die ik vermoedelijk nooit meer zou zien, en niemand bleek te weten hoe het zat. Ten slotte stapte een producente op me af, was dit degene met wie ik had geappt? Ik wist het niet. Zonder een spier te vertrekken stortte ze een bak Engelse termen over me heen. Iets met international branding, in press advertisement, media distribution channels, de buyout.
“Wat … betekent dit?” vroeg ik. “Ik wil niet met mijn kop in een bushokje hangen ofzo. Ik deed mee aan een filmpje.”
Een vreemde sensatie. Gewoonlijk ben ik – veelal ongevraagd – bezig met werk waar ik weinig vergoeding voor krijg en waarvan ik hoop dat iedereen het alsnog registreert. Nu leek ik plots in het negatief daarvan getuimeld: ik werd opeens goed betaald, en hoopte dat niet al te veel mensen het resultaat zouden zien.
De vrouw sloeg een sussende toon aan. Dit hele project diende om nieuwe werknemers voor het bedrijf te werven, een specifieke doelgroep, het beeld zou vooral in Oost-Europa worden ingezet. In een flits zag ik mezelf voor me, mijn ernstige hoofd in een bushokje ergens diep in Oost-Europa.
“Maar ik heb nog niks getekend”, zei ik.
In een flits zag ik mezelf voor me, mijn ernstige hoofd in een bushokje ergens diep in Oost-Europa
Ineens: een flits van paniek op het gezicht tegenover me. Een paar minuten later, terwijl verderop het filmen voor de volgende scène begon, kreeg ik een contract in mijn handen geduwd. Ik nam het mee naar huis, en daar ligt het nu nog steeds, het ligt naast me terwijl ik dit schrijf.
De volgende dag stuurde de regisseur me een bericht: bedankt voor alles!!! Je hoort wel wat het geworden is.
Maar ik dacht: dat bepaal ik zelf wel, of in elk geval een beetje, en ik begon aan deze column.