Deel artikel

Lees de hele reeks
samenleving

Terug naar de IJzer II

3 mei 2019 3 min. leestijd Terug naar de IJzer

De IJzer stroomt door het onderbewustzijn van Katrien Vandenberghe. Dit voorjaar wandelde ze langs de stroom en volgde de GR 130. Terug thuis noteerde ze haar ervaringen.

Eind 2018 zet ik vanuit een mistig binnenland koers naar Noord-Frankrijk om de eerste etappe van de GR de l’Yser te wandelen. In België passeer ik langs de E40 het nuchtere seizoengebonden bord “Bob 0% op”, in Frankrijk, ter hoogte van werkzaamheden, het mooie “L’impatience peut mener aux urgences”. Eenmaal voorbij Duinkerke van de autosnelweg naar Rijsel af, wacht me een verrassing: na de zeer horizontale panorama’s die ik achter de rug heb, golft het landschap, met flinke hoogteverschillen en de typische hegjes en boomgroepjes van een coulisselandschap. Het lijkt een mini-Voeren, een doorgeschoven stukje Engeland, een Normandische bocage in schaalmodel – dit is het Houtland. Er hangt hier minder mist. Toch lijken de populieren in de mysterieuze verten geen voetjes te hebben.

Al in de eerste dorpjes vallen de Franse daken op, en de twee, drie maten kleinere huizen. Ik kom elektriciteitspalen tegen zoals ik ze sinds mijn jeugd nauwelijks meer heb gezien: laag, scheef, elementair, met nonchalant doorhangende enkelvoudige leiding. Op diverse kruispunten wordt aan de elektriciteitspalen gewerkt. Er zijn ook pylonen, die tijdens mijn eerste staptochten nooit uit het beeld zullen verdwijnen: de kerncentrale van Grevelingen is niet veraf. Een familie kalkoenen stuift de straat op.

Dezelfde geluiden in een stillere modus

De fiets parkeer ik in Rubroek. Het schattige dorpje lijkt te klein voor zijn kerk, of de kerk te groot voor haar dorpje. Het is een hallenkerk (een gotische kerk met drie even hoge en even brede beuken), typisch voor de streek, tot een eind over de grens. Het museum over de franciscaner monnik Willem van Rubroeck, die halverwege de dertiende eeuw naar het Mongoolse Rijk reisde en daar in het Latijn een opmerkelijk verslag over schreef, is in de winter dicht. De auto laat ik achter in het aangrenzende Buisscheure, dat een nóg buitenmaatsere hallenkerk heeft.

De route vertrekt aan de Popelier Straete en de Boeren Weg Ouest (met pittoresk estaminet) en mondt uit in een veldweggetje waar, langs een met haag afgezette gracht, stap steens
liggen. Die dienden in het voorasfaltische tijdperk om buurtbewoners en vooral boeren de kans te geven om bij drassig weer het dorp te bereiken. Iets verderop, waar het wegdek weer is verhard, hoor ik mijn voetstappen, honden in stereo, een verre tractor, kraaien, een roep die ik me voorstel als zijnde die van een sijsje, een boomzaag, een paar gakkende ganzen en kwakende eenden, nu en dan een schot. De geluiden die bij elk rechtgeaard Vlaams platteland horen, maar in een beduidend stillere modus. Op een stuk onverharde weg zet ik het op een lopen (in de Vlaamse betekenis van “lopen”, die het voordeel heeft dat je het midden kunt houden tussen mak joggen en hardlopen), en in geen tijd heb ik plateauzolen: vette klonten zware klei plakken aan de onderkant van mijn loopschoenen.

Naar de bron

Nabij een boerderij met een enorme schuur aan de chemin de Grimberg in Lederzele is een feodale motte te zien, een aarden heuvel waarop een middeleeuwse houten burcht was opgetrokken. Ook in Rubroek is een oude motte, die heb ik gemist. De naam chemin de Grimberg blijkt geen toeval: een dertiende-eeuwse hofdame van Buisscheure zou met een van de heren van Grimbergen zijn getrouwd.

Geschrokken van mijn doortocht vliegen onder schuchter gepiep een stuk of zeven vogeltjes (schutkleur, licht buikje) golvend van een akker op. Navraag achteraf wijst in de richting van een of andere soort piepers (waterpiepers?). Ik zal ze nog geregeld tegenkomen, ook in grotere zwermpjes. In het West-Vlaamse dialect is een pieper een zoen – zijn de vogels naar hun delicate, vederlichte gekwetter genoemd?

Opeens weerklinkt in de verte een gedaver dat me aan een opstijgend vliegtuig doet denken, maar dat kan hier niet. Luttele seconden later raast een TGV door het landschap. Ik denk aan de verbinding Rijsel-Duinkerke, maar volgens de routebeschrijving is het de lijn Parijs-Londen. Zo om het halfuur zal ik het donkere gegrom horen aanzwellen en wegsterven.

Dan verschijnt het bordje “Sources de l’Yser”. Een bezoek aan waar het allemaal begon, op een speciaal aangelegd terrein naast de weg, mét infohut. De uitleg is interessant, tweetalig zelfs, maar in het Nederlands rijk aan zetfouten (waarvan sommige verbeterd door technisch zeer compleet uitgeruste Vlaamse wandelaars). Later meer hierover.

Katrien-Vandenberghe

Katrien Vandenberghe

Katrien Vandenberghe vertaalde onder meer romans van Tanguy Viel, Mathias Enard (waaronder Kompas, Goncourt 2015) en Lutz Bassmann (De arenden stinken).

Reacties

Reacties zijn gesloten.

Gerelateerde artikelen

		WP_Hook Object
(
    [callbacks] => Array
        (
            [10] => Array
                (
                    [000000000000291b0000000000000000ywgc_custom_cart_product_image] => Array
                        (
                            [function] => Array
                                (
                                    [0] => YITH_YWGC_Cart_Checkout_Premium Object
                                        (
                                        )

                                    [1] => ywgc_custom_cart_product_image
                                )

                            [accepted_args] => 2
                        )

                    [spq_custom_data_cart_thumbnail] => Array
                        (
                            [function] => spq_custom_data_cart_thumbnail
                            [accepted_args] => 4
                        )

                )

        )

    [priorities:protected] => Array
        (
            [0] => 10
        )

    [iterations:WP_Hook:private] => Array
        (
        )

    [current_priority:WP_Hook:private] => Array
        (
        )

    [nesting_level:WP_Hook:private] => 0
    [doing_action:WP_Hook:private] => 
)