De IJzer stroomt door het onderbewustzijn van Katrien Vandenberghe. Dit voorjaar wandelde ze langs de stroom en volgde de GR 130. Terug thuis noteerde ze haar ervaringen.
© Carto uitgeverij
In Beveren-IJzer, waar ik ben opgegroeid, had onze woonkamer aan de straatkant een heel groot raam. Zodra het dag was, gingen de rolluiken omhoog en de gordijnen open, en bood dat raam tussen de puntige, vormvaste vrouwentongen op de vensterbank uitzicht op de IJzervlakte: twee akkers naast elkaar glooiden naar beneden (wij woonden tegen de Hoge Seine aan) en daarachter strekte zich een lange, welige koeienweide uit, waar midden in het malse gras een grauw, gebogen bruggetje stond. Tenminste, zo leek het voor de leek – een plompverloren fantasietje, een anomalie in het noeste nutsdenken, maar wij (en iedereen) wisten beter: onder dat bruggetje liep de IJzer. Het water kreeg je vanaf onze straat alleen bij overstromingen te zien, die in mijn jeugd soms indrukwekkende proporties aannamen. Op zulke momenten woonden wij meer dan ooit Bachten de Kupe.
Op school leerden wij dat de IJzer (met de Maas en de Schelde) tot de drie “stromen” behoorde die België rijk was, en over het verschil tussen “stromen”, die in zee uitmondden, en “rivieren”, die in meren of stromen of andere rivieren uitmondden – een op het Frans geënt, in het Nederlands niet langer gangbaar onderscheid. De IJzer was de enige Belgische “stroom” die in de Noordzee uitmondde.
Het water was in die ongerepte tijden niet zo schoon, al werd er sporadisch in gezwommen en zaten er geregeld vissers. Eén keer (hoe oud was ik? Vijf?) mochten we mee in een plezierbootje van Fransen uit het dorp (ja, Fransen natuurlijk…). Het was een belevenis, temeer omdat hier nauwelijks op de IJzer werd gevaren. Lokale watergenoegens (naast de genoemde) beperkten zich tot het hobbelige wandelpaadje op de linkeroever vanaf de “Roesbruggebrug”, waar het uitermate rustig wandelen was.
© Katrien Vandenberghe
In mijn vroegste kinderjaren, de tijd waar je je later niets meer van herinnert, is mijn band met de IJzer zelfs nog nauwer geweest: het huis dat mijn ouders tot ik drie was huurden lág bij de Roesbruggebrug, op een steenworp van de IJzer (met een hoge tuinmuur ervan afgesloten). De IJzer stroomt door mijn onderbewustzijn.
Een mapje voor twee euro
Een en ander maakt dat ik in 2015 in het fraaie vestingstadje Sint-Winoksbergen (Bergues), waar ik een van mijn kinderen naartoe bracht, in het Office de Tourisme onmogelijk een losbladig etappemapje à twee euro getiteld “GR de l’Yser” kon laten liggen (GR staat zoals welbekend voor de mooie en rustige, op vaste wijze bewegwijzerde, vaak oude Grandes Randonnées/Grote Routepaden die tot blijdschap van de wandelaar Europa doorkruisen). Achteraf beschouwd is het niet toevallig dat die brochure daar werd aangeboden. De IJzer ontspringt een twintigtal kilometer verderop, in de buurt van de Marais Audomarois, de in de negende eeuw door benedictijner monniken drooggelegde moerassen rond Sint-Omaars (Saint-Omer), die nog steeds een zeer waterrijk gebied vormen (en waar je kunt bootjevaren).
Het verstoffende plan om die route ook daadwerkelijk af te leggen, heb ik dankzij de redactie van de website de lage landen eindelijk alsnog uit de lade gehaald. Stapsgewijs voeg ik nu de daad bij het woord, en daarna weer het woord bij de daad.
Ik ga uit van voormeld mapje, een handige, interessante Franstalige uitgave van de Conseil général département du Nord. De in dertien etappes opgesplitste route van bronstreek tot monding telt ruim 100 km, terwijl de IJzer zelf 78 km lang is (waarvan 45 km door België loopt). Er wachten me dus enige omtrekkende bewegingen, vooral in het begin, als de IJzer nog te pril is voor een jaag- of wandelpad. Het traject vertoont geen lussen, de etappes gaan van A naar B, van B naar C etc. Ik maak ook gebruik van de Grote Routepaden-topogids GR 130 (die aan de GR de l’Yser beantwoordt). Op het internet staat goede informatie van wandelaars, bijvoorbeeld www.trekkings.be/grijzerwandelinfo.htm. De verslagjes zijn impressionistisch van opzet.
© Katrien Vandenberghe
Naar de heldere bron
De eerste etappe vat ik eind 2018 aan. Met de auto richting oorsprong. Die oorsprong is dubbel: de IJzer heeft twee officiële bronnen, een in Buisscheure en een in Lederzele, twee aangrenzende Noord-Franse dorpen die de afgeknotte noordelijke punt vormen van een stompe driehoek met basislijn Sint-Omaars – Kassel (Cassel). Ook de oorsprong van de naam krijgt een tweevoudige uitleg. De topogids meldt dat de naam rond het eerste millennium verschillende varianten kende, Isera, Ysara etc., waarbij het achtervoegsel “a” voor water stond en Yser of Ysar voor “helder”. De Franse wikipedia gaat terug naar het Indo-Europees. Via het Keltisch zou de naam (net als die van de Oise of de Isère bijvoorbeeld) verwant zijn met een Indo-Europese wortel die “fel, onstuimig” betekent.
Op dus naar een heldere en/of woeste bron.