‘Vier de taal’, schrijft hoofdredacteur Hendrik Tratsaert in zijn editoriaal bij het nieuwe nummer van de lage landen, dat als uitgelicht thema ‘Spelen met taal’ heeft.
Taal is een wezenlijk deel van ons bestaan: we maken er ons verstaanbaar mee. Maar taal is niet louter functioneel: ze is ook een spel én een feest. Toen het Genootschap Onze Taal ons de hand reikte om zijn congres naar Vlaanderen te brengen, hebben we dan ook niet geaarzeld om die aan te nemen en samen te bouwen aan een heus Taalfeest. In de Vlaamse publieke omroep VRT, die het gesproken én het geschreven woord ter harte neemt, vonden wij een derde partner.
We hebben een feestelijk programma samengesteld met maar liefst twintig acts en lezingen, en meerdere workshops. Op zaterdag 5 oktober kun je in deSingel in Antwerpen een taalwetenschapper de varianten van het Nederlands bevattelijk horen uitleggen in twintig minuten, waarna een cabaretière je meeneemt naar haar bos vol beslisbomen en een poetryslammer een zaal van duizend mensen stil krijgt met zijn verzen op rijm. Het volledige programma vind je op taalfeest.be. Welkom!
We vonden het vanzelfsprekend om daar in dit nummer ook een heus dossier aan te koppelen over spelen met taal. Taalkundige Vivien Waszink en cabaretier Wouter Deprez stellen kortweg dat “taal draait om plezier”. Ik hoor het hen zeggen. Er zit toch ook een bepaalde notie van lust in die behoefte om te spelen met taal. Vervolgens overstijgen Waszink en Deprez hun boutade met sprankelende observaties. Wat het fenomeen van superdiversiteit betreft zijn ze eerder hoopvol over het Nederlands, dat in die context steeds meer de rol van lingua franca opneemt. Tegelijk zijn ze niet blind voor de gevolgen van de ontlezing en een zekere mate van verengelsing.
Verderop in het dossier ‘Spelen met taal’ duiken we in de snelle subcultuur van de jongerentaal, die vooral een manier is om zich te onderscheiden en niet zozeer een bedreiging van de standaardtaal. Zingen in de moerstaal is weer cool: de groepjes met teksten in het Nederlands schieten als paddenstoelen uit de grond. Waar is de tijd dat Doe Maar een eenzame komeet in popland was, terwijl elke zichzelf respecterende band zijn zielenroerselen in de taal van Albion uitschreeuwde? We gaan ook op zoek naar de kunst van een speech schrijven. De auteur vindt het “het mooiste vak ter wereld” en legt fijntjes uit hoe zij het doet.
De Nederlandse hoofdredacteur van Van Dale turft nieuwe spreekwoorden, maar vindt er geen: waar blijven de van nieuwe technologie doordrongen metaforen, de cyborg van de toekomst waardig? Poetryslam is een aparte vorm van spelen met taal. Misschien is dat genre de hedendaagse variant van wat de rederijkers ooit bedreven: even gecodeerd maar minder op louter esthetiek gericht. Hoe stellen de huidige rederijkerskamers het? We zoeken het uit in ons dossier, dat we lardeerden met aanstekelijke miniportretten van taalliefhebbers van velerlei kleur, kunne en faam. We schotelden hen telkens dezelfde vragen over het Nederlands voor. De antwoorden zijn even verrassend als genuanceerd.
Taal is wezenlijk voor ons bestaan: we maken er ons verstaanbaar mee. Maar taal is niet louter functioneel: ze is ook een spel
Een paar andere krenten uit het brood genaamd de lage landen. Literair-historicus René van Stipriaan beschrijft de identiteitsvorming van de jonge Nederlandse natie in de zestiende eeuw aan de hand van één taal. In diezelfde periode identificeerde men zich met het volk der Bataven, dat in schaarse Romeinse bronnen is beschreven. Het ene fenomeen werkt door als levende eenheidstaal, het andere is grotendeels een mythe gebleken.
Vóór de opkomst van de audiovisuele media was het toneel een belangrijke spiegel van de maatschappij. Karin Wolfs pikt vier pertinente theaterstukken van de Nederlandse planken die gestalte geven aan de plaag van onze samenleving: de polarisatie. Ze bewijst er de vitaliteit van het theater mee. Wie ruilt een avond Netflix in voor de schouwburg?
De voorbije jaren kon geen moeder van een bekende schrijver het aardse voor het eeuwige verruilen of daar verscheen een moederboek. Het leek wel een verplicht genre (dat nota bene enkele parels opleverde). Maar hoe zien schrijvende moeders zichzelf en hun moederschap (of de bewuste afwezigheid daarvan), en hoe komen moeders naar voren in hun romans? Anne van den Dool ontwaart een interessante trend in onze literatuur.
Graag breek ik tot slot een taallans voor de aanstekelijke column van Marten van der Meulen. Hij noemt liefde voor taal vrijheid en geeft en passant alle pennenlikkers der Lage Landen het nakijken met zijn oproep om álle woorden in het Nederlands te omarmen in plaats van almaar het vingertje te heffen. Het einde van zijn stuk is om in te kaderen: “Zet de poorten dus open, van je taal, en van je hart. Taal is spel. Spel is liefde. Liefde is feest. Taal is feest. Vier de taal.”
Je kan het ook zingen. Uit volle borst. Bis!
Geef een reactie
Je moet inloggen om een reactie te kunnen plaatsen.