‘Taal helpt me om vorm te geven aan mijn emotie’: Esohe Weyden en Pete Wu over gevoelige taal
Dichter en presentator Esohe Weyden en journalist en schrijver Pete Wu zijn de ambassadeurs van de negende editie van de Week van het Nederlands (30/9 tot 7/10). Tijdens de Week gaan ze op tournee door Nederland en Vlaanderen met een performance die draait rond het thema ‘emotie en gevoel in de Nederlandse taal’.
Is het Nederlands een gevoelige taal? En hebben zij dat zelf eigenlijk geleerd, de taal gebruiken om je emoties in te uiten? We spreken journalist en schrijver Pete Wu en dichter en presentator Esohe Weyden over het moment dat ze passioneel werden over taal, over hun werk als manier om te ventileren en over een maatschappij waarin steeds meer ruimte is voor gevoel – of toch niet?
© Mathias Hannes / deBuren
Jullie buigen jullie dit jaar voor de Week van het Nederlands over emotie en gevoel in de taal. Het Italiaans en het Frans worden vaak gezien als emotionele of passionele talen, het Nederlands gaat vaak eerder door voor droog of hard. Hoe zien jullie dat?
Esohe Weyden: “Dat is zo’n foute vergelijking, want het hangt er maar net vanaf wie je hoort spreken. Je hebt in elke taal mensen die de taal op een mooie manier gebruiken of een heel mooie uitspraak hebben. Over het Duits zeggen ze bijvoorbeeld ook vaak dat het agressief klinkt, terwijl het bij sommige mensen prachtig klinkt. En probeer maar echt plat Italiaans of Frans te spreken, dan is dat ook niet zo mooi meer.”
Pete Wu: “Het Nederlands kan ook passioneel zijn …”
Weyden: “… maar het hangt gewoon af van de context.”
‘Qua emotie en gevoel valt er in het Nederlands veel meer te ontdekken dan ik altijd dacht’ – Pete Wu
Wu: “Ik dacht altijd dat ik later iets in het Engels zou gaan doen. Ik heb zelfs Engels gestudeerd, dus ik dacht heel lang dat het Engels de taal was waarin je meer kon zeggen en er een breder vocabulaire was om je te uiten. Maar nu ik zelf zoveel in het Nederlands schrijf, voor essays of voor mijn roman bijvoorbeeld, besef ik dat dat heel erg meevalt. Qua emotie en gevoel valt er in het Nederlands veel meer te ontdekken dan ik altijd dacht.”
Weyden: “Ik heb altijd in het Nederlands geschreven omdat ik mijn emoties ook altijd al in het Nederlands beleef. Als ik angst voel of gelukkig ben, vertaalt dat zich in mijn hoofd in het Nederlands.”
Terwijl je ook deels in het Engels bent opgevoed.
Weyden: “Ja, het is een beetje een mix thuis. Mijn mama is Engelstalig en mijn papa Nederlandstalig. Het is voor ons heel normaal om je uit te drukken in de taal die voor jou het makkelijkste is. Dus iedereen aan tafel spreekt wat diegene op dat moment het beste uitkomt. Voor mij is dat dan vaak het Nederlands. Maar we begrijpen elkaar allemaal perfect.”
Wu: “Mijn ouders spraken thuis altijd Wenzhouhua, een dialect dat in China gesproken wordt. Zij vonden dat de kinderen juist heel goed Nederlands moesten leren. Dat is een beetje doorgeslagen, want uiteindelijk spraken wij als kinderen onderling alleen maar Nederlands, terwijl we de taal van onze ouders nu niet goed meer spreken.”
“Mijn ouders kunnen nog steeds geen goed Nederlands. Soms was dat best handig, dan kon ik dingen vertellen tegen mijn broers en zus die mijn ouders niet konden verstaan. Maar aan de andere kant kunnen we elkaar daardoor ook niet altijd goed begrijpen. Praten over emoties heb ik geleerd in het Nederlands.”
Weyden: “Mijn mama komt uit Nigeria en is zelf opgegroeid met Edo en Engels als moedertalen. Ik vind het heel jammer dat ik het Edo niet spreek, want het kennen en lenen van woorden uit een andere taal – zoals cringe of aesthetic uit het Engels bijvoorbeeld – kan ook een verrijking zijn van je eigen taal.”
Het Nederlands hoeft van jullie niet altijd zuiver te zijn, er mogen leenwoorden in opduiken. Hoe puristisch zijn jullie verder in je taalgebruik?
Weyden: “Ik vind het belangrijk dat iedereen een zo goed mogelijke basis heeft in juist Nederlands. Daarnaast moet er ook ruimte zijn om vrij te experimenteren met taal en om daar buitenlandse woorden, dialect of straattaal bij te betrekken. Als je de regels goed beheerst, kan het ook mooi zijn om bewust fouten te maken en daar nieuwe taal mee te creëren.”
Wu: “Ja, eens. Ik denk dat er een soort basiskennis moet zijn, ook voor grammatica bijvoorbeeld. Al moeten we altijd in de gaten blijven houden hoe de taalcontext verandert. Als iedereen het op een bepaald moment ‘fout’ zegt, moeten we soms de regels nog eens bekijken en de taal misschien aanpassen.”
Waarom vinden jullie een basis wel belangrijk?
Wu: “Ik zie het als een huis: de muren vormen de basis, daarna kun je ze pas een kleur geven. Als je weet: dit zijn de regels, wij hebben een afspraak, dan kun je vervolgens daarbinnen met de taal spelen en alles doen wat je wil. Maar als regels er niet zijn en we doen alles op een andere manier, dan wordt het te verwarrend.”
Weyden: “Ik denk dat het ook wel mooi is dat mensen in verschillende regio’s door een standaardtaal met elkaar verbonden worden. Als ik mijn leerkracht Nederlands van vroeger mag geloven, lagen de streektalen in Nederland en in België vroeger zo uiteen dat je elkaar echt niet kon begrijpen als je van West-Vlaanderen naar Amsterdam kwam. Dialecten zijn een geweldige culturele rijkdom, maar het is ook wel fijn om een uniforme taal te hebben om elkaar te kunnen begrijpen.”
Op welk moment werden jullie zelf passioneel over taal?
Wu: “Op de middelbare school ben ik een tijdschrift begonnen samen met mijn zusje. Ik had een rubriek over lyrics, zij had een roddelrubriek. Dat verkochten we dan voor zoveel gulden per blad aan medescholieren. Ik denk dat we twaalf abonnees hadden. Dat was de eerste keer dat ik dacht: ik kan voor een publiek schrijven en dan mag je zelf alles bepalen.”
Weyden: “Voor mij was het toen ik voor de eerste keer gedichtjes begon te lezen. Ik was als kind echt een boekenwurm. Elke week ging ik naar de bibliotheek. Op een gegeven moment werd daar iets georganiseerd over poëzie en heb ik voor de eerste keer ook een dichtbundel meegenomen. Ik vond dat superleuk en ik ben vaker poëziebundels gaan lezen. Voor mijn gevoel moesten boeken een verhaal vertellen. Wat ik leuk vond aan poëzie, was dat die gedichten vaak echt geschreven werden vanuit schoonheid. Het gaat helemaal niet meer om het verhaal. Het gaat over: hoe kan ik op een gevatte wijze in weinig ruimte een kunstwerkje creëren?”
Dat is wel bijzonder, veel mensen op jongere leeftijd denken: ik snap niet wat er staat.
Weyden: “Op oudere leeftijd nog steeds. Mensen komen na een voordracht heel vaak zeggen: ik begreep het niet. Dat is ook helemaal niet de bedoeling, dat je zinnetje voor zinnetje, zoals in een speech van Barack Obama, begrijpt waarover het gaat. Het punt is net dat je meegenomen wordt in een sfeer. Dat je min of meer de emotie daarbij kan voelen. Dat je sommige verzen uit jouw eigen individuele beleving gaat kunnen begrijpen. Dat vind ik net zo mooi aan poëzie: het is een heel persoonlijke ervaring. Dus als mensen zeggen dat ze het niet snappen, denk ik: dat hoeft ook niet.”
Is de taal voor jullie persoonlijk ook belangrijk? Heb je het nodig om gevoelens te uiten of een plek te geven?
Wu: “Ja, zeker. Ik schrijf bijvoorbeeld wat ik wil zeggen vaak helemaal uit. Of ik schrijf een brief, gewoon om het allemaal voor mezelf op een rijtje te zetten. Soms verstuur ik het niet eens, maar het helpt om het van me af te schrijven, of om bijvoorbeeld minder boos te worden. Het helpt zelfs om vorm te geven aan mijn emotie, als ik niet zo goed weet wat ik eigenlijk voel.”
© Mathias Hannes / deBuren
Weyden: “Dit is niet echt een coole uitspraak als schrijver of dichter, maar als het om emoties gaat, kan muziek wat mij betreft soms nog krachtiger werken dan taal omdat dat echt helemaal door je ziel kan gaan. Bij muziek kan ik heel intense emoties ervaren zonder dat ik de tekst begrijp. Ik kan in een kamer zitten met een Duitser, een Fransman, een Italiaan, en toch voelen we hetzelfde.”
Maken jullie je werk om een manier te vinden om jezelf te uiten, of hoop je ook bij de ander iets teweeg te brengen?
Weyden: “Bij mij is het vooral het eerste. Wat ik maak, is in de eerste plaats iets wat in mezelf opkomt. Dat kan een idee zijn of een gevoel dat ik probeer uit te schrijven. Maar ik denk ook dat het tweede altijd het geval is. Mensen zijn nooit onbewogen bij iets wat ze lezen.”
Wu: “Ik ben echt begonnen als een dagboekschrijver, een manier om mijn gedachten te ordenen. En bijvoorbeeld mijn eerste boek (De Bananengeneratie, over het dubbelleven van Chinese Nederlanders zoals hijzelf, red.) heb ik niet geschreven met het doel iemand iets bij te brengen. Ik merk nu wel dat het heel veel heeft gedaan met mensen en dat ik daardoor veel meer bezig ben met wat mensen ervan gaan vinden. Dat is best lastig.”
Zijn er emoties waar je geen woorden voor kunt vinden, waar de taal niet voldoet?
Weyden: “Ik denk dat wij in het Nederlands vooral heel veel spreekwoorden missen om situaties of emoties te omschrijven. Op de middelbare school moesten we spreekwoordenlijsten leren, maar die leken me zo verouderd dat het onrealistisch leek dat iemand die echt zou gebruiken. Terwijl spreekwoorden wel dingen gevat kunnen zeggen als je er geen woord voor hebt.”
“Wat dat betreft heb je soms meer aan het Engels. Wij zeggen bijvoorbeeld ‘uit het hoofd leren’, maar zij zeggen ‘to learn by heart’. Dat klopt zo goed. Als ik workshops geef in spoken word, zeg ik ook altijd: je moet het niet uit je hoofd maar uit je hart leren. Het hoofd is rationeel ingestudeerd: ik ga nu mijn tekst opzeggen. Uit het hart leren, dat komt vanbinnen. De hele omgeving kan in brand staan, het gebouw kan instorten en je kent de tekst nog. Dat is iets heel anders.”
Hebben jullie het idee dat er nu genoeg ruimte is in onze maatschappij om gevoelens te uiten en te benoemen?
Weyden: “Ik denk dat de nieuwste generatie – ik denk dan aan de kinderen en jongeren die nu op de middelbare scholen zitten – daar wel meer mee bezig zijn door sociale media en door de informatie en awareness over emotie, jezelf uitdrukken en de vrijheid om jezelf te zijn. Op scholen lijkt daar ook wel veel meer ruimte voor en bewustzijn over. Ik kan me niet inbeelden dat er toen ik op school zat dingen zouden worden georganiseerd rond mentale gezondheid of inclusie zoals dat nu gebeurt. Als je toen werd gepest, dan was dat gewoon zo.”
‘Uit het hart leren, dat komt vanbinnen. De hele omgeving kan in brand staan, het gebouw kan instorten en je kent de tekst nog’ – Esohe Weyden
“Ook daarbuiten is er volgens mij wel een tendens van openheid en meer plaats voor emotie. Het is tegenwoordig normaal om naar een psycholoog te gaan, vroeger moest je dat echt niet zeggen. Zelfs op de werkvloer merk je nu dat heel veel bedrijven het hebben over mental health en over work-life balance. Als ik mijn grootvader mag geloven was dat in zijn tijd absoluut geen ding. Het was gewoon onbestaande. We zijn nog lang niet waar we moeten komen, maar er is wel iets aan het broeden.”
Wu: “Ik denk dat we wel de tools en de taal meer aangereikt krijgen, bijvoorbeeld omdat we sociale media als platform hebben waar het heel vaak over emoties gaat. Maar ik weet niet zeker of we ook echt opener zijn. Er is tegelijkertijd een conservatieve wind die juist de oude waarden laat terugkomen. Dan denk ik er bijvoorbeeld aan dat een toxische vorm van mannelijkheid voor veel jonge jongens nog altijd hun leven regisseert. Dat zij geen emoties mogen tonen, want dat is zwak. Of dat ze de kostwinner moeten zijn in een gezin. Dus ja: er zijn positieve tekenen, maar ik denk dat we onze aandacht niet moeten laten verzwakken.”
Tot slot: emoji’s – ja of nee?
Weyden: “Ja! Ik vind die echt verrijkend. Oké, sommige emoji’s, zoals schoenen of aardbeien, zijn misschien niet altijd een toevoeging. Aan de andere kant, een aardbei kan je ook weer gebruiken als hartje, dus … Nee ik hou er wel van, en ik denk ook dat ze de intentie in een zin meer kunnen vastleggen. Iedereen kan op een andere manier iets lezen. ‘Waar ben je?’ kan een vraag zijn, maar ook een verwijt. Dat zijn heel andere dingen. Een emoji erbij geeft een heel ander profiel. Het is allemaal informatie.”
Wu: “Ik denk dat er vóór emoji’s heel veel huwelijken kapot zijn gegaan door dit soort onduidelijkheden.”
Dit is een licht bewerkte versie van een interview dat verschenen is op de Week van het Nederlands. De Week van het Nederlands is een samenwerking van Vlaams-Nederlands huis deBuren en de Taalunie.
Tijdens de Week reizen Esohe Weyden en Pete Wu met hun voorstelling We zijn er langs scholen, bibliotheken en podia. Alle info vind je op de site van de Week van het Nederlands.