Deel artikel

Lees de hele reeks
kunst, literatuur

Stijn Streuvels als fotograaf: een ‘prutser’ met een scherpe blik

19 oktober 2021 6 min. leestijd 150 jaar Stijn Streuvels

Net wanneer je het vage gevoel bekruipt dat 150 jaar na de geboorte van Stijn Streuvels het belangrijkste over de schrijver wel is verteld, komt het Antwerpse Letterenhuis met een tentoonstelling over een onderbelicht (pun intended)
aspect van zijn kunstenaarschap: de fotografie. Een Cartier-Bresson is aan hem niet verloren gegaan, maar Streuvels’ aparte blik spreekt wel uit zijn beelden – van kattenplaatjes over reisfoto’s tot Instagram-waardige selfies, en nog veel meer.

Curatoren Lieven Van Speybrouck en Arne De Winde presenteren Streuvels nadrukkelijk als een dubbeltalent. Streuvels was als kind gefascineerd geraakt door de fotografie en kon niet snel genoeg zijn eigen toestel in handen krijgen.

Zo is het best verrassend om te vernemen dat Streuvels al bij zijn eerste stappen in de literatuur zijn honorarium liet bepalen door de prijs van een fototoestel.

Het fotografische archief van de schrijver bevat om en bij de 5.000 beelden die door de schrijver, of toch met zijn toestel, zijn gemaakt. Streuvels gaf de camera graag uit handen en poseerde ook zelf gretig voor de lens. De beelden werden zorgvuldig door de schrijver gearchiveerd in gelabelde (film)doosjes.

Uit dat enorme archief maken de samenstellers een doeltreffende selectie, die in Antwerpen zonder veel franje wordt getoond. Eerder werden de beelden verwerkt in filmpjes voor het kanaal Denderland TV.

We maken kennis met Streuvels als portrettentrekker. Vrienden en familieleden moeten allemaal een keertje voor zijn lens poseren. Je merkt dat hier een fotograaf aan het werk is die zijn eerste stapjes in het medium zet. Het kader is dat van de formele fotoportretten zoals ze in die jaren gebruikelijk zijn, met geportretteerden op hun paasbest, in driekwart profiel. Aan de vaak net-niet-rechte kadrering en de soms bewogen of vage beelden valt te merken dat Streuvels zijn apparaat onder de knie moet krijgen.

Bij de selectie portretten vind je evenwel ook karakterkoppen van landbouwers en andere dorpsfiguren die Streuvels gebruikte als inspiratie voor zijn personages. Dat brengt ons bij Streuvels in zijn rol als documentarist. Die drang naar het documenteren van de mensen, levens en geplogenheden die hij te boek zou stellen, heeft Streuvels gemeen met tijdgenoten als Émile Zola (die in het aanleggen van “dossiers” voor de delen van zijn naturalistische romancyclus Les Rougon-Macquart nog veel verder zou gaan)

Streuvels besteedt veel aandacht aan de folklore van zijn Zuid-West-Vlaamse omgeving, zoals blijkt uit de uitvoerige documentatie van de passiespelen, de processies en de communiefeesten. Voorbije gebruiken, voorbije levens, een voorbij Vlaanderen.

Chroniqueur

Streuvels was zich bewust van zijn rol als chroniqueur van zijn tijd en omgeving. Uit zijn boeken, maar ook uit zijn fotografische oeuvre blijkt het besef dat hij een verdwijnende manier van leven vastlegt, een verdwijnend landschap. Hij fotografeert de stokoude boeren en de weidse luchten van Ingooigem, maar ook de man die de bedrading op de eerste elektriciteitspalen aanbrengt en de bouw van zijn eigen, voor die tijd erg moderne huis, Het Lijsternest.

Opvallend is ook het grote aantal zelfportretten dat Streuvels heeft overgeleverd. Van bij het begin gebruikt Streuvels het beeld om zijn imago vorm te geven en uit te dragen. Zijn indrukwekkende snor speelt als visueel kenmerk een niet te onderschatten rol. Het levert iconische beelden op, zoals Streuvels, als jonge dandy, surplace poserend op zijn fiets, sigaartje in de hand en de snorpunten met pommade aangezet.

Naarmate de reeks vordert zie je de karakteristieke ‘kop’ van de schrijver vorm krijgen, zelfs als schaduwsilhouet nog uit de duizenden herkenbaar. Op een foto uit 1959 zit Streuvels te monkelen bij de krantenberichten over zijn overlijden. Op dat moment had Streuvels, die intussen de ongenaakbare staat van levend monument der Vlaamse letteren had bereikt, nog tien jaar in het ondermaanse te gaan.

Literaire tijdgenoten

De schrijver kiekt ook zijn literaire tijdgenoten. Streuvels en zijn gezin poseren met een jonge Ernest Claes, een en al Sturm und Drang, met wilde haren en vlassige baard. Streuvels zal Claes, een mensenleven later, nog eens kieken. Maar dan heeft Claes zich al helemaal omkleed met zijn imago van oude, wijze – en daardoor “ongevaarlijke” – dorpschroniqueur. Ook hij heeft een onmiddellijk herkenbare ‘kop’ gekregen, met kenmerkende baard en zware, ronde bril.

Het letterkundige leven haalt Streuvels weg uit zijn isolement op Het Lijsternest. Uitstapjes met de befaamde ‘Mijolclub’, het informele vriendenkransje van collega-schrijver Herman Teirlinck. Op literaire reis in Tsjechië. Het pension van de familie Wolf. Met aan de gevel een prominente hakenkruisvaandel – we zijn inmiddels halverwege de jaren 1930. Streuvels fotografeert het zonder verder commentaar.

Palestina

In de tentoonstelling wordt veel aandacht besteed aan Streuvels’ reis naar Palestina in 1935. Een reis die grote indruk maakte op Streuvels en die hem radicaal weghaalt uit zijn West-Vlaamse universum. Dat de trip voor Streuvels erg belangrijk was, blijkt niet alleen uit de hoeveelheid beelden die hij er schoot, maar ook uit het feit dat hij de beelden monteerde tot reeksen van diafilms, waarschijnlijk met het oog op lezingen of presentaties over het onderwerp.

De Palestinareis vormt het onderwerp van een meer uitvoerige video-installatie met meerdere gelijktijdige projecties en audiofragmenten die gebaseerd zijn op Streuvels’ dagboekaantekeningen bij de reis. Uit de combinatie van woord en beeld komt naar voren hoeveel indruk de confrontatie met “het vreemde” op Streuvels heeft gemaakt.

Er spreekt een grote, soms toeristisch aandoende, curiositeit uit Streuvels’ Palestinabeelden, maar nergens vervalt hij in sensationeel oriëntalisme. Ook buiten zijn vertrouwde omgeving wil Streuvels door middel van zijn fototoestel de mensen en dingen om hem heen documenteren en proberen te begrijpen.

Kleine gelukjes van een prutser

Maakt dit alles nu van Streuvels een goede fotograaf? Het hangt er maar van af hoe je het wil definiëren, en waar je naar op zoek bent. Stephan Vanfleteren, groothandelaar in karakterkoppen, laat in het boek bij de expo optekenen: “Hoe minder Streuvels zijn materiaal beheerst, hoe interessanter het wordt.” Hij gaat zelfs zo ver Streuvels een “prutser” te noemen.

Een Cartier-Bresson is er aan Streuvels niet verloren gegaan. De zeldzame beelden die verrassen door een opvallende compositie of onverwachte wending, lijken nog eerder op de happy little accidents van televisieschilder Bob Ross dan op het instant décisif waar het Cartier-Bresson om te doen was.

Beelden krijgen door technische onvolkomenheden (over- of onderbelichting, onscherpte, scheve kadrering) een soms sprookjes-, soms spookachtige sfeer, die haaks staat op Streuvels’ documentaire bedoelingen. Het portret van de jonge priester Caesar Gezelle krijgt door zijn schuine compositie en het felle flou van de achtergrond een heroïsche lading: het lijkt alsof de geestelijke zich in het blanco van zijn decor te weer moet stellen tegen onvermoede tegenstand en beproeving. Over de weidse landschappen komt een onwerkelijk waas.

De vormtaal en het doorleefde sepia van zijn beelden doet denken aan dat van grote vroegtwintigste-eeuwse documentaire fotografen als Lewis Hine en Alfred Stieglitz. Ik zal niet de eerste, noch de laatste zijn om een zekere inhoudelijke en formele gelijkenis te zien tussen Streuvels’ beeld van hemzelf en de broers Staelens, en de foto van drie jonge Duitse boeren uit hetzelfde tijdvak, van August Sander.

Uit het archief blijkt dat Streuvels wel degelijk begaan was met de compositie van zijn beelden. Niet zelden wisselen hijzelf en zijn onderwerp voor de lens af, om even te oefenen met een bepaalde positie of invalshoek.

Toch komt het me voor dat Streuvels als fotograaf het moest hebben van het gelukkige toeval, het geslaagde snapshot, meer nog dan van de technische expertise van de beroepsfotograaf.

Sommige beeldreeksen zouden dan weer niet misstaan op Instagram, als al dan niet ironische selfies. Streuvels maakte zelfs een reeks treffende kattenfoto’s. En zo lijkt die honderdvijftigjarige jubilaris plots weer heel modern.

Expo: Oogen die kijken. Een blik in het fotografisch archief van Stijn Streuvels, Letterenhuis, Antwerpen, nog tot en 31 december 2021 (donderdag tot zondag, 10 tot 17 uur).
Boek: Stijn Streuvels. Fotografisch werk, Hannibal Books, Veurne, 2021, 208 p.
Michiel leen c Monica Monté verkleind

Michiel Leen

journalist

(Foto © Monica Monté)

Reacties

Reacties zijn gesloten.

Gerelateerde artikelen

		WP_Hook Object
(
    [callbacks] => Array
        (
            [10] => Array
                (
                    [000000000000291a0000000000000000ywgc_custom_cart_product_image] => Array
                        (
                            [function] => Array
                                (
                                    [0] => YITH_YWGC_Cart_Checkout_Premium Object
                                        (
                                        )

                                    [1] => ywgc_custom_cart_product_image
                                )

                            [accepted_args] => 2
                        )

                    [spq_custom_data_cart_thumbnail] => Array
                        (
                            [function] => spq_custom_data_cart_thumbnail
                            [accepted_args] => 4
                        )

                )

        )

    [priorities:protected] => Array
        (
            [0] => 10
        )

    [iterations:WP_Hook:private] => Array
        (
        )

    [current_priority:WP_Hook:private] => Array
        (
        )

    [nesting_level:WP_Hook:private] => 0
    [doing_action:WP_Hook:private] => 
)