Deel artikel

literatuur recensie

Het karwei is nooit af: Stefan Hertmans als essayist

22 februari 2024 10 min. leestijd

In zijn verzamelde essays beweegt Stefan Hertmans onophoudelijk tussen kritische intellectualiteit en poëtische intuïtie, met lucide, verrassende en meerlagige beschouwingen als resultaat.

In de balken van de toren van het kasteel nabij Bordeaux waar Michel Eyquem de Montaigne jarenlang aan zelfonderzoek deed en zo het genre van het essay in het leven riep, staan woorden gegrift van denkers die hem inspireerden. Omdat het om een denken in ontwikkeling ging, moest er nu en dan een balk opgeschuurd worden om plaats te maken voor nieuwe ideeën waartoe Montaigne zich zoekend kon verhouden. Essayistisch denken verdraagt geen stilstand, maar behelst Verschuivingen zoals ook de titel van Stefan Hertmans’ jongste essaybundel (gepubliceerd in 2022) luidt.

Precies een jaar na publicatie van dat prikkelende essay dat de duisternis van onze eigen vertwijfelde tijd zorgvuldig analyseerde, volgde een bundeling die terugblikt op veertig jaar schrijvend denken. De essays 1982-2022 omvatten een denken dat volop in beweging is, de eigen uitgangspunten opnieuw tegen het licht houdt om via een doorgedreven redenering weer – tijdelijk – te landen in iets van een hogere orde.

Stefan Hertmans (1951) behoort tot de belangrijkste stemmen uit ons taalgebied, als romancier wordt hij sinds Oorlog en terpentijn (2013) omarmd door het grote publiek – de jubelende recensies in de internationale pers liegen er niet om – maar ook als dichter, theatermaker en essayist mag hij rekenen op een trouwe schare liefhebbers. Met De essays 1982-2022 draagt uitgeverij De Bezige Bij actief bij aan de canonisering van Hertmans’ werk voor toekomstige generaties.

De samenstelling van de bundel was in handen van Johan Reyniers, dramaturg bij Toneelgroep Amsterdam en Hertmanslezer van het eerste uur. Reyniers mat het lijvige geheel (twee delen in cassette, samen bijna duizendvierhonderd pagina’s) een afwisselende en gelaagde structuur aan. Hij groepeerde de essays in thematische eilanden: over geschiedenis en actualiteit, over West-Europese dichters, over cultuurkritiek, over ethisch handelen, over identiteit, over (anti-)politiek en media, over schrijvers uit de Lage Landen… Tegelijk laat hij die clusters resoneren met de evolutie van Hertmans’ essayistiek, van sterk literair naar explicieter betrokken op de maatschappij.

Dat Reyniers niet slaafs de chronologie van verschijningsdata volgt, maar teksten uit verschillende periodes naast elkaar plaatst en zelfs aanvult met “vergeten” stukken uit kranten en tijdschriften, pakt extra goed uit voor de lezer die al vertrouwd is met Hertmans’ oeuvre. Een bloemlezing is immers een uitnodiging tot herlezen, en mede dankzij Reyniers’ montage is dat allesbehalve een opgave.

De verbeelding die ons samenhoudt

Aan de kloeke “papieren baksteen”, zoals Hertmans zelf grappend naar de bundel verwijst, heeft hij als aftrap een kort essaytje toegevoegd: ‘ENSIE’. De titel verwijst naar de encyclopedie waarin hij als kind urenlang bladerde en die hij bij het leegruimen van het ouderlijk huis terugvond. Dit vormt de aanzet tot reflectie over de waarde van zijn bibliotheek, de materialisatie van een “geestelijke biografie” met boekenwanden die dienstdoen als een soort spiegel van het leven. De ENSIE loopt niet van a naar z, maar voegt systematisch samen wat zij essentieel acht. Ook Hertmans’ eigen bibliotheek heeft zich lang in die geest gevuld, zijn planken droegen wat hij “gestolde wolken” noemde, stemmen op papier die in zijn schrijvend denken met elkaar het gesprek aangingen.

De bibliotheek als “mentale ruimte van subjectieve dwarsverbindingen” die Hertmans in de opmaat van De essays 1982-2022 beschrijft, herinnert aan de citaten die Montaigne op de balken in zijn torenkamer liet aanbrengen. Het zijn verzamelingen van inspiratie voor zijn persoonlijke zoektocht naar ordening en begrip, de existentiële vraag: hoe te leven? Welke denksporen wijzen mij de weg?

Het openingsessay trof me dan ook in zijn herkenbaarheid, ook ik heb zo’n persoonlijk bibliotheekje dat louter geordend is op basis van wederzijdsheid en los van alfabet bestaat. Het werk van Hertmans neemt er een centrale plaats in, als stem die me geestelijk gezelschap houdt bij omzwervingen, want geen denkvermogen is autonoom, het is behalve van het eigen lichaam ook altijd afhankelijk van dat van anderen. “Wie het woord neemt, spreekt nooit vanuit een oorspronkelijke positie. Hij of zij is altijd gebonden aan een hele resem gedachten en argumenten die aan het eigen spreken vooraf zijn gegaan”, stelt Hertmans in de lezing ‘Van wie is de verbeelding’ uit 2021. De auteur is omgeven door een veruitwendigde en verbeelde bibliotheek, en die bibliotheek vormt op zijn beurt een weefsel, het is de metaforische en materiële drager van een onbegrensd aantal verbindingen tussen lezen en lezers. De bibliotheek vormt daarom ook altijd een uitnodiging tot de verruiming van de eigen individualiteit, ze speelt een cruciale rol bij de persoonlijke plaatsbepaling in de wereld. Om het te zeggen met Borges, zoals geciteerd door Hertmans: een bibliotheek is “de verbeelding die ons samenhoudt”.

Dialectisch denken

Hertmans’ denken beweegt associatief en dialectisch door de bibliotheek: op en af de jakobsladder, knipogend, verspringend, dwarsverbindingen scheppend. Maar evengoed houdt hij halt bij momenten van intiem spreken en bij getuigenissen van de beroering die hem als lezer treft. De essays zijn daarvan het uiteindelijke resultaat.

Hoewel hij door grote geesten omgeven is, kiest Hertmans nooit voor slaafse bewondering

Hoewel hij door grote geesten omgeven is, kiest Hertmans nooit voor de slaafse bewondering; hij gaat op gelijke voet staan, toont zich open en kritisch, wijst zowel op de merites als de inconsequenties in het discours dat hij vriendschappelijk tegen het licht houdt. Uit het vroege essay ‘Terug naar de teksten, maar hoe?’ blijkt overduidelijk zijn teleurstelling over de redeneerfouten, de blinde vlekken en vooral de religieuze kramp waarin de door hem bewonderde hermeneuticus George Steiner schiet met zijn boek Real Presences. Hertmans ondervindt er aan den lijve hoe onvast ons lezen is, hoe onderhevig aan een voortdurend kritisch herdenken. Hij komt tot de vaststelling dat je pas een échte lezer kan zijn als je “niet bang wordt van de gedachte dat het karwei nooit af is en nooit af kan zijn”.

Dialectisch denken is Hertmans’ geliefde methode, het associatieve gesprek waarin alles een plaats verdient en op elkaar ingrijpt. Het ratjetoe van zijn “bibliotheek van gestolde wolken” blijft daarom voor hem de meest inspirerende plek. Ze vormt een soort ideale maatschappij van verbinding, een denkruimte “waar alles door en naast elkaar mag bestaan”, een democratisch bestel waarin alles even marginaal is. De bibliotheek vormt als het ware een confederatie van meervoudige intelligente onderdelen, van onafhankelijke breinen die naast elkaar kunnen bestaan ook wanneer ze zogenaamd met elkaar in tegenspraak zijn.

Dialectisch denken is Hertmans’ geliefde methode, het associatieve gesprek waarin alles een plaats verdient en op elkaar ingrijpt

In Hertmans’ schriftuur ontmoeten verschillende waarheden elkaar, schampen en raken verweven. Hertmans groeide op in de jaren 1970 en zijn werk draagt dan ook de filosofische sporen van de Frankfurter Schule (Benjamin, Adorno, Arendt) het postmarxisme en het deconstructionisme (Foucault, Derrida, Deleuze, Lacan, Žižek, Mouffe). Maar als poëtisch erfgenaam van de Romantiek, ten diepste beïnvloed door Rilke, Hölderlin, Heidegger en co. kan hij niet anders dan sterk introspectief te werk gaan. Zo beweegt de slinger van zijn scheppen onophoudelijk tussen kritische intellectualiteit en poëtische intuïtie, en precies deze schijnbare paradox leidt tot een lucide, verrassende en meerlagige beschouwing.

De angry young man van de vroege essays, die scherp maar ook altijd witty uit de hoek kon komen, heeft met de jaren aan mildheid gewonnen. Dit omzichtiger “voetje-voor-voetje denken” komt met een explicieter ethisch bewustzijn, maar blijft gelukkig ver van een steriele “salonversie” dankzij een voortdurend kritisch ondervragen. Figuren bij wie hij dat wel ziet gebeuren, neemt hij op de korrel, zo blijkt uit het essay over de Franse filosoof Michel Onfray die met zijn steriele vrijheidsidee ‘in de buurt van een Hollywoodversie van De Sade komt.”

Wees altijd een dichter

Intelligentie komt voort uit relaties, is altijd verstrengeld met de wereld en de vraag naar de eigen positie erin. Zelfs de meest analytische tekst van Hertmans werkt invoelend en betrekt de lezer niet louter intellectueel bij het genereren van betekenis, maar beroert ook emotioneel en maakt hem of haar ontvankelijk. Zo wordt de lezer integraal deel van de tekst.

De angry young man van de vroege essays heeft met de jaren aan mildheid gewonnen

Hertmans lezen werkt aanstekelijk, zijn essays nodigen uit tot verdere lectuur, tot reflectie en soms zelfs tot terugschrijven. Want schrijven is een poging om via omzwerving inzicht te verwerven over wat je niet zeker weet of niet helemaal denkt te begrijpen. Essayistiek is dan ook geen wetenschap maar net als poëzie een kunstvorm. In het poëticale essay ‘Vitale melancholie’ – een scharniermoment in zijn vroege schrijverschap – stelt Hertmans dat kunst een aanvang neemt waar het weten de mens in de steek laat: “waar de kunst is, daar moet de wetenschap nog komen.” Het kunst-denken zoekt zijn weg via associaties, verdichting en beeldspraak, het vormt een alternatief voor het versmallende rationalisme.

Het essay vindt zijn vorm dankzij dit meanderende, laverende denken, richtingloosheid geldt er als meest gedroomde richting. Dit wilde denken, rapsodisch of paratactisch (eenvoudig naast elkaar plaatsen), bepaalt zowel de opbouw van de essays als de literaire stijl waarin ze geschreven zijn. Tot op het niveau van alinea’s en zinnen zal Hertmans het zinsverband en de logica opbreken, denksporen van hun oorspronkelijke context vervreemden om er associatief mee aan de slag te gaan. Always be a poet: in Hertmans’ proza is ook steeds een dichter aan het werk, een vakman die wat zogenaamd vaststaat uit zijn verband haalt, materiaal vloeibaar en kneedbaar maakt, bewerkt tot nieuwe sensibele composities.

De aanwezigheid van de dichter spreekt overigens ook uit de prachtige, soms enigszins enigmatische titels die net daarom de nieuwsgierigheid prikkelen. ‘Van fontanel tot graf’ of ‘Zich de schrijvende vingers branden’ moesten het in de originele bundels vaak stellen met een naam tussen haakjes, maar gaan nu vergezeld van een verduidelijkende ondertitel. Een welkom handigheidje voor de bladerende bloemlezer, want deze bundel is gebaat bij sporadisch en traag lezen vanwege de nuance en de precieze formuleringen die Hertmans in elke tekst opnieuw beoogt. Hoe aandachtiger je met het ritme en de intonatie van de zinnen meeloopt, hoe rijker de gedachten stromen.

De essays 1982-2022 bevat talloze denkoefeningen van hoog niveau, gesteld in een lyrisch proza. In ‘Geen van beide’, een essay over een gedicht van Samuel Beckett waarmee de tweede bundel opent, etaleert Hertmans de kracht en mogelijkheden van het genre op onvergelijkbare wijze. Het is de perfecte combinatie van persoonlijke insteek en beschouwing. Het persoonlijke element fungeert er als leidraad zonder het centraal onderwerp van de tekst te worden, want dat is de (on)vertaalbaarheid van Becketts gedicht ‘Neither’. Tegelijk cirkelt de integrale tekst zo dicht om het persoonlijke heen dat het er een onlosmakelijk deel van is.

De techniciteit in ‘Geen van beide’ is weergaloos, stilistisch vernuft versmelt er met lenig denken. Hertmans laat de vorm verschuiven van intieme herinnering, naar vertaalarbeid en -reflectie, naar reisjournaal en dialoog, naar literaire biografie en weer terug naar een nieuwe poging tot vertaling. Het effect is meeslepend, de modulaties ontlokken behalve een geestelijk ook een lijfelijk begrijpen, vergelijkbaar met dat van muzikale composities. “Subjectiviteit is structuur geworden, de osmose van het persoonlijke en het structurele is volmaakt geworden”, noteert Hertmans aan het slot van dit essay. Hij heeft het met een referentie aan Adorno over de kracht van Becketts gedicht, maar wat mij betreft is het ook een meta-opmerking, geheel van toepassing op zijn eigen tekst, die zo vloeiend gecomponeerd is, met lichtheid en volmaakte (schijnbare) eenvoud, dat de hand van de meester erin verdwijnt.

Ontijds eigentijds

Hertmans lezen voelt als bewegen in een ondefinieerbaar en gelaagd landschap, geleidelijk en soms met moeite doordringen in een wereld die niet afgelijnd is door zekerheden. Net omdat zijn werk de complexiteit niet schuwt, voel je je als lezer aangeraakt in je eigen hedendaagse werkelijkheid: “Het heeft met mij te maken, met mijn wereld, met mijn lichaam.” Hertmans’ essays zijn ontijds eigentijds, in teksten uit de jaren 1990 – lang voor PISA-onderzoeken en sociale media – buigt hij zich over de gevolgen van ontlezing, over de impact van de beeldcultuur en de geboorte van de filmisch denkende mens, over een gebrek aan politieke visie en de gevaren van antipolitiek. Zijn essay ‘Religieus renouveau’ lijkt een allusie op de complotdenkers van vandaag die zwichten voor de simplistische invulling van identiteit. Bovendien heeft alles met alles te maken; Hertmans legt een verband tussen het verlies van complexe zinsbouw en de manier waarop mensen omgaan met de complexiteit van de eigen politieke realiteit, of beter: niet kunnen omgaan en heil zoeken in sloganeske totalitaire ideeën.

Hertmans lezen voelt als bewegen in een wereld die niet afgelijnd is door zekerheden

Wie inboet op bedachtzame teksten met genuanceerde zinsbouw, verliest helaas ook de kracht van het genuanceerde redeneren, stelt Hertmans in zijn Verwey-lezing, of: “De afkeer van de bibliotheek vertaalt zich altijd weer in de terreur van het Ene Boek.” Het opgeven van de utopische idee van gelijkheid, symbolisch verbeeld in de bibliotheek, als criterium om elkaar te benaderen is niet zonder gevaar. Samenleven is zorgdragen voor een ander, openstaan voor het gesprek, deelnemen aan de heteronomie van de bibliotheek.

Ware vitaliteit vereist moed en betrokkenheid bij een versplinterde wereld, en dat gaat niet zonder gevaar. In zijn essay ‘Sterke vrouwen’ overdenkt Hertmans de lafheid van Odysseus, die vastgebonden aan de mast naar het gezang van de Sirenen wil luisteren. Odysseus sluit zich op in het risicoloos genot, hij wordt “niemand” en zijn manier van overleven is slechts half leven.

De verantwoordelijkheidszin waar Hertmans om vraagt, behelst risico en daadkracht, zelfs een zeker activistisch aspect. Geen schreeuwerig activisme dat denken herleidt tot slogans, maar kwetsbaar activisme dat juist ingaat tegen de reducerende gedachte. De “eis tot toegankelijkheid en consumeerbaarheid bedreigt de kunsten in de essentie van hun maatschappijkritische elan”, constateert Hertmans in ‘Esthetica als serviceclub’. Het is dan ook van het grootste belang de complexiteit in het hart van het activisme te houden, want daar ligt het appel en de hoop voor de jongeren van vandaag.

Wie de bibliotheek verbrandt, doet het gesprek verstommen. Een essay is zo’n gesprek, een vorm van zich schrijvend verhouden tot anderen, een denkruimte van kritische beschouwing, een uitnodiging om te becommentariëren, een vertrekpunt voor een uitwaaierend netwerk van associaties.

Lang voor PISA-onderzoeken en sociale media boog Hertmans zich al over ontlezing, de beeldcultuur en antipolitiek

Samenleven is een kwestie van differentie, niet van eenheidsdenken, kras dat maar in je balken. Alleen deelname aan en kennisneming van de diversiteit van het debat biedt inspiratie voor de toekomst. Schrijvers hebben in tijden van maatschappelijke verruwing dan ook een cruciale rol te spelen, stelt Hertmans, door het aanbieden van “schoonheid, kritiek en reflectie” herinneren ze mensen aan democratische waarden: “openheid van geest, tolerantie, genuanceerd debat”.

Zekerheid weigeren en weerloos durven denken, weg van de zelfgenoegzame gedachte en de onmiddellijke vanzelfsprekendheid, vraagt moed. Toch is het ook een attitude, een intellectuele houding die je kan aanleren en doorgeven. Hertmans lezen en herlezen is alvast de ideale manier om je te trainen in het stellen van die lastige vragen waarop een definitief antwoord onmogelijk is, je te oefenen in een filosofie van uitstel en twijfel, in zorgvuldig denken en omzichtig formuleren.

Het is altijd, en niet het minst vandaag, een must om die kritische spier te kweken, want “het heeft met mij te maken, met mijn wereld, met mijn lichaam”.

Stefan Hertmans, De essays 1982-2022, De Bezige Bij, Amsterdam, 2023, 1392 p.

Dhoker liesbeth

Liesbeth D’Hoker

essayiste en recensente

Reacties

Reacties zijn gesloten.

Lees ook

		WP_Hook Object
(
    [callbacks] => Array
        (
            [10] => Array
                (
                    [0000000000002ad70000000000000000ywgc_custom_cart_product_image] => Array
                        (
                            [function] => Array
                                (
                                    [0] => YITH_YWGC_Cart_Checkout_Premium Object
                                        (
                                        )

                                    [1] => ywgc_custom_cart_product_image
                                )

                            [accepted_args] => 2
                        )

                    [spq_custom_data_cart_thumbnail] => Array
                        (
                            [function] => spq_custom_data_cart_thumbnail
                            [accepted_args] => 4
                        )

                )

        )

    [priorities:protected] => Array
        (
            [0] => 10
        )

    [iterations:WP_Hook:private] => Array
        (
        )

    [current_priority:WP_Hook:private] => Array
        (
        )

    [nesting_level:WP_Hook:private] => 0
    [doing_action:WP_Hook:private] => 
)