De Olympische Spelen van 1928 in Amsterdam zijn overal
De Olympische Spelen vonden één keer in Nederland plaats: in 1928 in Amsterdam. De zichtbare nalatenschap daarvan is beperkt. Toch kun je ook in je eigen omgeving sporen zien van de Amsterdamse Spelen, waar ter wereld je ook bent.
Honderd jaar geleden besloot het Internationaal Olympisch Comité (IOC) dat de Olympische Spelen van 1928 in Amsterdam zouden worden gehouden. Tijdens een congres op 2 juni 1921 kreeg deze stad de voorkeur boven enkele Amerikaanse concurrenten, die het daar overigens niet mee eens waren. Wat ze niet wisten, was dat er achter de schermen een stiekem baronnenbesluit was genomen. IOC-voorzitter baron Pierre de Coubertin had een deal gesloten met het Nederlandse IOC-lid baron Van Tuyll van Serooskerken. En zo werd Amsterdam in 1928 voor enkele maanden de sportieve hoofdstad van de wereld.
© Wikipedia
De sportstad van steen
Architect Jan Wils was verantwoordelijk voor de bouw van het Olympisch Stadion. Dat is in 2021 nog steeds in gebruik, al wilde Amsterdam het in de jaren tachtig afbreken voor nieuwe huizen. Na een lange reeks publieksacties werd dat voorkomen. Ook de Marathontoren staat nog steeds op het plein vóór de hoofdingang. Het is een historische locatie, want op die toren werd in 1928 voor de eerste keer in de geschiedenis het olympisch vuur ontstoken. Het was Wils zelf die dat vuur had bedacht, zodat de hele stad kon zien dat de Olympische Spelen in volle gang waren. Het olympisch vuur is dus een Nederlandse uitvinding, toen weliswaar nog zonder fakkeltocht vanuit het Griekse Olympia. Dat gebeurde pas in 1936 voor de eerste keer, als propagandastunt van de Duitse nationaalsocialisten.
Het Olympisch Stadion vormde het hart van de zeer compacte Olympische Spelen, met de belangrijkste stadions vlak bij elkaar in de buurt. Alleen het roeien, schieten, zeilen, wielrennen op de weg, de marathon en de veldonderdelen van de paardensport vonden elders plaats. Tegenover het Olympisch Stadion lag al een stadion, dat in 1914 was opgeleverd: het Nederlandsch Sportpark. Op het Stadionplein werden twee tijdelijke hallen gebouwd voor het boksen, gewichtheffen en schermen. En er kwam een zwembad, dat na afloop meteen weer werd verwijderd, tot grote frustratie van de Amsterdammers. Ook de rest verdween, behalve dus het Olympisch Stadion en de Marathontoren.
© Wikipedia
Het stadiongebied kreeg in 1928 als bijnaam “de creatie van Wils”. Na afloop van de Olympische Spelen ontving de architect wereldwijde lof en een hele reeks onderscheidingen. Het toonaangevende dagblad Het Vaderland noemde zijn werk “het bewijs van Nederlandsche kracht”. Het tijdschrift Revue der Sporten had het zelfs over een sportstad van steen. “Een stad op zich zelf, ruim en groot, zooals Amsterdam ruim en groot is.”
Golvend erfgoed
De olympische zeilwedstrijden van 1928 vonden plaats aan de noordoostzijde van de stad, op het IJ, de rivier die door Amsterdam stroomt. Dat water kabbelt daar nog steeds tussen de nieuwe wijk IJburg en het pittoreske dijkdorpje Durgerdam, als golvend erfgoed van 1928. Als het huidige Steigereiland toen al had bestaan, was het een fantastische plek geweest om die wedstrijden te volgen, net als de brug bij Schellingwoude.
© Stadsarchief Amsterdam
Er waren twee wedstrijdlocaties, verzorgd door de Koninklijke Nederlandsche Zeil- en Roeivereeniging (KNZRV), die daar in 1928 meer ervaring mee had dan het IOC zelf. De twaalfvoetsjollen handelden hun wedstrijden af bij Durgerdam, de 6 meter klasse en 8 met klasse waren wat noordelijker richting Uitdam. Bij de 6 meter eindigde kroonprins Olav van Noorwegen (de latere koning Olav V) op de eerste plaats. Bij de overhandiging van de gouden medailles was hij de enige kampioen die koningin Wilhelmina een handzoen mocht geven. De anderen stonden minstens een tree lager op de maatschappelijke ladder en moesten daarom een buiging maken naar de koningin, waarna ze weer werden weggeduwd door een lakei.
Dat Amsterdamse water maakt zo onderdeel uit van de wereldwijde olympische geschiedenis. En die gaat zelfs nog verder terug dan 1928, want acht jaar eerder was er op dezelfde locatie ook al een officiële olympische zeilfinale geweest. Antwerpen organiseerde toen de Olympische Spelen, maar het lukte de verantwoordelijke wedstrijdcommissie niet om de finale bij de twaalfvoetsjollen goed af te handelen.
Omdat er maar twee boten meededen, die allebei uit Nederland kwamen, werd aan de Koninklijke Nederlandsche Zeil- en Roeivereeniging gevraagd of zij dat wilde doen. En dat gebeurde inderdaad op 3 september 1920. Het IJ is daarmee voor altijd onderdeel van de Belgische sportgeschiedenis, als officiële wedstrijdlocatie van Antwerpen 1920.
© Stadsarchief Amsterdam
Het parkeerbord
Waarschijnlijk de meest verrassende tastbare nalatenschap van de Olympische Spelen van 1928 kunt u gegarandeerd in uw directe omgeving vinden – behalve als u minstens honderd kilometer diep in een bos woont. In de jaren twintig van de vorige eeuw kochten steeds meer mensen een auto, waardoor de Europese steden steeds drukker werden. In die begintijd was het nog een anarchistisch zootje, omdat er geen internationale afspraken waren gemaakt over verkeersborden. In Amsterdam zorgde dat regelmatig voor grote overlast. Auto’s werden volkomen willekeurig geparkeerd, wat zorgde voor grote hinder.
De gemeente Amsterdam was daarom bezorgd over wat er zou gebeuren tijdens de Olympische Spelen, als er veel buitenlanders met de auto naar de stad zouden komen. Hoe kon de stad voorkomen dat dit evenement uitliep op een verkeerschaos van twee weken lang met overal willekeurig geparkeerde auto’s?
© Stadsarchief Amsterdam
Als oplossing werden speciaal voor Amsterdam 1928 twee nieuwe borden bedacht: een voor het eenrichtingsverkeer en voor het parkeren. Het bord voor eenrichtingsverkeer moest voorkomen dat automobilisten – vooral taxi’s – voor het Olympisch Stadion zouden stoppen om daarna om te draaien en terug te rijden de stad in, dwars tegen al het andere verkeer in. Het bord wees erop dat iedereen moest doorrijden om via een andere weg terug te keren naar het centrum. Het andere bord was rond en blauw met een witte P en stond op het plein voor het stadion. Deze symboliek was zo eenvoudig dat iedereen die meteen begreep, óók de bezoekers die geen woord Nederlands spraken.
Beide borden werden op de eerste dag van de Spelen ingevoerd, op 17 mei 1928. Met succes, schreef Het Vaderland, alhoewel het in het begin wel even wennen was: “De pijlen, die het eenrichtingsverkeer aangaven, werden nog niet door alle bestuurders begrepen.” Toch doorstonden de Amsterdamse verkeersregelaars deze bijzondere dag zonder grote problemen. “Zooals het auto-verkeer verliep, kan het aan de grootste wereldsteden buiten onze grenzen ten voorbeeld worden gesteld.”
© Stadsarchief Amsterdam
Het parkeerbord werd een doorslaand succes. Vanuit Amsterdam begon het aan een internationale opmars via de Volkenbond, de voorloper van de Verenigde Naties. Deze internationale organisatie had eind jaren 1920 een commissie voor wegverkeer ingesteld, met als opdracht een wereldwijde standaard in te voeren voor verkeersregels en borden. Deze commissie besloot in 1929 dat het parkeerbord met de letter P wereldwijd moest worden gebruikt, waarmee het definitief de internationale standaard werd.
U hoeft dus helemaal niet naar Amsterdam te komen om met eigen ogen het erfgoed te aanschouwen van de Olympische Spelen van 1928, of het nu van steen is of golft. Elk parkeerbord ter wereld is een afstammeling van het oerbord van 1928, óók dat bij u in de straat.