‘Schuilhuisje’ van Lena Kurzen: gescheiden leven aan de keukentafel
Met Schuilhuisje schreef Lena Kurzen een roman over een koppel dat wel veel praat, maar weinig diepgaand communiceert, al blijkt ook daar een reden voor. Het is een verhaal over het bewaren en ontdekken van geheimen, en de onlogica van de liefde.
“Ik kijk naar mijn weerspiegeling in je leesbril en ik wil zeggen dat ik van je hou.” Met die openingszin is de toon gezet. Schuilhuisje beschrijft het alledaagse leven van een Amsterdams koppel, maar uitsluitend vanuit het standpunt van de vrouw. Zij analyseert volop haar leven en haar relatie, maar slaagt er nauwelijks in hierover te praten met haar man.
© Arthur van Megen
We leven in coronatijd, de ene lockdown volgt de andere op. Zij is een twintiger, misschien een prille dertiger, die nog niet zo gek lang werkt voor Upcycle, een winkeltje in de binnenstad vol ecologisch verantwoorde, gerecyclede en opgewaardeerde spullen. Het is daar dat ze haar nieuwe geliefde ontmoet. Als hij binnenwandelt omdat hij te vroeg is voor een borrel verderop in de straat, raakt ze op slag verliefd op deze kalende vijftiger en pent ze haar nummer neer op de verpakking van de tot sleutelhanger hervormde fietsketting die hij heeft gekocht. Die eerste nacht brengen ze al chattend door. Zo snel kan liefde ontstaan.
Maar zo snel sluipt ook de routine in het samenleven. Het stel leeft elk aan zijn kant van de keukentafel, achter de laptop. Hij bestudeert Excelsheets en bestuurlijke nota’s of leest het Financieele Dagblad, zij runt de webshop van Upcycle. Soms ziet ze in zijn leesbril dat hij toch stiekem naar dierenfilmpjes op Facebook kijkt. Zij voert ondertussen hele innerlijke conversaties. “Je hebt niet door dat ik continu tegen je praat in mijn hoofd. Wanneer ik er precies mee ben begonnen weet ik niet meer. Het moet zijn geweest toen ik me voor het eerst afvroeg of je liever de was doet of een natuurdocumentaire kijkt dan seks te hebben met mij.” Slechts sporadisch komt ze iets te weten over Femke, zijn ex, en hun zoon Joris, met wie hij tot zijn grote spijt geen contact meer heeft.
Lena Kurzen zet de verschillen tussen man en vrouw dik in de verf. Hij is overgeorganiseerd, doet de was en de strijk, is beheerder van de afvalcontainer in de straat en rangschikt netjes sokken en ondergoed in de juiste lade, want zij maakt er maar een zootje van. De jonge vrouw staat iets losser in het leven, laat tot zijn ongenoegen al eens iets slingeren in huis, en verbaast zich nog geregeld over zijn geordendheid. Soms met ergernis, soms met tederheid. Toch verbaast ze zich ook over zijn soms opborrelende passieve agressie. Hij voert hun pas geadopteerde cavia’s opzettelijk te veel klaver, omdat zij tijdens zijn reisje met de jongens van de wijnclub te veel water heeft gegeven aan zijn bonsaiboompje, waardoor het niet meer te redden viel. De opgeblazen cavia’s sterven en belanden in de vuilniscontainer. Maar ook over deze crisis praat ze alleen in haar hoofd. Er wordt nauwelijks geschreeuwd, weinig gevraagd, het lijkt wel alsof ze bang is om te veel te weten te komen over deze lichtjes mysterieuze man.
Uit Kurzens beschrijvingen blijkt hoe snel onze geest ons op een dwaalspoor kan zetten, hoe onze verbeelding met onszelf aan de haal kan gaan
Dat hij een geheim met zich meetorst, wordt langzaam duidelijk. In plaats van ernaar te vragen, gaat ze uit op onderzoek. Als ze eenmaal de waarheid ontdekt, kan ze haast niet geloven dat die geordende, deftige, aan het saaie grenzende man tot zoiets in staat is. En hoewel hij uiteindelijk toch een en ander prijsgeeft, zorgt ook deze crisis niet voor een diepgaand gesprek tussen beide.
Lena Kurzen (°1982), een gepromoveerd logicus van Duitse origine, schrijft het verhaal met de nodige humor en overdrijvingen op. Zijn mansplainen wordt vaak door haar gedachten onderuit gehaald, zo weten we op den duur beter hoe ze over hem denkt dan hijzelf. Zij kan zich vrolijk verbazen over zijn enthousiasme omdat hij als beheerder de sleutel kreeg van de afvalcontainer in de straat. “Ik vroeg een keer of jullie als ondergrondse afvalcontaineradoptanten een supportgroep hadden waar jullie in een kring zaten om schokkende ervaringen te delen. Wel een WhatsAppgroep, zei je serieus, waar jullie soms foto’s van bijzonder opmerkelijke afvalcontainersituaties deelden.” Of, als hij weer eens pocht met zijn kennis van het Duits: “Je hebt als tiener één keer met een Duits meisje gezoend en doet alsof ze met die zoen niet alleen speeksel maar ook alle naamvallen, vervoegingen, voorzetsels en umlauten in één keer aan je heeft overgedragen.”
Maar het zijn vooral haar aannames over zijn doen en laten, haar gefantaseer over zijn verleden en heden, die het boek de nodige spankracht geven. Uit Kurzens beschrijvingen blijkt hoe snel onze geest ons op een dwaalspoor kan zetten, hoe onze verbeelding met onszelf aan de haal kan gaan. Kurzen zet die passages met de nodige overtuiging neer, je gelooft de vrouw als ze bezweert dat het zo moet zijn gelopen, en niet anders.
Zo krijgen we een erg mooie schets van een koppel dat naast elkaar leeft. Zijn verleden blijft lange tijd geheim voor haar, haar gedachten blijven voor altijd geheim voor hem. Na de grootste crisis wordt hij voor een tijdje verbannen naar een caravan in het Amsterdamse Bos, terwijl zij alleen maar kan schuilen in haar ideeën. Dat geeft de relatie iets onevenwichtigs, maar de liefde laat zich nu eenmaal niet door logica verklaren.
Lena Kurzen, Schuilhuisje, Nijgh & Van Ditmar, Amsterdam, 2024, 208 p.
Geef een reactie
Je moet inloggen om een reactie te kunnen plaatsen.