Context bij cultuur in Vlaanderen en Nederland

Publicaties

Context bij cultuur in Vlaanderen en Nederland

Schrijven in de snelkookpan: de schrijfopleiding als springplank
0 Reacties
© Stan Bouman / Lieve Blancquaert / Lenny Oosterwijk / Toine Donk
© Stan Bouman / Lieve Blancquaert / Lenny Oosterwijk / Toine Donk © Stan Bouman / Lieve Blancquaert / Lenny Oosterwijk / Toine Donk
De temperatuur van de literatuur
literatuur

Schrijven in de snelkookpan: de schrijfopleiding als springplank

Schrijven als een kwestie van goddelijk talent: dat misverstand is verdrongen door het besef dat schrijven een ambacht is, een vak dat je kunt aanleren. Maar wat steken studenten nu precies op van hun schrijfopleidingen? Auteurs Lize Spit, Ester Naomi Perquin, Jante Wortel en Corine Hartman delen hun ervaringen. ‘Je moet alles wat je schrijft kunnen loslaten.’

“Ik wilde altijd al een boek schrijven. Ik zocht daar dus een opleiding bij”, vertelt Lize Spit (1988), die de romans Het smelt (2016) en Ik ben er niet (2020) publiceerde. “Ik koos voor schrijven aan het RITCS in Brussel omdat een docent op de opendeurdag zei dat je – ondanks de focus op audiovisuele kunsten – kon afstuderen in alle genres, niet enkel in scenarioschrijven. Maar als ik de toelatingsproef niet had gehaald, was ik wel naar het Conservatorium in Antwerpen gegaan. Die hebben ook een goede schrijfopleiding.”

“Ik had het idee iets met fotografie te gaan doen”, zegt Jante Wortel (1996), die twee jaar geleden debuteerde met Weerlicht. “Toen ik op de middelbare school ook was gaan schrijven, zocht ik na aanmoediging van mijn docent Nederlands toch of er schrijfopleidingen waren. Er waren er wat mij betreft twee: Beeld & Taal aan het Rietveld en Creative Writing aan ArtEZ. Ik gaf me op voor de laatste, omdat die me heel erg leuk leek. Ik was zeventien op het moment dat ik in Arnhem aan de vierjarige opleiding begon.”

Literaire omgeving gezocht

Ooit waren zulke verhalen uitzonderlijk. Een kwarteeuw geleden nog maar waren er voor schrijvers amper beroepsopleidingen in de Lage Landen. Toen de dichteres Ester Naomi Perquin (1980) na de middelbare school voor dezelfde keuze stond als Spit en Wortel, kon ze alleen Writing for Performance doen aan de Hogeschool voor de Kunsten Utrecht (HKU). Na te zijn afgewezen koos ze dan ook noodgedwongen voor de lerarenopleiding Nederlands.

“Daar werd ik na een half jaar weggestuurd, omdat een docent vaststelde dat ik eigenlijk alleen wilde schrijven. Leraar worden was voor mij slechts een vangnet. ‘En’, waren zijn legendarische woorden, ‘van leraren voor wie lesgeven een vangnet is, hebben we er al genoeg.’ Ik ging toen maar naar de Schrijversvakschool in Amsterdam. Een vierjarige opleiding, maar een particuliere opleiding in deeltijd. Ik kreeg geen studiefinanciering en moest dus een baan zoeken.”

In die tijd gold het vooroordeel dat je schrijven niet kunt leren. Schrijven dééd je, met of zonder talent. Dus zolang het niet ging om tekst als grondstof voor een voorstelling of televisieserie, kon je het eigenlijk alleen leren op het niveau van een korte cursus in een lokaal cultuureducatiecentrum. Sinds 1984 probeerde de Schrijversvakschool de heersende opvatting wel te bestrijden, maar de alumni van die opleiding werden lang niet helemaal serieus genomen.

“Buitengewoon dom”, vond Perquin ook toen al het idee dat schrijven geen ambacht is dat te leren is. “Niemand schrijft op zijn zestiende uit het niets een meesterwerk. De vraag is dus niet óf je het kunt leren, maar hóé. Door veel te lezen? Door in gesprek te gaan met anderen? Door een klassikale opleiding te volgen? Ik koos voor het laatste omdat ik wel veel las, maar in Zeeland niemand kende. Ik had daar op geen enkele manier toegang tot de literaire omgeving waar ik naar hunkerde.”

Anno 2024 is de situatie totaal anders. Het aantal opleidingen is fors toegenomen. Beroepsopleidingen zoals Spit en Wortel die volgden. Of semiprofessionele opleidingen, zoals de Schrijversacademie in Antwerpen – een opleiding die Spit na het RITCS óók volgde (maar niet afmaakte). En afgestudeerden publiceren niet alleen geregeld, ze worden veel gelezen, winnen prijzen. Of worden gevraagd voor het Boekenweekgeschenk, traditioneel de grootste eer voor een literair schrijver, zoals Spit sinds vorig jaar weet. En welke collega-schrijver geeft nog af op opgeleide schrijvers?

“Zonder opleiding is het lastig op te vallen als debutant”, durft Wortel wel te zeggen. “Op bijvoorbeeld de ArtEZ bouw je gelijk een netwerk op. Bij je docenten, tijdens je stage. Uitgevers letten ook echt op wat er in de opleidingen gebeurt. En je komt in een stimulerende omgeving terecht: als er een schrijfwedstrijd is, doet je halve klas mee. Dan wil je óók meedoen, terwijl ik anders misschien niet had gedurfd, uit angst dat mijn werk niet goed genoeg zou zijn.”

Clichés herkennen

De vraag is dan: wat brengen schrijfopleidingen hun studenten bij? Wijsheden als: show, don’t tell, kill your darlings? Tips als: begin in medias res, bouw je personages op met sprekende details, kies een origineel onderwerp? Richtlijnen als: gebruik actieve zinnen, zorg voor een dynamische zinslengte? Ofwel: hetzelfde als wat iedereen kan vinden in de almaar uitdijende bibliotheek schrijfboeken, of hebben de opleidingen nadrukkelijk meer te bieden?

Lize Spit: ‘In drie jaar leer je waar je anders dertig jaar voor nodig hebt’

“Natuurlijk leer je de trucjes ook”, herinnert thrillerschrijfster Corine Hartman (1964) zich, die tegelijk met Perquin de Schrijversvakschool deed en inmiddels vijfentwintig titels heeft gepubliceerd bij Karakter en De Bezige Bij. “De kunst van het weglaten bijvoorbeeld. Maar je moet niet alleen bedenken dat je de lezer nooit moet onderschatten en dus niet te veel moet willen uitleggen, je moet dat in de praktijk brengen. Pas daardoor ontdekte ik dat ik, anders dan ik zelf dacht, wél te veel uitlegde. Pas toen ik daarop werd gewezen, kon ik het toepassen.”

Het is handig om de basisregels in de snelkookpan van een opleiding te leren, vindt Spit. “Regels als: gebruik niet te veel tussenwoordjes – bijna, toen, als. Een docent kan er niet genoeg op hameren dat je die woorden schrapt, zodat je aan het begin van je carrière direct de reflex ontwikkelt om dat te doen. Of het herkennen van clichés. Zodra je die vaardigheid hebt, hoef je ze nooit meer op te schrijven. Zo leer je in drie jaar waar je anders dertig jaar voor nodig hebt.”

“Het werk van iedereen die wordt toegelaten, heeft ‘iets’”, zegt Wortel. “Toen ik laatst een oud verhaal van mezelf vond, van voor de opleiding, herkende ik tot mijn verrassing mijn stijl en opbouw. Het DNA van mijn werk was er altijd al. Op de opleiding leerde ik alleen dat dit nog niet tot zijn recht kwam. Wat ik probeerde, werkte niet. Door alle technieken die ik kreeg aangereikt en de inzichten die ik opdeed, leerde ik hoe ik een tekst wel kan laten werken.”

Het is bovendien niet zo eenvoudig als het lijkt om de gouden schrijftips toe te passen. “Echt gebeurd is geen excuus, die regel is zo bekend dat het zelf een cliché is geworden”, zegt Perquin. “Maar je kunt het maar tot op zekere hoogte leren. Met uitzondering van de absolute meesters heb je er altijd de ogen van een buitenstaander voor nodig. Pas als mijn redacteur zegt ‘die passage over het dode konijn is sentimenteel gelul’, zie ik het in. Gelukkig kan ik dan wel makkelijk de kant van de tekst kiezen en het schrappen.”

Schrijven, schrijven, schrijven

Het gaat dus vooral om doen. Schrijven, schrijven en blijven schrijven. “Studenten zien talent vaak als een toverdrank”, weet Wortel nog dat een docent de klas ooit voorhield. “Daarom willen ze er voorzichtig mee doen. Ze zijn bang dat het opraakt. Maar talent is eerder een spier, die je ontwikkelt door elke dag te trainen. Wel was het jammer dat er altijd zoveel opdrachten waren, dat we nauwelijks tijd hadden om stil te staan bij wat wel en niet goed was.”

Jante Wortel: ‘Talent is een spier die je ontwikkelt door elke dag te trainen’

Spit vervolgde haar opleiding daarom aan de Schrijversacademie. Ze wilde méér kunnen oefenen. “In mijn tijd lag de focus echt op scenarioschrijven. Er was veel aandacht voor de theorie: hoe werkt een conflict, wat is de drieaktenstructuur. En het doel was om een soort technisch werkdocument te maken dat kan worden verfilmd. Het ging helemaal niet om stijl bijvoorbeeld. Ik had daarom het gevoel dat ik nog niet klaar was met leren.”

Alle opleidingen verplichten hun studenten om in de eerste jaren alle mogelijke genres te beoefenen. Proza, poëzie, toneel, scenarioschrijven, essay… het kan niet breed genoeg zijn. Pas voor het eindwerk schrijft een student onder begeleiding een langer werk in het genre van zijn of haar keuze. Dat geldt tegenwoordig ook voor het RITCS, dat zich heeft ontwikkeld tot een algemene schrijfopleiding en waar Spit inmiddels lesgeeft.

“Heel zinvol”, vindt Hartman die verplichting. “Je pikt van alles wel iets op. Ook poëzie. Ik heb zelf uiteindelijk gekozen voor de richting scenarioschrijven, omdat werd gezegd dat dat het moeilijkste was. Je kunt immers geen monologue intérieur gebruiken. Alles wat je schrijft, moet je kunnen zien of horen. Dat heeft mijn thrillers absoluut beïnvloed. Ik lees in recensies vaak terug dat ze zo filmisch zijn: je ziet de scènes voor je.”

Artistiek onderzoek

Toch is één ding nog belangrijker dan schrijven: de reflectie op het geschrevene. “Er zijn zoveel clichés”, zegt Spit. “Op allerlei gebieden: woorden, zinnen, maar ook thematiek. Hoe herken je die? Als in een klas drie van de vijf studenten hetzelfde beeld gebruiken bijvoorbeeld. Daarom maakt het helemaal niets uit dat sommige studenten nu eenmaal minder getalenteerd zijn en slechte verhalen inleveren. Integendeel, daar leer je het meest van.”

Nog belangrijker dan schrijven is de reflectie op het geschrevene

“Het bespreken van elkaars verhalen is als het bijwonen van een gesprek dat een schrijver achter gesloten deuren met zijn redacteur voert”, vertelt ook Perquin. “Je hoort precies wat anderen maken en wat de docent – op de Schrijversvakschool altijd een publicerende auteur – daarvan vindt: hier is het te lang, daar spring je van de hak op de tak, waarom schrap je die passage niet, is dit geen overbodige uitleg… Normaal mag je nooit bij dat gesprek zitten.”

Ook bestaande teksten worden uitgebreid geanalyseerd. “Dat doe je op de middelbare school ook wel, maar dan gaat het eerder over: wat bedoelt de schrijver ermee?”, aldus Spit. “Nooit over: wat maakt deze tekst goed? Pas op de opleiding heb ik dat zo veel gedaan dat ik me niet meer onbekommerd kan onderdompelen in een boek. Ik zoek bij het lezen altijd antwoord op heel technische vragen: wat is de structuur? Hoe origineel zijn die beelden?”

Perquin: ‘Het bespreken van elkaars verhalen is als het bijwonen van een gesprek dat een schrijver achter gesloten deuren met zijn redacteur voert’

Zeker als – zoals tegenwoordig eerder standaard dan regel is – studenten vers van de middelbare school komen, is dat uiterst zinvol. “Ik was zeventien!”, verbaast Wortel zich. “Ik zat bij wijze van spreken nog in de Carry Slee-fase. En opeens waren daar De wetten, Peter Buwalda, The Virgin Suicides. Pas op de ArtEZ leerde ik welke literatuur ik goed vond, wat wel en niet voor mij werkte, en hoe ik me daar met mijn eigen werk toe wilde verhouden.”

De analyse gaat zelfs zo ver dat ze haar opleiding moest afronden met wat tegenwoordig een “artistiek onderzoek” heet. Wortel legde de autobiografische cyclus van Karl Ove Knausgård naast het verzonnen, maar als echt gepresenteerde De kleine blonde dood van Boudewijn Büch – om zo onder woorden te krijgen hoe je feiten en fictie kunt mengen om een optimaal effect van “echtheid” te bewerkstelligen. Voor haar debuut maakte ze daar dankbaar gebruik van.

Het gaat alleen om de tekst

Wel is het essentieel dat een aspirant-schrijver van de reflectie kan leren. Alleen wie kritiek kan incorporeren in zijn of haar werk kan het maken. “Van de zestien studenten of zo met wie ik begon”, memoreert Hartman, “hebben er uiteindelijk maar drie een diploma gehaald, onder wie Ester en ik. Sommigen vielen af omdat ze eigenlijk alleen aan de opleiding waren begonnen om te horen hoe goed ze al waren. Een gekke instelling. Dan leer je dus niets.”

Corine Hartman: ‘Sommige studenten begonnen alleen aan de opleiding om te horen hoe goed ze al waren. Dan leer je dus niets’

“Je kunt allerlei motivaties hebben om te schrijven”, vult Perquin aan. “Om de glimmende omslagfoto die je straks krijgt. Of omdat je familie later kan zeggen: we hebben er altijd verkeerd aan gedaan om je niet op waarde te schatten. Maar niet elke motivatie is even geschikt. Je moet beseffen dat het niet gaat om jou als persoon, maar uitsluitend en alleen om de tekst. Werkt die? En zo nee, hoe krijg je hem zo dat hij wel het beoogde effect heeft?”

“Ik heb ook veel studenten gezien die zo geloofden in hun eigen talent dat ze niets oppikten”, zegt ook Spit. “Je moet alles wat je schrijft kunnen loslaten. Sommige studenten hechten zo aan hun clichés dat ze misschien wel goed kunnen schrijven, maar er nooit hun beroep van kunnen maken. Want clichés zijn dat niet voor niets: dat zijn teksten waarvan er al genoeg zijn. Als je van schrijven wil leven, moet je toch iets nieuws toevoegen.”

Er is meer dan boeken schrijven

Ook daar besteden opleidingen steeds meer aandacht aan: de beroepspraktijk van de schrijver. Rond de eeuwwisseling deed dat er niet toe. De Schrijversvakschool trok overwegend dertigers en veertigers. Mensen als Hartman die al een baan hadden die ze zo nodig konden blijven uitoefenen. In haar geval een eigen reclamebureautje. Ze gaf brochures, flyers, bedrijfsbladen en dergelijke vorm en schreef daarvoor ook steeds vaker teksten.

Perquin: ‘Je moet beseffen dat het niet gaat om jou als persoon, maar uitsluitend en alleen om de tekst. Werkt die? En zo nee, hoe krijg je hem zo dat hij wel het beoogde effect heeft?’

“Ik wist he-le-maal niets”, blikt Perquin terug. “Mijn afstudeerwerk was mijn debuut: Servetten halfstok bij uitgeverij Van Oorschot. En toen er opeens van alles op me afkwam – optredens, prijzen – heb ik van hen geleerd hoe alles werkte.” Voor Hartman is het niet anders: “Ik heb na mijn afstuderen een dikke pil gekocht, waarin werd uitgelegd hoe het uitgeefproces werkt. Er stonden ook veel adressen in. Het hielp gelukkig dat ik al tien jaar zelfstandig ondernemer was.”

De huidige lichting wordt daarentegen klaargestoomd voor een professionele carrière. “Al in de eerste week zei een docent dat wie denkt rijk te worden met schrijven, beter weg kan gaan”, weet Wortel. “Maar ArtEZ geeft wel actief handvatten om ervoor te zorgen dat je ervan kunt leven. Als je wilt, tenminste. Zelf heb ik bewust gekozen om eerst een parttimebaan in loondienst te nemen, zodat ik daarnaast rustig kan werken aan mijn eigen projecten.”

Die handvatten zitten hem vooral in het aankweken van een besef dat er meer is dan boeken schrijven. Je kunt ook voorstellingen of podcasts maken. Of je kennis inzetten als programmeur voor een literair festival. Dat doen ze – ook bij het RITCS – door studenten te laten samenwerken met studenten van andere disciplines: van toneelregisseurs tot dansers. En door stage te lopen. Zo zat Wortel in het projectteam Nederlands-Vlaamse gastlandschap voor de Frankfurter Buchmesse in 2016.

Vandaar dat de verhalen uit het begin ook kunnen worden afgemaakt – na een interesse en ambitie volgt uit de opleiding bijna vanzelfsprekend ook een loopbaan als auteur. Soms alleen als schrijver van boeken, zoals Spit. Soms met een bredere praktijk. Zo staat Wortel dit voorjaar op het podium met collega-auteur Corinne Heyrman (1994) met een voorstelling over de ontvangst van hun autobiografische romans. Een typisch idee van iemand die de ArtEZ heeft gedaan en weet hoe een schrijver carrière maakt? Absoluut.

Aanmelden

Registreer je of meld je aan om een artikel te lezen of te kopen.

Sorry

Je bezoekt deze website via een openbaar account.
Je kunt alle artikelen lezen, maar geen producten kopen.

Belangrijk om weten


Bij aankoop van een abonnement geef je toestemming voor een automatische herabonnering. Je kunt dit op elk moment stopzetten door contact op te nemen met emma.reynaert@onserfdeel.be.