Hoofdredacteur Hendrik Tratsaert licht het thema van het meinummer van de lage landen toe: ‘Van wie is de Noordzee?’
De Noordzee vormde al een geostrategische ruimte van (ruil)handel nog voor ze de geschreven overlevering had bereikt. En vandaag is ze een van de drukst bevaren zeeën ter wereld. In de Lage Landen vormde de Noordzee vooral een bron van welvaart voor de vruchtbare delta. Al heeft die ook wel zijn portie rampspoed gekend en is er geen enkele aanwijzing dat ons geliefde laagland ooit overstromingsvrij zal worden.
De Noordzee is in ieder geval een gebied dat in toenemende mate door allerlei belanghebbenden wordt opgeëist: naties en hun vissersvloten, het cargoverkeer, windmolenparken, zeeboerderijen, cruiseschepen en andere pleziervaart. De twee grootste havens van Europa, Rotterdam en Antwerpen, zijn er actief.
De redactie wil in dit nummer een antwoord krijgen op de vraag van tien miljoen: van wie is de Noordzee? Een eenduidig antwoord op deze complexe kwestie is er natuurlijk niet. Het beeld dat oprijst uit al het denk- en zoekwerk dat de auteurs verrichtten, is dat de zee van iedereen en van niemand is. Veel, te veel mensen, organisaties en bedrijven zijn er actief en claimen een stuk van de ruimte. Weinig, te weinig durft de overheid paal en perk te stellen aan overbevissing, en vervuiling en stukken zee te vrijwaren van activiteiten.
Naast specialisten uit de maritieme, biologische en economische sfeer gingen we ook te rade bij onverwachte kenners. Zelf interviewde ik een paar strandjutters die in het Wilde Westen ongetwijfeld lone wolves genoemd zouden zijn. Gewapend met een jutterszak en een scherpe blik speuren zij de vloedlijn af. Alle clichés ten spijt zijn zij er niet alleen voor de kostbare buit, maar verzamelen ze ook spullen die iets zeggen over de wereld en – vooral – de staat van de oceaan. Een losgeslagen boei uit Nova Scotia blijft nu eenmaal niet drijven ter hoogte van Groenland, maar dobbert verder in de richting van het Kanaal. Wellicht kwam hij los door een van de extreme stormen als gevolg van de klimaatopwarming. De strandschuimers die ik sprak, hebben zien veranderen wat er allemaal aanspoelt: exotische dieren en andere organismen, maar ook materiële bewijzen van de vluchtelingenproblematiek of van geestelijke nood (flessenpost met hartverscheurende boodschappen). Een openbaring.
Te weinig durft de overheid paal en perk te stellen aan overbevissing en vervuiling, en stukken zee te vrijwaren van activiteiten
Zij zoeken op het strand, terwijl tal van mensen en instanties de bodem van die Noordzee in kaart brengen of er schatten zoeken. Het is een wereld van scheepswrakken uit de twee wereldoorlogen en eerdere schipbreuken, munitiestorten én sporen van teloorgegane werelden met klinkende namen als Testerep en Doggerland, toen de wolharige mammoet je tegemoetkwam wanneer je te voet de oversteek naar Engeland waagde.
In het artikel ‘Oceaanoptimisme, of hoe de Noordzee te redden’ klinken terechte waarschuwingen voor overbevissing, vervuiling en verzuring van onze dichtste zee – en bij uitbreiding de oceanen. Expert Jan Mees van het Vlaams Instituut voor de Zee (VLIZ) reikt een aantal concrete oplossingen aan voor het verlies van biodiversiteit. Wat ik ervan onthoud en herformuleer: zoals slimme boeren destijds een deel van hun land braak lieten liggen om het door de natuur te laten regenereren, moeten we nu hele delen van de oceaan tijdelijk afbakenen opdat de natuur er haar gang kan gaan en op adem kan komen. Het drieslagstelsel ter zee als het ware, maar dan met langere termijnen.
Die eerste artikelen in ons uitgelichte dossier ‘Van wie is de Noordzee?’ geven een concreet antwoord op een concrete vraag. En je komt ook te weten wie de schattenjagers en de schatbewaarders zijn, al zijn sommigen de twee ineen.
Experts pleiten als het ware voor een ‘drieslagstelsel ter zee’: grote delen van de zee met rust laten, zodat de natuur er haar gang kan gaan
Trouw aan onze missie zoeken wij het antwoord op die vraag over de Noordzee ook in de geschiedenis, de taal en de cultuur, maar ook in het immateriële spectrum van de herinnering. Je leest een inzichtelijk stuk over het Ingweoons, de organisch gegroeide, niet neergeschreven taal van de Noordzeegermanen, de kustbewoners van weleer.
In ‘De zee is een minnaar’ kom je te weten welke schrijvers de zee zien als een tomeloze bron van inspiratie en waarom verblijven aan zee en erin baden heilzaam is, en meesterlijke verhalen voortbrengt. De zee als minnaar en als medicijn. De mooiste herinnering komt uit de pen van Mathijs Deen, de gelauwerde auteur (denk aan zijn Waddenthrillers) die beschrijft wat hij ervaarde toen hij de zee voor het eerst zag: “Ik voelde wel aan, denk ik, dat mijn eigen wereld niet verder reikte dan tot de vloedlijn, de onrustige strook waar de zee begon. En dat ik op de zee zelf geen enkele invloed had. Ik zag hoe de golven naderden, klommen en uiteenvielen in bruisend water dat vlak voor mijn laarzen met een breed, sissend geluid tussen de kiezels verdween.”
Van de vele stukken die volgen op dit themadossier – een mer à boire
binnen onze vaste rubrieken – trof het artikel over Anne Frank mij in het bijzonder. De auteur wijst erop dat de schrijfster van het meest gelezen Nederlandse boek ter wereld niet alleen bij leven uiterst kwetsbaar was, maar ook vandaag veelvuldig – en niet zonder risico – gebruikt wordt als symbool van genocides. Bij de huidige geopolitieke ontwikkelingen verkies ik mijn exemplaar van Het Achterhuis, dat eigenlijk nog van mijn vader is (De Contactboekerij, negenentwintigste druk, november 1959), zonder commentaar aan mijn puberzoon te geven. Dat hij maar zelf dit pril geknakte talent ontdekt dat in haar dagboek een fictieve “Liefste Kitty” aanspreekt, terwijl zij zich eigenlijk tot de hele buitenwereld richt in een kreet om medemenselijkheid.