Als middelgrote taal met zo’n 24 miljoen moedertaalsprekers moet het Nederlands de ambitie hebben om als zodanig erkend te worden, schrijft hoofdredacteur Hendrik Tratsaert in zijn woord vooraf bij de lage landen 1/2022.
Op 9 september 1980 werd in het Egmontpaleis het Taalunieverdrag getekend tussen Nederland en België. Het document – een van de weinige staatsrechtelijke verdragen die deze twee landen formeel binden – was niet alleen opgezet als een constructie om een gezamenlijk taalbeleid te voeren, maar bleek naderhand ook een opmaat naar meer culturele integratie van Noord en Zuid.
Inmiddels is de Taalunie uitgegroeid tot een performant instrument dat “beleid voor het Nederlands in Nederland, Vlaanderen en Suriname ontwikkelt en stimuleert, en het Nederlands in de wereld ondersteunt”. De Taalunie speelde de voorbije 41 jaar een verbindende en onderzoekende rol als het gaat over standaardtaal, taalvariëteiten, onderwijs en de wereldwijde verspreiding van de Nederlandse taal en cultuur uit de Nederlands sprekende gebieden.
Het Nederlands moet als middelgrote taal met zo’n 24 miljoen native speakers de ambitie hebben om als zodanig herkend te worden buiten de directe taalgrenzen. Een kwestie die begint bij het onderwijs in het buitenland, waar talrijke lokale partners en overheidsdiensten bij betrokken zijn, ondersteund door doelgerichte informatiekanalen.
Precies vanuit die gerichtheid op de wereld kwam van de recent aangetreden algemeen secretaris Kris Van de Poel de vraag om samen in een publicatie extra aandacht te besteden aan het nut en het belang van het Nederlands op internationaal vlak.
Wij waren verguld met deze opdracht: ze bevestigde onze lange publicatiestaat met inzicht in de materie ter zake. Het prikkelde onze redactie om te zoeken naar een palet van verschillende kleurcomponenten die het Nederlands wereldwijd beschrijven in een reeks van korte essays. Om te beginnen historisch. Wie de wereldzeeën heeft bevaren, laat sporen na. Nog los van postkoloniale bedenkingen over de ware impact van de West-Indische Compagnie en de Vereenigde Oost-Indische Compagnie vind je in andere talen een schat aan woorden en gezegden die terugleiden naar de taal van de Lage Landen. Daar gaan drie stukken in ons taalcorpus over. Hoogleraar Christopher Joby schetst hoe het Nederlands in talrijke gebieden, bijvoorbeeld rond de Oostzee, een taal van handel en diplomatie was. Onderzoeker Frans Blom bepleit de internationale studie van het historische Nederlands, want die oude brieven en manuscripten overal ter wereld bieden een schat aan informatie. Taalwetenschapper Nicoline van der Sijs heeft het over het imago van Nederland(s) in andere talen, toch wel een bron van nut en vermaak tussen uitgesleten clichés door.
Samen geven de zes stukken in ons uitgelichte dossier over het Nederlands een beeld van het veelkantige prisma dat taal heet
Nog in het dossier schetst vertaler Goedele De Sterck aan de hand van concrete voorbeelden waar de grenzen van de vertaalbaarheid van het Nederlands liggen en waarom een vertaler niet noodzakelijk een verrader is. Hoezeer taal je werkelijkheid bepaalt en vormgeeft, komt tot leven dankzij de lenige pen van Adriaan van Dis. Hij groeide op in verschillende werelden met even uiteenlopende klanken en woorden en doet daar nog altijd zijn voordeel mee. Wij herpubliceren bewust deze ode aan zijn “vrijtaal”. Sholeh Rezazadeh kwam pas een zestal jaar geleden vanuit Iran in Nederland aan en publiceerde vorig jaar haar eerste roman. Haar ervaring met een nieuwe taal zit helemaal in de titel van haar bloemrijke relaas: ‘Overleven in de zee als een landdier’. Samen geven deze zes stukken een beeld van het veelkantige prisma dat taal heet. De Zuid-Afrikaanse fotografe Christine Fourie leende haar camera aan dit themadossier in een reeks beelden die deze stukken visueel verbindt. Tekenaar Stijn Felix voegde op de cover de nodige speelsheid toe aan het onderwerp, geïnspireerd op het typisch laaglandse genre van het stilleven. Zo onzichtbaar zijn die spie kaas en dat stronkje witlof ook weer niet.
Als taal de opslagplaats is van alle ruwe materie waarmee je je gedachten kunt vormgeven, dan is de literatuur de smidse waar woorden tot finesse gesmeed worden. In deze editie vind je naast onze vaste afspraak in de boekenrubriek een aantal veelzeggende stukken over de staat van onze letteren. Thomas Heerma van Voss betreedt de verborgen wereld van de ghostwriting, daar waar je eigen woorden die van iemand anders worden. Aan de hand van vier recente romans onderzoekt Anne van den Dool welke rol seksualiteit speelt in het leven van de opgroeiende vrouwelijke personages. Jan-Bart Claus vraagt zich dan weer fronsend af hoe het gesteld is met het experiment in de literatuur.
Tot slot verdient het artikel van Hind Fraihi over ecologisch extremisme een bijzondere vermelding. Het is een fragment uit haar gloednieuwe boek Antipode, een uitgebreid essay over polarisering en radicalisering. Antipode is een voortzetting van de columns die Fraihi over dit onderwerp schreef voor de website van de lage landen. Zij verstaat de kunst om beide polen van het spectrum te duiden en in perspectief te plaatsen in een omgeving waar redelijkheid steeds vaker plaatsmaakt voor extreme standpunten. Daarom zijn wij ook co-uitgever van Antipode. Omdat nuancering haar rechten heeft.