Psychologie van een tijdvak. Van Wederopbouw naar Koude Oorlog onder Vader Drees
(Johan van Merriënboer) Ons Erfdeel – 1997, nr 4, pp. 563-573
De boze wereld waarin de verzuilde Nederlandse kiezer medio 1948 zijn stem uitbracht werd alsmaar bozer tot Stalins dood in 1953. Mulisch, Hofland en andere linkse intellectuelen van de sixties hebben dit tijdsgewricht bij de vuilnishoop van de geschiedenis gezet in zakken van het donkerste grijs, voorzien van de opschriften: angst, onzekerheid, vertwijfeling, onzuiverheid, gewriemel. De sinds mensenheugenis verburgerlijkte Nederlandse samenleving kreeg het epitheton kleinburgerlijk opgeplakt. De sleutelroman uit de Nederlandse literatuur die deze sfeer juist trof, was Simon Vestdijks De schandalen uit 1953. De Telegraaf recenseerde het boek als ‘perfide vuilschrijverij, voos en verdorven'. Daarmee werden latere drukken vanaf de flap aangeprezen. Voor tijdgenoten stond wel vast dat de schrijver behoorde tot een kleine groep gefrustreerden die verwrongen beelden schilderde, zoals Van 't Reve en Hermans of de Cobra-groep. Dit soort amorele uitingen vonden vooralsnog weinig weerklank en werden door de goegemeente ervaren als een bedreiging van de traditionele normen, waarden en schoonheidsidealen, die als een dun laagje beschavingsvernis de oorlogstrauma's bedekten. De Nederlander was als de dood dat het vernis zou afbladderen. Omstreden kunstenaars werden door de critici van het fatsoen aan de schandpaal genageld, hetgeen het oordeel van Mulisch en de intellectuele elite nog eens bevestigde dat een diepe angst heel het tijdvak overheerste en alles vertroebelde.
Verder lezen?
Dit is een artikel waarvoor je moet betalen. Koop dit artikel of neem een abonnement om toegang te hebben tot alle verhalen van de lage landen.
Reactie plaatsen
Aanmelden