Overgave zonder onderwerping: Lisbeth Gruwez, Maarten Van Cauwenberghe en Voetvolk
Het eerste wat opvalt aan Lisbeth Gruwez is haar lichamelijke présence: uiterst beweeglijk, verfijnd, maar nooit gekunsteld. Zoals een plant zich een weg zoekt door de aarde, zo verkent en verovert haar lijf elke ruimte die ze binnenkomt. Ze kan ook niet lang stilzitten: ooit zocht ze tijdens een interview een woord en sprong ze door de kamer om erachter te komen. Het is haar lichaam dat denkt en spreekt, voor alles. Al zit ze niet om taal verlegen: ze vond precies de term die ze zocht. Een portret van een begenadigde danseres en haar compagnon de route Maarten Van Cauwenberghe, componist en zakelijk leider van hun gezelschap Voetvolk.
© Luc Depreitere
“Nee, geen pauze!”, roept Lisbeth Gruwez tijdens de repetitie op de Biënnale van Venetië 2017 naar Maarten Van Cauwenberghe. De dag ervoor liet de tweede danser verstek gaan voor de voorstelling We’re pretty fuckin’ far from okay (2016). Nu oefent ze als een bezetene om haar vermaarde solo op te frissen, een choreografie met ook al zo’n onmogelijke, maar meteen onvergetelijke titel: It’s going to get worse and worse and worse, my friend (2012). In één dag moet ze een heel alfabet aan bewegingen opnieuw bovenhalen, en elk gebaar synchroon krijgen met fragmenten uit een speech van de ultraconservatieve Amerikaanse televangelist Jimmy Swaggart. Op een teken van Gruwez laat Van Cauwenberghe woorden en zinsneden uit zijn laptop brullen. Of is het omgekeerd: wie manipuleert wie? De twee performers moeten perfect op elkaar inspelen. Een virtuoos spel van rustig over gejaagd naar razend, tot de uitputting volgt. Gelukkig hebben ze de show dan al meer dan honderdvijftig keer gespeeld, en kennen ze elkaar door en door. Wapenbroeders zijn het.
Deze anekdote schetst het duo ten voeten uit: Gruwez die zonder verpozen en verpinken doorgaat, Van Cauwenberghe die haar met engelengeduld en sussende kalmte begeleidt. Het voorval werd vastgelegd voor de Vlaamse televisiezender Canvas, die een portret van hen filmde. De voorstelling verliep die avond feilloos, het Italiaanse publiek was laaiend, erna zagen we hen terug in de loge, uitgeput in de zetel, een sigaret als beloning.
Leermeester Jan Fabre
Lisbeth Gruwez (1977) staat al sinds haar zesde aan de barre, van meet af aan met een niet te stuiten geestdrift. Ze studeert klassieke dans aan het Stedelijk Instituut voor Ballet in Antwerpen, en erna een jaar aan P.A.R.T.S., de Brusselse dansschool van Anne Teresa De Keersmaeker. Vader Gruwez ziet het niet zitten, een dansdochter, en na dat ene jaar in de hogeschool moet ze gaan werken om te kunnen blijven dansen. Dat lukt: eerst bij Wim Vandekeybus, daarna bij onder andere Needcompany, Grace Ellen Barkey, Sidi Larbi Cherkaoui – grote namen in de Belgische danswereld. Haar inzet en lichaamsbeheersing en de expressieve kwaliteit van haar dansen worden sterk geapprecieerd. Gruwez laveert tussen de verschillende kunstenaars, en laat zich niet opsluiten in een van de compagnies. In de ateliers van Jan Fabre ontmoet ze haar latere compagnon de route, Maarten Van Cauwenberghe.
Fabre is voor haar een enorme leermeester. Hij heeft groot respect voor haar improvisaties en geeft haar de kans om met lange series van voorstellingen te toeren waarin ze verder kan experimenteren. Ze danst niet graag twee keer exact hetzelfde; liever duikt ze telkens weer in het moment om de bewegingen als het ware opnieuw uit te vinden. Ze voelt zich perfect op haar plaats in As long as the world needs a warrior’s soul (2000) – in die tijd voelt ze zichzelf immers een krijger.
Virtuoos in olijfolie
Met Quando l’uomo principale è una donna (2004), waarin ze danst in een plas van dertien liter olijfolie die eerst in druppels en daarna in volle geuten de vloer op kleddert, heeft ze zoveel succes dat die performance meer dan levensgroot geprojecteerd wordt in de tentoonstelling Danser sa vie in het Centre Pompidou (Parijs, 2011). De manier waarop ze in de glibberige vloeistof haar bewegingen perfect afwerkt, is zonder meer virtuoos. Daarbij gaat het Gruwez nooit om bevallig zijn, daar is ze al lang voorbij, het gaat haar puur om dansen en bewegen. Met in haar blik de vranke waarschuwing: bekijk mijn naaktheid niet, zie de lichtheid, de speelsheid én de beheersing. Volle overgave, maar geen onderwerping.
Uniek gezelschap
Maarten Van Cauwenberghe (1976), dj en componist van elektronische muziek, vormt de tweede vaste kracht van het ensemble Voetvolk. Hij studeert af als handelsingenieur in Leuven, maar volgt daarnaast ook gitaar aan de Jazzstudio in Antwerpen. Voor elke nieuwe creatie zet Maarten zich achter de mengtafel en laat muziek horen. Zo beginnen ze altijd. Hun samenwerking zien ze als een conversatie tussen lichamelijke en auditieve bewegingen, en een zoektocht naar de symbiose daartussen. Ook bij de repetities en de workshops is hij aanwezig – Gruwez werkt als choreografe graag met ongetrainde dansers, en het creatieproces gaat daarom altijd samen met een onderdompeling in haar danstaal, waarbij Van Cauwenberghe de sfeer en de maat aangeeft.
Gruwez’ blik waarschuwt: bekijk mijn naaktheid niet, zie de lichtheid, de speelsheid én de beheersing
In 2006 richten ze hun gezelschap op. De naam Voetvolk betekent letterlijk “infanterie” en ook wel “gepeupel”, maar Gruwez en Van Cauwenberghe verwijzen ermee naar mensen die hun lijf gebruiken, zoals dansers dat doen. Hun eerste creatie is Forever Overhead (2007), daarna volgen Birth of Prey (2008), HeroNeroZero (2010) en It’s going to get worse and worse and worse, my friend (2012). Met de laatstgenoemde voorstelling zetten ze zich op de kaart van de hedendaagse dans, ook in het buitenland. Ze tonen er een heel eigen gezicht mee, in niets te vergelijken met andere Belgische dansgezelschappen (en dat is niet vanzelfsprekend in het land van Rosas). Ondertussen speelden ze de voorstelling al honderdzestig keer. In het Italiaanse Castello Malaspina di Fosdinovo brachten ze de performance om negen uur ’s ochtends voor een uiterst exclusief publiek: Albert II en Paola, het vorige Belgische vorstenpaar.
© Luc Depreitere
De tandem brengt voor het eerst meer dansers op de vloer in AH/HA (2014), dat na It’s going to get… de tweede voorstelling vormt van de trilogie over het extatische lichaam. Die voorstelling gaat over de lach, van schuchtere aanzet tot buitenzinnig bulderen. Lisbeth Gruwez dances Bob Dylan (2015) brengt Gruwez opnieuw solo op de scène, met Van Cauwenberghe die achteraan op de bühne letterlijk plaatjes draait van de beroemde singer-songwriter. Haar lichamelijke bezieling is fascinerend en tegelijk zo natuurlijk: tussendoor eet ze een banaan om haar energie op peil te houden.
© Luc Depreitere
We’re pretty fuckin’ far from okay (2016) is de derde en laatste voorstelling van de triptiek over de extase. De performers Lisbeth Gruwez en Wannes Labath zoomen in op wat angst doet met het lichaam: van getormenteerde blik en versnelde hartslag tot oppervlakkig, grillig ademhalen. Angst is een lichaam in trance, gereduceerd tot zijn instincten. Maarten Van Cauwenberghe zet een soundscape van onregelmatig ademen onder de bewegingen, en de toeschouwer puft onrustig mee. Emotie is evengoed fysiek. Deze voorstelling speelde inmiddels vijftig keer in zes landen. De meeste voorstellingen van Voetvolk blijven op het repertoire staan, en hun tourschema oogt ook steeds internationaler. Frankrijk, Spanje en Italië waren meteen al fan. Canada, Duitsland en Nederland komen er nu ook bij. Ze speelden ondertussen al in dertig landen.
Meester van elk gebaar
Wellicht heeft het brede publieksbereik te maken met de expressionistische inslag van de voorstellingen van Voetvolk. Gedachten en gevoelens krijgen een lichamelijke vertaling, zonder abstract, hermetisch minimalisme. Voeg daarbij de extreme présence van Gruwez: ze is elk van haar gebaren perfect meester, maar haar onstuimigheid verleidt haar nooit tot onprecies handelen. Op de bühne zie je haar met de grootste sierlijkheid dansfrasen uitvoeren, terwijl ze aandachtig de zaal in tuurt. Kijk gerust, maar ik kijk terug. Ze heeft een manier om tegelijk beheerst te zijn en wild: twee tegengestelde eigenschappen die ze soepel verweeft. Boven dat perfect gecontroleerde lichaam prijkt geen strak naar achter getrokken haar in een dotje, maar bengelen losse, donkerbruine krullen. Vrij en vrolijk.
© Danny Willems
Met Penelope (2017) brengt Gruwez opnieuw een solo – ze wisselt graag af tussen groter en kleiner werk. Dat geeft ruimte om iets langzaam uit te werken. Na vierentwintig uur waarin de integrale Odysseus wordt verteld door vierentwintig man, zet ze een repliek neer van de zuiverste eenvoud: twintig minuten lang danst ze rond haar as en breekt de verbale overdaad af in een woordeloze epiloog. Het wachten en verlangen worden een spiraal van stilstaan én bewegen tegelijkertijd: een ode aan de eeuwig naar de zijlijn verstoten vrouwen in de eindeloos durende oorlog.
Met The Sea Within (2018), de recentste creatie van Voetvolk, staat Gruwez voor het eerst als choreografe naast de dansvloer. Tien vrouwelijke dansers verkennen er de fluïditeit van de mensenmassa, en roeren zich in golvende bewegingen over een zeegrijs tapijt. Al lijken ze meer in een ruimte te deinen, en hebben ze veel weg van kleurige anemonen, huppelende zeepaardjes, wriemelende vissen. Ze wiegen op eb en vloed, zwenken soms stoer uit, worden weer opgeslokt in de groep, en in de golven. Ook hier weer een aanzwellen en wegdeemsteren van bewegingen en intensiteit: een dynamiek die terugkomt in vele stukken van Voetvolk. Een levensadem die zwelt, klopt, schuurt, zoekt, bonkt en weer stilvalt, in een eeuwige beweging van in en uit, op en neer. Een kloppend hart.
© Danny Willems
Dansen om jezelf te kennen
“Dansen voor mij is een manier om dicht bij de ziel te komen”, zegt Gruwez in een boek over twintig jaar dansschool P.A.R.T.S. van Anne Teresa De Keersmaeker. Virtuositeit zonder inhoud maakt haar triest, zegt ze. “Dansen is een manier om mezelf beter te leren kennen, maar ook een manier om goeie energie de wereld in te sturen met mijn lichaam.”
In de solo die nu op stapel staat, verkent Lisbeth Gruwez de preludes en studies van Franse componist Claude Debussy, samen met pianiste Claire Chevalier. Een stap in onbekend – klassiek – terrein, om naar uit te kijken.