‘Ossenkop’ van Manik Sarkar: de eenzaamheid van de idealistische dorpsslager
Met Ossenkop schreef Manik Sarkar een intimistisch debuut over een idealistische slagerszoon die zich probeert te redden in een snel veranderende wereld, waar vernieuwing niet altijd vooruitgang betekent.
Ossenkop start met een klein citaat uit Handboek voor de slager, een werk dat dateert uit 1955, toen het slagersvak nog een eerbaar ambacht was. Uit het citaat spreekt een grote liefde voor de dieren, wat gek mag klinken, want het uiteindelijke resultaat is uiteraard wel dat die brave wezens worden doodgemaakt om als voedsel op ons bord te belanden.
En toch, de liefde voor het slagersvak kan perfect samenvallen met de liefde voor mooie runderen die een fijn leven hebben gehad, genietend van voldoende vers gras en malse klaver, zo blijkt uit het levensverhaal dat Manik Sarkar (°1973) vertelt over ene Rensing. Hij is de zoon van een eenvoudige dorpsslager ergens in het hoge noorden van Nederland, en is, zoals dat ging in de vorige eeuw, voorbestemd om de winkel over te nemen. Rensing Junior blijkt op de slagersvakschool een waar talent, hij is een meester in het zoeken naar de allermooiste runderen en het sterkste pluimvee, en hij kan ze als geen ander decimeren tot zo veel mogelijk kogelbiefstukken, kippenbillen en andere vleselijke lekkernijen.
© Jan Reinier van der Vliet / Hollands Diep
Rensing Junior, wiens voornaam we nooit te weten komen, blijkt niet zo sociaal. Liever dan “wijven te kieken” tijdens de jaarlijkse kermis, zoals zijn vrienden, trekt hij zich in zijn kamer terug met dat beruchte Handboek voor de slager, een pil van achthonderd bladzijden waarvoor zijn ouders honderdtwintig gulden hebben betaald. Hij kan er dus maar beter zuinig op zijn, aldus zijn strenge maar liefhebbende moeder. Als bewijs dat zijn ouders in hem geloven laat vader onmiddellijk na de diploma-uitreiking ook de plakkaatschilder komen, die netjes “& Zn.” achter “Slagerij Rensing” schildert op het winkelraam. Slechts een kniesoor merkt op dat het nu niet meer gecentreerd is, volgens de vader lijkt het net alsof de winkelruit zo een verhaal vertelt.
Om de in zichzelf teruggetrokken zoon een handje te helpen zoekt de vader ook nog een geschikte bruid, een winkeldochter uit een wat armzalige, gedateerde slagerij enkele dorpen verder. Omdat Rensing Junior meer oog heeft voor het te verwerken vlees in de slachtruimte en de koelcellen dan voor de bevallige, sociale Jacomine, moeten zijn ouders wel nog het laatste zetje geven, zodat de twee uiteindelijk toch eens op stap gaan en een koppel worden. En al is er van vurige liefde nooit echt sprake, het verstandshuwelijk lijkt aanvankelijk wel te werken, vooral vanwege de sociale vaardigheden van Jacomine, die snel geliefd is in het hele dorp.
Sarkar schetst een fijnbesnaard portret van deze Rensing en zijn vrouw, en de details over het slagersvak zijn vaak erg mooi opgetekend
Maar de komst van een supermarkt verstoort het evenwicht. Klanten kiezen steeds vaker voor het goedkopere, lelijk verpakte vlees uit de winkelrekken dan voor het zorgvuldig bereide maar veel duurdere alternatief uit de koeltoog bij Rensing. Junior poogt mee te gaan met zijn tijd, bedenkt nieuwe initiatieven zoals een drive-in, maar weigert ook maar iets in te boeten aan kwaliteit. Tot hij daar uiteindelijk toe wordt gedwongen door Jacomine, die niet langer kan aanzien hoe haar koppige echtgenoot zich blijft verzetten tegen de nieuwste ontwikkelingen.
En zo wordt het hele slagersverhaal een langgerekte metafoor voor de vermeende vooruitgang die onze contreien sinds de jaren zeventig hebben voortgestuwd in de vaart der volkeren. Rensing staat voor ouderwetse kwaliteit, vakmanschap, liefde voor het ambacht dat hem is toevertrouwd. Maar hij wordt als een oude, zieke koe vermalen in de tredmolen van de tijd. Na het verzet probeert hij zich nog aan te passen, hij verkoopt goedkoop slachtvee aan de oudjes in het zorgcentrum als was het een pure delicatesse, maar het is te laat, de strijd is hopeloos verloren. Het laat zich lezen als de lijdensweg van een eenzame dorpsslager die tevergeefs opbokst tegenover de boze buitenwereld. Zelfs zijn Jacomine gelooft uiteindelijk niet meer in haar man.
Manik Sarkar heeft ervaring als literair vertaler en schrijver van verhalen. Hij tekende verantwoordelijk voor vertalingen van Philippe Claudel en Joël Dicker en publiceerde verhalen in bladen als Papieren Helden en Wobby. Die ervaring als verhalenverteller zie je duidelijk terug in dit romandebuut. Het is een intimistisch verhaal, we komen niet zo veel te weten over de buitenwereld, maar blijven in het dorp, en dan nog het meest in de slagerij. Sarkar schetst een fijnbesnaard portret van deze Rensing en zijn vrouw, en de details over het slagersvak zijn vaak erg mooi opgetekend.
Bovendien zitten er in het tweede deel enkele mooie plotwendingen (die we voor uw leesgenot niet zullen vertellen). Een paar keer slaagt Sarkar erin de lezer op het verkeerde been te zetten, waardoor het verhaal ook voldoende spankracht behoudt. En de finale is uitgekiend mooi, met een slot dat zowel verrassend als dramatisch is.
Manik Sarkar, Ossenkop, Hollands Diep, 2024, 176 p.