Deel artikel

literatuur

Ongein in de polder: schrijver-rapper Pepijn Lanen

11 mei 2020 14 min. leestijd

Wat als muzikanten schrijvers worden? Die vraag staat centraal in het boek Grondtonen (Spectrum, 2020), waarin ook Pepijn Lanen aan bod komt. Hij is in de eerste plaats bekend als Faberyayo, lid van de hiphopgroep De Jeugd van Tegenwoordig. Maar deze taalknutselaar is ook schrijver van romans en verhalen, waarin hij zich zowel een scherpe observator als een treuzelende dromer toont. Zijn taal is expres koddig, ironisch, expliciet en heeft steevast een humoristische ondertoon. Lanen schrijft zoals hij zingt: wat telt, is de manier waarop hij zich uitdrukt.

Marlboro Light rokende kunstacademiemeisjes, wodka-Red Bull zuipende blaaskaken, naïeve aspirant-modellen, experimenterende UvA-studenten, zelfverklaarde stijliconen, jolige skaters en pillentikkende import-Amsterdammers. De cafés Weber en Lux, poppodium De Melkweg, Chicago Social Club, Jimmy Woo en dan verder, aan de overkant, de legendarische Nederlandse poptempel Paradiso. Het Leidseplein was voor de generatie die opgroeide met De Jeugd van Tegenwoordig het epicentrum van het incestueuze Amsterdamse nachtleven.

Het was het jachtveld waar Pepijn Lanen – ook wel: Faberyayo, Pepijn Von Biereliér, De Duitse Herder, Pep Erique, P. Dronq, P. Fabergé, De Sjeik, De Gouden Mug, Obi Wan Ski Yayo of Vaderyayo – en de rest van De Jeugd zich Jan Cremer-gewijs door de nacht heen snoof, slikte, neukte en zoop. “Het Plein” voelde als hún clubhuis. Ze waren zowel chroniqueurs van de nacht, als de officieuze nachtburgemeesters die zeker twee generaties clubgangers, met termen als lekker gaan, slecht gaan, shinen, master, pak halen en aan zijn, van een vocabulaire voorzag.

Het Leidseplein was een muze en tegelijkertijd een portaal naar een surrealistische wereld die ze zelf deels geschapen hadden. Een wereld waar iedereen “hun” taaltje sprak. Art imitates life and life imitates art. Escapisme en hedonisme, dat is waar het nachtleven over gaat. Vooral dat eerste: het loskoppelen, verdraaien of ontsnappen aan de realiteit, is een vuurrode lijn die door het oeuvre van Pepijn Lanen heen brandt. Dat begon in 2005. Op de radio ontsteekt het refreintje “Je bent een sjembek dat zeurt / maar je weet niet watskeburt” in menig puberbrein een gelijkwaardige obsessie als die van de apen met het zwarte monoliet in 2001: A Space Odyssey. ‘Watskeburt?!’, de eerste single van De Jeugd van Tegenwoordig, was voor velen een enigma. Zes minuten van totale vervreemding. “Watskeburt” is een uitdrukking die op de Antillen al sinds jaar en dag gebezigd wordt door het deel van de bevolking dat de Nederlandse taal niet tot in de puntjes beheerst. De ge-klank is immers lastig uit te spreken voor mensen met roots in het Engels sprekende deel van de Caraïben. Dat neemt niet weg dat het aan De Jeugd van Tegenwoordig te danken is dat de uitdrukking uiteindelijk in de Van Dale is opgenomen.

Intellectuele fetisjering

De grens tussen wat “taalvernieuwing” en “taalverloedering” wordt genoemd blijkt een dunne te zijn in Nederland. De taal die werd gesproken in ‘Watskeburt?!’ registreerde pas na de derde luisterbeurt als Nederlands, maar had desalniettemin een magnetisch effect. Het voelde als een uitnodiging, een opengeslagen deur naar hún wereld, het universum van De Jeugd van Tegenwoordig, en in het verlengde daarvan: het universum van Pepijn Lanen.

“Ik dacht: of we worden succesvol of het wordt helemaal niks. Er was nog niet iets zoals De Jeugd van Tegenwoordig. Het bestond niet”, aldus Lanen in de Volkskrant-podcast van Gijs Groenteman. Hij volgde ten tijde van ‘Watskeburt?!’ net een paar maanden Europese Studies aan de Universiteit van Amsterdam. In 2000 had hij samen met zijn neef Nils Kenninck, zijn broer Sander Lanen en het muzikale genie Bas “De Neger Des Heils (Twijfel niet, Hij is er!)” Bron de rapgroep Spaarndammerbuurtkliek opgericht. Later leerde hij Freddy “Vjeze Fur” Tratlehner kennen, en via hem Olivier “Willie Wartaal” Locadia.

Het succes van ‘Watskeburt?!’ gaf Pepijn het rock-’n-roll-leven dat hem als twaalfjarige al trok. Als tiener las hij boeken over de Amerikaanse anarchist Abbie Hoffman, de biografie van de Amerikaanse hardrockband Guns N’ Roses, Less than Zero van Gen-X-profeet Bret Easton Ellis en werk van Rolling Stone-schrijver Hunter S. Thompson. In 2013, tijdens een gesprek met muziekjournalist Atze de Vrieze, zei Lanen: “Toen ik twaalf was, las ik Fear and Loathing in Las Vegas. Mindblowing. De eerste pagina heb ik zeker tien keer gelezen. De mensen in dat boek doen op geen enkele manier mee aan de normale samenleving, ze zijn alleen maar aan het ageren en overal tussendoor aan het glippen. Wat ik vooral onthouden heb van dat boek: drugs moeten wel het allercoolste op deze aarde zijn.” De liefde voor literatuur heeft hij overigens nooit verstopt. In het lied ‘Dikke reet’ dichtte hij al:

Begin nog een keer Less Than Zero
Brett Easton Ellis m’n hero
Of een classic van Wellsje
Sex en drugs, drama van jewelste
Ik onttrek me aan de drukte want
Ik heb thuis nog een boekje van Brusselmans
Voel ik me dan niet te geërgerd nog
Werp ik me op het werk van Herman Koch
En laat me clipsen met William Gibson
Ik weet het zeker, jullie weten nikse
En Murakami, bleh
Ik ga weer verder in m’n Gibson.

Onder de Amsterdamse culturele elite was in de nasleep van ‘Watskeburt?!’ en de jaren daarna haast een intellectuele fetisjering van het werk van De Jeugd ontstaan. Schuimbekkend werd De Jeugd de hemel in geprezen en direct in een literaire context geplaatst. Essayist Guus Middag onderwierp de tekst van ‘Watskeburt?!’ in NRC aan diepgravende exegese. Wijlen schrijver annex cultuuropperhoofd Joost Zwagerman vergeleek ze zowel met de Franse romancier Michel Houellebecq als de Nederlandse dichter Jan Hanlo. Neerlandicus Frits Spits – uitgeroepen tot beste radiomaker van de eeuw – nam ‘Watskeburt?!’ op in zijn boek De Standaard van Spits en noemde het “een van Nederlands mooiste liedjes”. Enfin, de Nederlandse bellettrie had Pepijn Lanen al tegen haar boezem gedrukt voordat hij nog maar een scheetje uit zijn klavier had laten ontsnappen.

Schuimbekkend werd De Jeugd direct in een literaire context geplaatst

En Lanen zelf? Die vond het allemaal nogal overdreven. Schrijver en kunstenaar Mick Johan, destijds hoofdredacteur van jongerenplatform VICE, wierp Pepijn z’n eerste column toe. Een hiphopcolumn waarin hij – de dagdromer, de fantast – biografietjes over fictieve Nederlandse hiphopartiesten neerpende. Ook schreef hij eens een absurdistisch kort verhaal genaamd ‘Een rondje eikeltjesbier’ over een zekere persoon die op een begraafplaats een koud biertje deelt met een kabouter. Sprookjeselementen op hilarische wijze laten contrasteren met drugs, seks en geweld is een stijlfiguurtje dat ook in het moederland van de hiphop wordt gebezigd. Snoop Dogg dichtte in ‘Lodi Dodi’ eens: “Mirror mirror, on, the wall / Who is the top Dogg of them all? / There was a rubble dubble, five minutes it lasted / The mirror said, ‘You are you conceited bastard’”. Ook in ‘Once Upon a Time in the Projects’ van Ice Cube worden de getto’s van Los Angeles stilistisch van wat elfenpoeder voorzien. Het bekendste voorbeeld dateert van enkele jaren daarvoor, 1988, toen de Brits-Amerikaanse rapper Slick Rick in ‘Children’s Story’ een expliciet verhaal over bankrovers, drugsverslaafden en politiegeweld op humoristische wijze in sprookjesvorm voordroeg. In een enigszins vergelijkbare trant beschrijft Lanen in ‘Miss Piggy’ het personage van “de naïeve socialite”:

Miss Piggy, badbitch uit de provincie
Grote stadsplannen en ze wist, ze had het in zich
Populaire dame maar ze miste wel wat inzicht
Nog geen twee nachten in de stad, ze had wat in zich
Achttien lentes jong, in varkensjaren
Honing, platinablond waren d’r haren

‘Een rondje eikeltjesbier’ borduurde verder op wat Lanen in zijn songteksten deed, maar het was ook iets anders dan dat: iets wat op literatuur leek. Het platform VICE kon er niks mee, maar uitgever Ambo|Anthos wel. In 2012 zag Sjeumig het levenslicht. De korteverhalenbundel was eerder een samenraapsel van losse ideeën dan een groots opgezet literair project. Het boekje loopt over van apen die er nare bananensnuifverslavingen op na houden, karakters die niet alleen de naam Ibiza Iglesias dragen “maar dat ook zíjn”, duivels in kroegen en gigantische robots die “vergissingen van dramatische proporties begaan’. Satirische fabeltjes, doorspekt met overmatig drankgebruik, drugs, seks, populaire cultuur en grof taalgebruik. Ongein van de bovenste plank en, in die zin, uiterst herkenbaar Yayo.

In het nummer ‘De kanker uit Marbella’ confronteerde hij immers al eens zijn eigen lever, die met een Hawaïaans shirt aan en een volgestouwde koffer in zijn appartement stond:

‘Je bent mijn favoriete mens, Yayo I adore ya.
Maar ik ben toe aan rust, en wat tijd voor mezelf
Ik ga samen met
je neus, het lijkt me wel gezellig’
Ik keek hem in z’n ogen, op zoek naar medeleven
En zei: “En ik dan, wat moet ik die twee weken?
Ik heb geen baan, doe geen studie en hou niet van boeken lezen.’
Dat laatste was een leugen, maar dat hoefde die niet te weten.

In ‘Het Godberg-complex’, een van de verhalen uit Sjeumig, illustreert Lanen op een vergelijkbare manier de subtiele beklemming van het alledaagse. Lanen schetst hier een portret van Bertrand, een depressieve kantoorklerk, die zich in het weekend de pestpleuris zuipt om zich aan zijn saaie bestaan te onttrekken. Op een dag ontdekt hij een geheime cilindervormige wc-ruimte in het gebouwencomplex waar hij werkt. Hij besluit een vrachtlading drugs in te slaan, zich in de ruimte terug te trekken en de boel te barricaderen om zo letterlijk aan het alledaagse leven te ontsnappen.

Het kantoorleven, iets wat Lanen hoogstwaarschijnlijk alleen van horen zeggen kent, staat in zijn literatuur steevast symbool voor het onaangename. “De glijbaan van middelmatigheid”, noemt hij het in Sjeumig. Het is de antithesis van het surrealisme van de nacht, het uitgaansleven en het Leidseplein; een vacuüm van creativiteit en het object van zijn escapisme. De realiteit is iets wat moet worden gemeden, verdraaid of vertroebeld (eventueel met behulp van wat chemische stofjes van de nachtapotheker).

Post-studentikoos alcoholisme

Tijdens een interview met HP/De Tijd-journalist Robbert van Rijswijk zei Lanen: “Vestdijk is heel sick. Zijn beste boek is De kellner en de levenden – heel magisch-realistisch. En Wim de Bie vind ik ook heel goed. In zijn verhalenbundel Meneer Foppe en het gedoe staat een kort verhaal waarin meneer Foppe onder de tafel gaat zitten nadat er is aangebeld. Toen ik veertien was vond ik het grappig, maar naarmate ik ouder werd, ben ik het ontsnappen aan de rest van de wereld gaan begrijpen.” Dat is ook de reden waarom Lanen Less than Zero (1985) van Brett Easton Ellis tot zijn favoriete boeken rekent. Hij las het vier a vijf keer en waardeert het omdat “het gaat over een disconnectie met de samenleving”. “De hoofdpersoon heeft niet veel te klagen, maar heeft totaal geen connectie meer met vrienden en zijn omgeving.” Die manier waarop de hoofdpersoon uit Less than Zero “buiten alles in zijn eigen leven staat”, is direct terug te zien in zijn quasi-autobiografische debuutroman Naamloos (2016), die overigens bij dezelfde uitgever is uitgegeven als waar Bret Easton Ellis dezer dagen zijn Nederlandse vertalingen publiceert.

In Naamloos keert Lanen zijn fascinatie met vervreemding binnenstebuiten. Het boek gaat over een dertiger die op een avond in de coulissen van Paradiso, op de afterparty van een dEUS-concert, tot het uiterste gaat. Hij heeft in feite zijn hele volwassen leven gedronken en de avond in Paradiso blijkt de spreekwoordelijke laatste druppel: zijn geheugen wordt gewist. Zijn spullen zijn weg, hij woont in andermans huis. Vervolgens besluit hij te stoppen met drinken en start een zoektocht om zijn identiteit te achterhalen. Naamloos gaat over de tragiek van post-studentikoos alcoholisme, ouder worden, het afschudden van het leven dat hem als twaalfjarige al fascineerde en de identiteitscrisis die daarop volgt. Voor iemand die haast zijn hele artistieke identiteit heeft opgebouwd omtrent alcohol- en drugsgebruik, zal het nuchtere leven enigszins vervreemdend aanvoelen. In een passage die haarfijn het hele werk samenvat schrijft Lanen:

Doordrinken, doorroken en doorsnuiven of -slikken of -wat dan ook. De geneugten altijd voorrang op alles. Soms kwam ineens uit het niks een verplichting door de storing in mijn hoofd bovendrijven. Als een abstract voorwerp dobberend op een zee van verdoving. Een moment van paniek. Totaal onbegrip. Exact andersom ervaar ik nu in het nuchtere leven mijn zelf beleefde herinneringen uit mijn oude bestaan.

De naamloze hoofdpersoon wordt overspoeld door een haast heideggeriaanse “Angst”, die Lanen als volgt beschrijft:

De afgelopen drie dagen zijn een nare droom geweest waar ik maar niet uit wakker word. Het is geen nachtmerrie in de traditionele zin van het woord. Geen bloed, geen achtervolgingswaan, geen tanden die zomaar uit je mond vallen of het gevoel dat je ineens verlamd bent en je eigen lichaam niet meer kan besturen. Het is niet zozeer Angst maar eerder Het Onaangename. Het zit hem in de totale absurditeit. En wat als dit nog maar het begin is? Dan is alles mogelijk. Geen enkele van de regels voor realiteit zoals ze sinds zijn geboorte in mij ontwikkeld en genoteerd zijn kan ik nog voor zeker aannemen.

Ook in Lanens latere werk – de graphic novel Hotel Dorado, de surrealistische roman Het Wapen van Sjeng en het kinderboek Barry & Bu – is hij zowel een scherpe observator als een treuzelende dromer. Hij schrijft expres koddig, ironisch, expliciet en steevast met een humoristische ondertoon. Pagina na pagina is hij in staat vol te kliederen over hoe het voelt om met een kater het bed uit te stappen en ’s ochtends voor de spiegel te staan. Hij kan zich met zijn écriture automatique verliezen in bijzinnen, struikelen over omslachtig en langdradig taalgebruik en overbodig veel metaforen toevoegen. Dat is de rapper in hem, de taalknutselaar, de experimentalist en – in zekere zin – de navelstaarder. Vaak stelt het plot in zijn verhalen inhoudelijk niet bijzonder veel voor, maar daar lijkt het niet in de eerste plaats om te gaan. In die zin schrijft Lanen zoals hij zingt: wat telt, is de manier waarop hij zich uitdrukt.

Dat geldt overigens voor het genre hiphop in het algemeen, waar vorm vrijwel altijd boven inhoud gaat. Je kunt wel iets te zeggen hebben, maar zonder schwung, stijl en spitsvondigheid trek je geen volle zalen. Kundige rappers zijn woordkunstenaars, ze dóén iets met de taal. In het werk van Pepijn Lanen speelt vorm de hoofdrol. Vrijblijvendheid is eigenlijk altijd de insteek en (surrealistisch) escapisme de bestemming. Zijn schrijfstijl is, om met hem zelf te spreken, een “stilistische tour de force”. Daarom werken zijn verhalen soms beter in luisterboekvorm (Sjeumig en Naamloos zijn gratis te beluisteren op Spotify). Lanens kenmerkende snerpende nasale, nonchalante voordracht is een hulpmiddel om zijn universum te betreden en de wereld door zijn ogen waar te nemen; een manier om de haast constante humoristische ondertoon te vangen. Wie dan een lied als ‘Miss Piggy’ na een hoofdstuk uit Sjeumig beluistert, moet vaststellen dat de grens tussen literatuur en muziek echt dun is.

In het werk van Pepijn Lanen speelt vorm de hoofdrol. Vrijblijvendheid is altijd de insteek

In de eerder genoemde aflevering van de Volkskrant-podcast van Gijs Groenteman zei Lanen tevens: “Ik maak dingen vanuit een idee dat dat er nog niet is.” Deze filosofie – iets doen wat nog niet eerder is gedaan – heeft gestalte gegeven aan zowel De Jeugd als Pepijn Lanen zelf. Als je iets wilt creëren wat totaal op zichzelf staat (of lijkt te staan), loop je het aanzienlijke risico dat niemand het zal begrijpen. Lanens oeuvre (zowel de muziek als de literatuur) is in feite één grote inside joke, een grap die door velen nooit compleet te doorgronden is. ‘Watskeburt?!’ was de eerste uitnodiging naar de wereld van Lanen. Dat refreintje kan worden beschouwd als de meesterproef van de carrière van De Jeugd en van Pepijn Lanen. De dood of de gladiolen. Want zíj hadden net zo goed het object van de grap kunnen zijn. Zij hadden de eendagsvliegen kunnen zijn die kwaadsprekers in het begin beweerden dat ze waren. Maar nee: de luisteraar die in het duister tastte, het klootjesvolk en vooral de “luie journalist” werden het object van hún grap.

In de traditie van Bredero en Buddingh’

Over Sjeumig zei Ernst-Jan Pfauth van De Correspondent: “Onze ouders hadden Van Kooten en De Bie voor de verrijking van de Nederlandse taal, wij hebben Lanen.” In zijn recensie van Naamloos plaatste Roger Waleson van de Nieuwe Revu de debuutroman van Lanen op dezelfde hoogte als Lanens grote held, Bret Easton Ellis. In 2009 stelde Erik Jan Harmens in een bloemlezing dat De Jeugd Van Tegenwoordig “de belangrijkste hedendaagse pleitbezorgers van de poëzie zijn”. Wat hem betreft stonden ze “in de traditie van Bredero en Buddingh’”. De Jeugd van Tegenwoordig is de eerste en enige Nederlandse rapgroep waarvan de teksten door een literaire uitgeverij, Nijgh & Van Ditmar, zijn uitgebracht.

Inmiddels zijn de teksten ook op academisch niveau bestudeerd. Annebel Blaauw studeerde af aan de masteropleiding communicatie- en informatiewetenschappen met de scriptie Verenigde Naties, ik ben aan aan als Kofi; De Jeugd van Tegenwoordig: Wartaal of Geniaal?. Speciaal voor het tienjarige bestaan van De Jeugd maakte de Volkskrant het viertal tot gasthoofdredacteuren van haar weekendbijlage, want: “De Jeugd is natuurlijk niet zomaar een bandje. Het zijn kunstenaars”, aldus de toenmalige chef van het magazine. En in een speciale editie van de Prisma-pocketwoordenboeken is zelfs een katern gewijd aan De Jeugd, waarin de mannen lustig filosoferen over woorden, hun betekenis en gebruikswaarde.

Dat de term “taalvernieuwers’ aan De Jeugd werd vastgeplakt, heeft Lanen altijd onzin gevonden. In de VPRO-documentaire over De Jeugd brengt hij het ter sprake: “Dat ‘internagelactisch’ uit Sterrenstof van Freddy hebben mensen gewoon verkeerd verstaan. Dat wordt helemaal niet gezegd. Maar daar zijn dus mensen op afgestudeerd, he? Die hebben dat allemaal taaltechnisch uitgeplozen, terwijl hij ‘intermegalactisch” zegt. Dat komt voort uit een manier van spreken waarbij je extra lettergrepen in woorden met meer dan drie lettergrepen propt. Ik weet ook niet waar het vandaan komt en waarom mensen dat doen, maar het is gewoon heel grappig om te horen.”

Dat De Jeugd ’taalvernieuwers’ genoemd werden, heeft Lanen altijd onzin gevonden

Soms lijkt het intellectuele fetisjisme een opvulling voor de leemten in de kennis over (internationale) hiphop, Nederlandse migrantencultuur en populaire jongerencultuur in het algemeen. Maar het omgekeerde komt ook voor: onderschatting van de veronderstelde kennis. Joost Zwagerman schreef in de NRC over het debuutalbum: “Parels voor de Zwijnen herdefinieert de Nederlandse rap en plaatst het genre – eindelijk – op een hoger plan. Ik denk dat Jan Hanlo met het fameuze gedicht Oote (’Oote oote oote boe’) de preambule leverde voor kreten van De Jeugd als ‘Bout it Bout’ en ‘MC dat front’, waarbij het helemaal geen drama is dat De Jeugd nooit van Hanlo zal hebben gehoord.” Feit is dat het voor Pepijn Lanen – een Utrechtse gymnasiast uit een advocatenfamilie – niet bepaald opmerkelijk zou zijn als hij wel eens van de Vijftigers gehoord had. Terwijl de Nederlandse bellettrie Amerikaanse hiphoptermen door het prisma van Lanen direct in een moeilijke vaderlandse literaire en intellectuele traditie plaatst, heeft Lanen zelf altijd gedaan waar hij zin in heeft. In zijn wereld heeft hij de grenzen tussen literatuur en muziek, “hoge” en “lage” cultuur, en – pak ’m beet – Cam’ron en Wim T. Schippers immers tot vage stippellijntjes gereduceerd.

In een interview met het actualiteitenprogramma EenVandaag
in 2015 zei Lanen: “Soms lijkt het alsof de intellectuele luisteraar een excuus nodig heeft om te luisteren naar onze muziek, en dat dat dan in de taal zou moeten zitten.”

Website De Jeugd van Tegenwoordig

Auteurspagina Pepijn Lanen

Deze tekst komt uit het boek Grondtonen. Als muzikanten schrijvers worden, dat is verschenen bij uitgeverij Spectrum onder redactie van Francis Mus. Dertig auteurs buigen zich over de literaire output van evenveel Nederlandse, Belgische en internationale muzikanten. Naast Pepijn Lanen gaat het onder meer over Salvatore Adamo, Herman Brood, Rick de Leeuw en Luc de Vos, www.spectrumnonfictie.nl

Oscar Bouwhuis

Oscar Bouwhuis

cultuurjournalist en marketeer bij de Amsterdamse koepelorganisatie voor cultuurhuizen Amerpodia (Rode Hoed, Felix Meritis, De Nieuwe Liefde en het Compagnietheater)

Reacties

Reacties zijn gesloten.

Lees ook

		WP_Hook Object
(
    [callbacks] => Array
        (
            [10] => Array
                (
                    [0000000000002a860000000000000000ywgc_custom_cart_product_image] => Array
                        (
                            [function] => Array
                                (
                                    [0] => YITH_YWGC_Cart_Checkout_Premium Object
                                        (
                                        )

                                    [1] => ywgc_custom_cart_product_image
                                )

                            [accepted_args] => 2
                        )

                    [spq_custom_data_cart_thumbnail] => Array
                        (
                            [function] => spq_custom_data_cart_thumbnail
                            [accepted_args] => 4
                        )

                )

        )

    [priorities:protected] => Array
        (
            [0] => 10
        )

    [iterations:WP_Hook:private] => Array
        (
        )

    [current_priority:WP_Hook:private] => Array
        (
        )

    [nesting_level:WP_Hook:private] => 0
    [doing_action:WP_Hook:private] => 
)