GUM toont de schoonheid én de twijfel van de wetenschap
Na een gemiste start in het voorjaar – corona – gooit het nieuwe Gents Universiteitsmuseum (GUM) dit weekend de deuren open voor het grote publiek. Het GUM wil geen wetenschappelijke waarheden tonen, maar wel de twijfel en schoonheid van de wetenschappelijke praktijk, aan de hand van objecten uit de universiteitscollecties.
We zijn bekend met kunstmusea, historische musea, stadsmusea en thematische musea, maar minder met universiteitsmusea. Alles begint bij een verzameling. Zoals elke oude universiteit bezit de Gentse omvangrijke collecties die werden aangelegd in het kader van haar wetenschappelijke opdracht.
© Michiel Devijver
De boekencollectie is bekend. Die berust in de Boekentoren. Maar het gaat ook om wetenschappelijke apparatuur, archeologische en etnografische stukken, geologische verzamelingen, medische en natuurwetenschappelijke collecties en preparaten, en om kasten vol met opgezette diersoorten en herbaria gevuld met plantkunde. Een glimp van deze collectie academisch erfgoed – met vierhonderdduizend objecten de grootste van Vlaanderen – werd in 2017 getoond in het boek 200 jaar UGent in 200 objecten.
© Sophie Nuytten
Het GUM gaat een stap verder en brengt deze verzamelingen onder in een vernieuwend museumconcept. Directeur Marjan Doom schetst de uitdaging die het was om de omvangrijke en heterogene collecties onder te brengen in een ‘ééngemaakt verhaal’.
In 2013 werd een samenwerkingsverband gecreëerd waarin het beheer van deze verzamelingen gecentraliseerd werd en waarin met Post Mortem (2015) en Out of the Box (2018) geëxperimenteerd werd met gemeenschappelijke tentoonstellingen. Ondertussen werd gezocht naar de ziel van het nieuwe museum.
© Anton Coene
Wat Doom opviel in de gesprekken die ze had met wetenschappers, was dat niemand een eensluidend antwoord had op wat wetenschap precies was. Wetenschap betekende voor verschillende wetenschappers iets anders. Meer zelfs: twijfel, discussie, durven denken en herdenken, stellingen hernemen en herformuleren, bleek inherent aan de wetenschappelijke praktijk. Van die kwetsbaarheid wil het museum nu zijn sterkte maken, als een ‘forum voor wetenschap, twijfel en kunst’.
Het GUM heeft niet de bedoeling om wetenschappelijke triomfen te belichten. Doom gelooft niet in sciëntisme. Het museum wil geen wetenschappelijke waarheden tonen, maar wel de twijfel en schoonheid van de wetenschappelijke praktijk in beeld brengen aan de hand van objecten die vroeger een onderzoeks- en didactische functie hadden, maar nu een vreemdsoortige artistieke waarde bezitten. De fraaiheid van oude microscopen. De kunstigheid waarmee haarvaten uitwaaieren in anatomische preparaten en afgietsels. De sierlijkheid van negentiende-eeuwse bloemmodellen die je een ereplaats in je salon zou willen geven. Het buitenissige van een kast vol Darwinvinken of van een levensgroot dierenskelet.
© Anton Coene
Het GUM is geen rariteitenkabinet, maar de collectie doet wel verwonderen. Het museum presenteert zijn collectie in een open opstelling, opgebouwd rond de thema’s chaos, twijfel, model, meten, verbeelding, kennis en netwerk. Al de getoonde objecten verwijzen naar het reiken naar iets hogers, naar wetenschappelijke vooruitgang en uiteindelijk ook naar de samenleving zoals we die vandaag kennen. Doom beschouwt haar museum als een plek ‘waar wetenschap geïllustreerd wordt als een creatief, steeds evoluerend en pluralistisch concept’.
‘In ons nieuwe museum volg je de woelige reis van de wetenschapper. Die vertrekt van een blanco blad en vindt met vallen en opstaan een antwoord – of niet’, zegt ze. Het is een wankel evenwicht: hoe toon je de fragiliteit en complexiteit van het wetenschappelijke proces, zonder de wetenschappelijke geloofwaardigheid te verliezen? Over die vraag schreef Doom Het museum van de twijfel, een boek dat ze als een manifest geschreven heeft en dat tegelijkertijd met de opening van het museum gelanceerd wordt.
Het GUM is geen rariteitenkabinet, maar de collectie doet wel verwonderen
Het GUM heeft internationale ambities en participeert in netwerken waarvan bijvoorbeeld ook de universiteitsmusea van Cambridge en Oxford deel uitmaken. In Vlaanderen mikt het zowel op een jongerenpubliek van vijftien tot vijfentwintigjarigen, voor wie een bezoek een ervaring in wetenschappelijke geletterdheid kan zijn, als op de cultuurliefhebber en museumbezoeker. De wetenschappelijke community zal regelmatig inbreken in het museum. Er is ruimte voor wetenschapssalons en er is een GUM Forum, met schitterend uitzicht over de Plantentuin en het Palmarium, die ook bezocht kunnen worden.
© Anton Coene