Context bij cultuur in Vlaanderen en Nederland

Publicaties

Context bij cultuur in Vlaanderen en Nederland

Nieuw naslagwerk over regionale talen in Nederland en Vlaanderen
0 Reacties
recensie
taal

Nieuw naslagwerk over regionale talen in Nederland en Vlaanderen

In Wie zegt wat waar? krijgt de lezer een actueler beeld van de streektalen in Nederland en Vlaanderen dan in veel andere overzichtswerken. Dialectgebieden zijn hier minder strikt afgebakend en weerspiegelen het toegenomen contact tussen regionale varianten. En dialectkaarten tonen niet alleen de klassieke variatie in namen van planten en voeding, maar ook de verschillen bij recentere woorden als condoom en koelkast.

Als je tegen een buitenstaander zegt dat je beroep taalkundige is, veronderstelt die veelal dat je op dagelijkse basis een van de volgende drie functies uitoefent. Ten eerste word je verondersteld je dagen te spenderen met het opsporen van dt-fouten. Ten tweede zou je een wandelend etymologisch woordenboek zijn dat van elk woord in de Nederlandse taal, en soms daarbuiten, de oorsprong kent. (Zo vroeg mijn vader me onlangs naar de etymologie van het woord ampersand. Hij had alvast zijn eigen volksetymologie ontwikkeld: verbastering van en passant omdat twee dingen die aan elkaar verbonden worden met een (typografisch) nevenschikkend voegwoord, metonymisch ook tegelijkertijd plaatsvinden.) Jammer genoeg niet correct, maar toch prachtig. Ten derde wordt van je verwacht dat je alle dialectwoorden van het Nederlands op een kaart kan plaatsen en uitleggen waarom de ene persoon nu vis zegt, met een korte <i>, en de andere vies, met een gerekte <i> (spraakverwarring op een ander recent gemengd Limburgs-Brabants familiefeest).

Voor dat laatste punt verwijs ik hen vanaf nu met veel plezier naar het boek Wie zegt wat waar? Regionale taal in Nederland en Vlaanderen, geschreven door Veronique De Tier, Marjo van Koppen, Miet Ooms, Jos Swanenberg en Gunther De Vogelaer, en uitgegeven door de Stichting Nederlandse Dialecten en het Genootschap Onze Taal. Het boek bestaat uit drie delen. In het eerste deel worden de streektalen die in Nederland en Vlaanderen voorkomen besproken in nogal wat detail: Fries, Nedersaksisch, Limburgs, Brabants, Vlaams en Zeeuws, Hollands en Utrechts. Het tweede deel bevat een aantal kaarten die lexicaal materiaal weergeven, zoals krentenbrood en sleutelbloem, maar ook oma en frikandel – handig voor als je moeder je nog eens vraagt of het correcte woord nu frikadel of curryworst is. Elke kaart wordt gevolgd door een verklarende tekst met etymologische gegevens en verdere informatie. Het laatste deel biedt een overzicht van de stichtingen, genootschappen en centra die zich bezighouden met de dialecten en streektalen in het Nederlandse taalgebied. Door het boek heen vind je daarnaast kadertekstjes met aanvullende informatie (bijvoorbeeld op p. 105 over verdwenen nachtkleding na de kaart over “nachtjapon”) en interessante websites of databanken die je als lezer zelf kunt consulteren, zoals de Databank van de Zuidelijk-Nederlandse dialecten, de etymologiebank en de databank PLAND (PLAntennamen in de Nederlandse Dialecten).

Het boek heeft ook aandacht voor de sociaal-culturele en maatschappelijke geschiedenis van de dialecten

Het boekje is een plezier om te lezen en de kaarten en illustraties, gemaakt door respectievelijk Winifred Broeder en Josje van Koppen, zijn duidelijk en aantrekkelijk vormgegeven. Omdat het is geschreven door auteurs met veel kennis van zaken, biedt het ook uitgebreide informatie over de streektalen van het Nederlands en slaagt het er tegelijkertijd in om al die gegevens op een toegankelijke en overzichtelijke manier aan te bieden aan de lezer.

Ook erg mooi is dat het werk een hedendaagse indeling van de regionale talen in Nederland en Vlaanderen voor ogen houdt, en die verbindt aan de traditionele dialecten. In ander dialectologisch werk zie je wel eens een klassiekere indeling van de gesproken dialecten, die soms voorbijgaat aan het feit dat maatschappelijke ontwikkelingen ervoor kunnen zorgen of gezorgd hebben dat er ook tussen variëteiten contact, en dus taaluitwisseling, is. De auteurs hebben de streektalen daarentegen op een manier ingedeeld die de hedendaagse taalcultuur in grote mate weerspiegelt. In het onderdeel over het Brabants wordt bijvoorbeeld duidelijk gemaakt dat de hedendaagse spreektaal in grote delen van Vlaanderen beïnvloed wordt door het Brabants en dat de Brabantse dialecten onder druk staan ten voordele van regiolecten die in een groter gebied gesproken worden. Ook aan overgangsgebieden wordt veel aandacht besteed, zoals goed zichtbaar is op een overzichtskaart (p. 11) die de gebieden als vlakken (met overlappingen) afbeeldt, in plaats van met strikte grenzen. Volgens de inleiding is dat een van de punten waarop dit werk verschilt van traditionele indelingen van de Nederlandse dialecten, waarin men graag werkt met strikte grenzen.

Hetzelfde idee, om een hedendaagse weergave van de gesproken regionale talen te bieden, komt ook naar voren in het tweede deel van het boek. De dialectkaarten tonen niet enkel de namen voor traditioneel-dialectologische begrippen (zoals planten en voeding), maar het werk bevat ook een aantal kaarten voor begrippen die nog niet zo lang bestaan. Je vindt kaarten voor de namen voor een balpen, een condoom en een koelkast. Zoals ook aangegeven in de inleiding vind je op die kaarten voor contemporaine begrippen minder taalvariatie.

Ten slotte is er niet alleen aandacht voor de talige kenmerken die de streektalen en bijbehorende dialecten bepalen, maar ook voor de sociaal-culturele en maatschappelijke geschiedenis van de dialecten. Bij de beschrijving van het Fries en het Nedersaksisch in het eerste deel speelt bijvoorbeeld de geschiedenis van de Germaanse volksverhuizingen (circa 500 na Christus) een belangrijke rol. Tijdens die volksverhuizingen (en al vroeger) verspreidden de Friezen, Saksen en Franken zich over ons taalgebied, wat leidde tot een taalgebied dat dialecten kent met een verschillende oorsprong. De meeste dialecten en streektalen zijn afgeleid van de taal van de Franken (bijvoorbeeld het Limburgs, Hollands, Brabants en Utrechts), maar in het noorden is de taal van de Friezen blijven doorleven (in het Fries) en in het oosten de taal van de Saksen (als de Nedersaksische streektaal).

Voor het Brabants, Hollands en Utrechts grijpen de auteurs terug naar recentere, maar nog steeds historische maatschappelijke ontwikkelingen die ervoor gezorgd hebben dat de streektalen een andere invloed hebben gehad op de ontwikkeling van de Nederlandse standaardtaal. Bij het Brabants hebben de auteurs het over het feit dat, ten tijde van de ontwikkeling van de standaardtaal (na de val van Antwerpen), heel wat Brabanders verhuisd zijn naar noordelijkere, Hollandse oorden. Daardoor bevat de standaardtaal, die sterk beïnvloed werd door de Hollandse dialecten en streektalen (zoals het stapelmeervoud kind - kinderen in plaats van kind - kinder), ook een aantal Brabantse kenmerken. Bij het onderdeel over het Limburgs wordt een ander soort maatschappelijk fenomeen belicht: de positie van de streektaal en de invloed van politieke beslissingen daarop. Terwijl het Limburgs nog een belangrijke positie inneemt in Nederland, waar het als streektaal erkend is en er ook een sterke culturele dialecttraditie bestaat, is de positie van het Limburgs in België heel wat zwakker.

Dankzij dat soort informatie over de niet-taalkundige ontwikkelingen die aan de basis liggen van de evolutie en de hedendaagse status van de Nederlandse regionale dialect- en streektalenkaart, is het boekje een waardevolle bron van informatie voor iedereen die wil begrijpen niet alleen wie wat waar zegt, maar ook waarom de streektaal anders klinkt op verschillende plaatsen.

Veronique De Tier, Marjo van Koppen, Miet Ooms, Jos Swanenberg en Gunther De Vogelaer, Wie zegt wat waar? Regionale taal in Nederland en Vlaanderen, Stichting Nederlandse Dialecten / Genootschap Onze Taal, Leiden / Den Haag, 2021, 120 p.
Aanmelden

Registreer je of meld je aan om een artikel te lezen of te kopen.

Sorry

Je bezoekt deze website via een openbaar account.
Je kunt alle artikelen lezen, maar geen producten kopen.

Belangrijk om weten


Bij aankoop van een abonnement geef je toestemming voor een automatische herabonnering. Je kunt dit op elk moment stopzetten door contact op te nemen met emma.reynaert@onserfdeel.be.