Niemand zou een enzovoort moeten zijn. Twee dichtbundels van Frank Keizer
Frank Keizers Onder normale omstandigheden (2016) en Lief slecht ding (2019) lezen als een poëtisch tweeluik. De dichter wordt in de debuutbundel ruw uit zijn illusies gesleurd en ontwaakt in een nacht zonder politiek, zonder collectivisme, zonder symbolisme, zonder strijd, waar het koud, dof, geschiedenisloos is. Waar het bovendien enorm rommelig is, zoals het alleen in een postmodernistische context rommelig kan zijn. Precies in die blauwe nacht zonder sterren, waar iedereen mompelt in plaats van zingt, start de tweede bundel.
Het grote verschil tussen de twee bundels is de hoop van de dichter. Het wakker worden in de eerste bundel is onmiskenbaar onvrijwillig:
Onder normale omstandigheden / betrad ik de bubbel / en was ik enthousiast / nu ben ik verbijsterd, boos / en maatschappelijk dood
De dichter benijdt schrijvers, wetenschappers en politici van vroegere tijden om hun vertrouwen, ideeën, en mondigheid: “Wakker worden en weten / dat er geen politiek meer is, / (…) Wel heel helder zien, / zonder tong.” In Lief slecht ding, echter, is hij al een heel stuk verder. Er is misschien nog steeds gruwel en teleurstelling omtrent de maatschappij, maar hoe dieper we ons in de bundel bevinden, hoe meer plek er nu ook voor vooruitgang is. Sterker nog, de schrijver wil niet langer terug naar zijn slaaptoestand, naar zijn dromen. Hij kan pas weer slapen als duidelijk is “waarvoor we eigenlijk willen ontwaken”, dus men moet beginnen met:
de lagen stomheid van straten en pleinen afkrabben door ons af te zetten en op te veren. de terugtocht naar onze keukentafels omarmen en aan de heroriëntatie beginnen. plaats maken. voor echte aandacht en vertakking. ons uit eenzaamheid bevrijden.
© Koen Broos
Dit tweeluikeffect wordt ook gerealiseerd door de mooie, consistente metaforen die Keizer hanteert. De huidige samenleving als slapend, geluidloos, overwinterend geheel, wordt tot in de kleinste puntjes voelbaar gemaakt. Van omschrijvingen als “nu ben ik koud geworden / en moet ik mezelf warm zien te houden / met (…) mislukking en de theorie / van die mislukking” (Onder normale omstandigheden), tot “eerst rust je / tussen de brokken, in dat onstuimige midden”, en kleine details als “ijskoude consensus” en “broze echo van het goede oude en het nieuwe slechte” (Lief slecht ding).
Door die continuïteit komen de verschillen tussen de bundels extra fraai naar voren. Niet alleen qua inhoud, ook qua stijl. Zo is het puntgebruik van Keizer opvallend scherpzinnig. In de eerste bundel doemt de punt pas op in de laatste afdeling, ‘nachtpolitiek’. Keizer omschrijft de nacht waarin hij is wakker geworden, waarin verandering en idealen aan gort zijn. De punt, gebruikt aan het einde van sommige regels, en aan het eind van elk gedicht, draagt bij aan het gevoel van het definitieve, het uitzichtloze, het eenzame, en gevangenschap. Dat komt deels overeen met Lief slecht ding. De zinnen, die in deze bundel veel meer de hele breedte van de pagina vullen, eindigen net zoals de geschiedenis waar de schrijver om rouwt, met een punt. Het belangrijke verschil met de vorige bundel, parallel met het belangrijkste inhoudelijke verschil, is dat de gedichten niet meer eindigen met een punt. De laatste regel blijft open. Ondanks alle domheid, leegte, al het apolitieke en het individuele, bestaat er een kleine opening naar de toekomst.
Keizers stijl is verder opmerkelijk duidelijk. Woorden als kunst, volk, idealen, identiteit en emancipatie, die normaliter vaak intens of belerend worden ingezet, staan nu zonder opsieringen, zonder aforismen, naakt en eerlijk naast elkaar. Frases als “ik ben het gedroomde lichaam van de kunst / en de vermaatschappelijking / van de creativiteit / en de economie / van de verschraling” (Onder normale omstandigheden) en “natuurlijk wil je zelf kunnen kiezen wat je bent, maar / niet het gefragmenteerde postindividu dat van zijn zelfbeschikking geniet” (Lief slecht ding) komen goed tot hun recht. Dat is ook te danken aan Keizers ontwapenende, directe, begrijpelijk opgeschreven gedachten, die de toon van de gedichten in balans houden. Serieuze thema’s (versplintering, activisme) krijgen verrassend tegengewicht van bedenkingen die soms zonder verdere tussenkomst op papier lijken te zijn gezet, zoals in het gedicht ‘voor Herman Gorter’:
ik vind je zo bijzonder
ik wou het helemaal zeggen
en ik ga het ook helemaal zeggen
gewoon
zoals ik het zeg
je bent zo bijzonder
Gorter is een van de uiteenlopende “iemanden” die Keizer in zijn eerste bundel aanhaalt. Met bijvoorbeeld Adorno, Marx en Hölderlin behoort Gorter tot een idealistische, in iets gelovende menssoort die Keizer tot zijn grote verdriet zo goed als uitgestorven verklaart. In Lief slecht ding komen zij dan ook niet zozeer voor, maar lijkt er wel hoop te zijn om opnieuw ideeën te vinden, al zijn ze dan “tweederangs”, en “minder absoluut, zeker”, maar “ze waren licht en ik kon het ermee doen”.
Poëzie zelf krijgt in die zin een promotie in Lief slecht ding. Waar ze in Onder normale omstandigheden houvast bood “omdat daarbuiten / alles versnipperd raakt”, weet de schrijver drie jaar later dat “je iets kunt oplossen”. Het is misschien onwaarschijnlijk dat de nieuwe prikkels van de poëzie voldoende invloed kunnen uitoefenen op de huidige maatschappij, maar de dichter is het beu om argwanend te zijn. Ook al begint de wederopbouw midden in slecht verlichte smurrie die niet genegeerd kan worden, ook al is het onduidelijk hoe diep en ver de kloof tussen nu en een toekomst is, er moet gesprongen worden. Van het bewegingsloze nu, van de constante “et cetera” moet tenminste geprobeerd worden een verandering te maken: “niemand zou een enzovoort moeten zijn.”
Keizers ontwapenende, directe gedachten houden de toon van de gedichten in balans
De toename van hoop in Lief slecht ding
leest heel verfrissend, mede omdat domheid en mislukking zo’n grote rol spelen in beide bundels. “Fijne motoriek is overgegaan / in motoriek van de domheid”, schrijft Keizer in Onder normale omstandigheden. Als er iets helder is, dan is het wel die overgang. De dichter spreekt zich uit over reclame; tv, fascistische media, normalisering, saaiheid, segregatie van de maatschappij, de dood van stijl, vrijblijvende seks, geen successen maar successie, achterlijke, hatelijke en xenofobe woorden. En over de verafschuwde, ook door de dichter gerepresenteerde, meerderheid. Het is daarnaast pijnlijk te lezen hoe we zelf schuldig zijn aan die staat van oneindige onkunde. In de eerste bundel schrijft Keizer over “de rotzooi die ik niet opruim”, over “iemand te worden, wat ik dus niet doe”, en over de vloeibaarheid, ondefinieerbaarheid van categorieën zoals politiek: “Maar ik pas in de categorieën / en ik verdien het.” In Lief slecht ding staan soortgelijke frases, zoals over het willen loskomen van “het valse lichaam dat een spons is voor verwoesting en verwerkelijking”, en over het blijven hangen in het onveranderlijke: “het is al laat. en jij hebt het laat gemaakt.”
Het is pijnlijk te lezen hoe we zelf schuldig zijn aan de staat van oneindige onkunde
Net wanneer de afgunst je als lezer tegen begint te staan, zorgt Keizers complexe, ingetogen, soms aanmoedigende verzet voor verlichting. Het is het soort aangrijpende pessimisme dat tegelijkertijd optimistisch is in zijn omgang met het negatieve. Het laatste gedicht in de tweede bundel bevat een J.C. Bloemachtige vaststelling: het leven zonder de mogelijkheid van groei kan gezien worden als “het graf dat ze was en dat voor ons klaarlag”. Tegelijkertijd zet de “we” in het gedicht (zelfs de persoonlijke voornaamwoorden “ik“ en “je“ hebben een transformatie ondergaan) zich af tegen het noodzakelijke kwaad. Ze weigeren te accepteren, blijven het ene idee na het andere sprokkelen om iets nieuws te ontwikkelen, blijven wakker.
Keizer leidt de lezer met een zorgvuldige opbouw in zijn bundels naar die eerste aanknopingspunten voor ontwikkeling in plaats van opsomming, voor transformatie in plaats van “enzovoort”. Misschien heeft de wereld, zoals in Onder normale omstandigheden stond, geen grote infectie nodig om te veranderen, maar gedurfde, onvoorwaardelijke aandacht.