Nederlandstalige klimaatfictie? Daarvoor is het wellicht wachten op de klimaatgeneratie
Klimaatproblematiek is een brandend actueel thema, maar blijkt nog ver te zoeken in de literatuur van de Lage Landen. Hoe komt dat? Zijn de Nederlandstalige romanschrijvers niet geïnteresseerd in het klimaat? Als je ervan uitgaat dat kunst de kracht heeft om mensen emotioneel te raken en hen te laten nadenken, zou zo’n Nederlandstalige klimaatroman toch bewustzijn kunnen creëren en actie kunnen teweegbrengen in de Lage Landen? We legden onze vraag voor aan twee literaire critici, Frank Hellemans van Knack.be en Dirk Leyman van De Morgen, die allebei ook voor Ons Erfdeel schrijven.
In de Angelsaksische wereld is climate fiction (cli-fi) een fenomeen. Talloze romans, dichtbundels en theaterstukken handelen reeds al dan niet expliciet over klimaatopwarming en de gevolgen die dat met zich meedraagt voor de mensheid. Bekende literaire werken zijn Margaret Atwoods MaddAddam-trilogie (2003-2013), Cormac McCarthy’s The Road (2006), Solar van Ian McEwan (2010), Jeanette Wintersons The Stone Gods (2007) en Kim Stanley Robinsons Science in the Capital-serie (2004-2007). En zopas verscheen The Wall (2019) van John Lanchester.
In de literatuur van de Lage Landen vind je daarentegen bitter weinig klimaatfictie terug. De bekendste voorbeelden zijn Lieke Marsmans Het tegenovergestelde van een mens (2017), Roderik Six’ Vloed (2012), dat zich afspeelt tegen de groteske achtergrond van een zinkende stad, en Tongkat. Een Verhalenbordeel (1999) van Peter Verhelst, dat zowel in binnen- als in buitenland een succes bleek. Voor andere uitgesproken voorbeelden van klimaatfictie moet je al dieper gaan graven in de literaire corpora.
Blik naar binnen
Hoe komt het dat die Nederlandstalige literatuur zich beduidend minder bezighoudt met de klimaatproblematiek dan de Angelsaksische? Als je ervan uitgaat dat kunst mensen emotioneel kan raken en doen nadenken, dan zou een Nederlandstalige klimaatroman toch bewustzijn kunnen creëren en actie teweegbrengen?
Misschien ligt het aan de algemene houding van de scheppende kunstenaar: in onze gebieden gaat die vaker introspectief te werk gaan dan de blik naar buiten te richten. Dirk Leyman, boekenjournalist bij De Morgen en ook schrijver voor Ons Erfdeel, stelt dat Vlaamse en Nederlandse auteurs wellicht toch vooral vertrekken vanuit een artistieke impuls. “Je gaat toch niet een roman schrijven en daarbij eerst vooraf gaan bepalen welke thema’s er per se aan bod moeten komen? Het creatieproces zit toch anders in elkaar. Je hoort veel schrijvers beweren dat ze intuïtief te werk gaan of dat ze vertrekken vanuit een anekdote of een gebeurtenis, iets dat hen lange tijd bezighoudt. En dat ze daarbij soms de actualiteit invlechten, akkoord. Maar wie wil er nu pamflettaire literatuur zitten schrijven? En wie lees dat graag? Het artistieke staat in fictie toch steeds voorop.”
Verschillende auteurs (denk aan Jeroen Olyslaegers en David Van Reybrouck) zijn wel degelijk actief in het maatschappelijke debat rond klimaatopwarming, maar houden dat eerder gescheiden van hun literaire bezigheden “of ze schrijven er in essayvorm en in opiniestukken over”, aldus Leyman.
Een auteur pikt dus zeker wel die thema’s op, maar gaat zijn literaire werken daarom niet meteen ideologisch inkleuren. Leyman ziet de auteur als iemand die, in plaats van een activistische rol op zich te nemen, juist vaak afstand neemt van de waan van alledag. “Jeroen Olyslaegers is erg betrokken rond de klimaatkwestie, hij schreef met Anuna de Wever en Kyra Gantois zelfs hun pamflet. Maar zou hij in een roman zomaar de activistische trom bespelen? Dat denk ik niet.”
Ver van ons bed
Misschien zullen tieners, die zo verbond-en zijn met deze problematiek, zich wenden tot literatuur
Volgens Frank Hellemans, literatuurcriticus voor Knack.be en Ons Erfdeel, viert in de Nederlandstalige romanliteratuur vandaag de familieroman hoogtij, met een voorkeur voor vader- en vooral moederromans. “Kortom, identitaire literatuur is blijkbaar aan de orde van de dag.” Hij haalt nog andere redenen aan waarom de Nederlandstalige schrijver zich in zijn werk zo weinig bezighoudt met het klimaatthema. Hij zegt dat de klimaatverandering voor ons nog altijd een ver-van-ons-bed-show is, in tegenstelling tot in vele andere delen van de wereld.
De gevolgen van klimaatverandering zijn wel te zien bij ons, maar niet in zo’n sterke mate dat de gemiddelde Vlaming en Nederlander zich al ernstige zorgen begint te maken. Daarom zal de Vlaamse of Nederlandse schrijver dat niet incorporeren. Een droge zomer zorgt er bijvoorbeeld nog niet voor dat we ons ongemakkelijk voelen bij ons destructieve gedrag en dat we dat drastisch gaan veranderen. Dat terwijl de stijging van het zeeniveau als gevolg van de klimaatopwarming sowieso een probleem wordt in de Lage Landen, waarvan een aanzienlijk deel zich onder de zeespiegel bevindt.
© Climate Central
Hellemans ziet het heil misschien wel komen van de tieners die al enkele maanden klimaatverandering op de maatschappelijke agenda zetten. Sinds de acties van de klimaatspijbelaars verschijnen er elke dag artikelen in de kranten over ons leefmilieu, allerhande acties die ondernomen worden en wat we kunnen doen als normale burger om onszelf een toekomst te garanderen. Omdat ze zich zo verbonden voelen met deze problematiek, zullen sommige van die tieners zich mogelijkerwijs wenden tot de literatuur om een krachtig signaal te geven. Maar er is volgens Hellemans echter wel nog een serieuze mentaliteitsverandering nodig als we de komende jaren meer klimaatfictie willen zien in de Lage Landen.
Het label klimaatfictie werkt nogal verengend, vindt Leyman
Dirk Leyman ziet wel al een aantal romans waar natuur en klimaat niet per se centre stage zijn, maar toch zeker terzijde aan bod komen wanneer je de gevolgen van globalisering ook in rekening brengt. Denk aan voorbeelden van romans zoals De ontelbaren (2005), waarin migratie centraal staat, en vooral De ommelanden (2019) van Elvis Peeters, over de spanning tussen stad en platteland, en de natuur die haar rechten opeist. Ook het werk van Joost Vandecasteele schetst soms apocalyptische toekomst- en doemfantasieën, met vooral de stad als decor.
Nog een hokje?
Leyman vraagt zich dan ook af of we de categorie climate fiction wel nodig hebben: we hebben al zo veel hokjes, moet daar echt nog eentje bij? Zal het klimaat dan niet eerder als thema opduiken in verschillende genres? Leyman geeft Lieke Marsmans Het tegenovergestelde van een mens als voorbeeld: die roman wordt bestempeld als klimaatroman, maar is zowel poëzie als proza en essayistiek tegelijkertijd. “Het is eigenlijk een ratjetoe van ideeën, vaak nog niet erg omlijnd. Een echt goed boek vond ik dat toch niet.” Hij vindt dat het label klimaatfictie nogal verengend werkt.
Als we beide literatuurcritici volgen, moeten we voor the real deal in klimaatfictie dus wachten op de jongere generaties die zich, veel meer dan volwassenen, betrokken voelen bij het probleem van de klimaatverandering. Omdat het zo’n belangrijk deel uitmaakt van hun leven en hun toekomst, wordt het misschien ook een natuurlijk onderdeel van hun artistieke creatie. Een klimaatroman zal dan kunnen voortkomen uit de impuls om iets moois te creëren en zal niet gekunsteld of pamflettair overkomen.
Onze collega’s van rekto:verso behandelden dit thema ook in het artikel “Klimaatfictie in de Lage Landen?”.